stra toch het een en ander wil zeggen. De zaak komt
pas in discussie, wanneer het advies van het college
in de raad komt.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
De kwestie van de roodlichtcamera is naar ik meen al
een keer ter sprake geweest in de commissie openba
re werken. Een advies terzake zal op een gegeven ogen
blik boven water moeten komen
De wijkraad heeft ons twee dingen gevraagd; één
ding hebben wij gedaan en het tweede ding zal aan de
orde komen bij het uit te brengen advies.
Het stuk wordt gesteld in handen van burgemeester
en wethouders om advies.
f. Brief d.d. 4 december 1976 van de heer J.H. Es-
meijer te Soesterberg met het verzoek een vergoeding
toe te kennen voor de door hem in het perceel Anth.
van Leeuwenhoeklaan 12 te Soesterberg aangebrachte
verbeteringen, met het voorstel te antwoorden overeen
komstig de ter inzage gelegde ontwerp-brief.
en:
q. Brief d.d. 7 maart 1977 van de heer J.H. Esmeijer
te Soesterberg over de kosten van verbetering van de
woning A. van Leeuwenhoeklaan 12, met voorstel
deze voor kennisgeving aan te nemen.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
zojuist de brief van de heer Esmeijer d.d. 7 maart jl.
gelezen. In die brief staan een paar dingen waarover
nog wel eens mag worden nagedacht en dat kan wel
licht in de commissie gebeuren. De behandeling van
deze zaak heeft geen haast, waarom ik voorstel om
dit punt aan te houden, opdat de zaak nog eens kan
worden besproken in de commissie openbare werken.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! De ontwerp-brief van het college is besproken in
de commissie openbare werken. Nadien ben ik nog
wat dieper in deze zaak gedoken. Mij is gebleken dat
er door vertegenwoordigers van de S.S.W. misschien
wel verwachtingen zijn gewekt bij de heer Esmeijer
over een eventueel te ontvangen vergoeding. Is het
mogelijk dat de heer Esmeijer een gesprek krijgt met
de leden van de commissie openbare werken? Dat
lijkt mij een zeer reële zaak, want daardoor zullen
wij misschien veel gemakkelijker tot een standpunt
bepaling kunnen komen dan wanneer wij over en
weer brieven blijven schrijven.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! In het on
derhavige geval doet zich het merkwaardige feit voor
dat er reeds een reactie is op een brief van het ge
meentebestuur die nog niet is verstuurd. Daaruit
blijkt dat wij beter eerst hadden kunnen praten met
de heer Esmeijer.
Het is maar goed dat de ontwerp-brief in het open
baar in de commissie openbare werken is behandeld.
Daardoor is de inhoud van die brief in de krant geko
men. Het gevolg daarvan was dat de heer Esmeijer
heeft kunnen reageren voordat de raadsvergadering
zou plaats vinden.
Ik stel voor om, voordat de brief van het gemeente
bestuur wordt verzonden, eerst een gesprek met de
heer Esmeijer te arrangeren.
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik
ben een zelfde opvatting toegedaan.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik
acht aanhouding niet zo direct noodzakelijk, maar ik
heb er ook geen bezwaar tegen.
De heer Esmeijer zegt in zijn brief van 7 maart jl.,
dat hij wel eens met de wethouder wil spreken. Ik
houd iedere woensdagmiddag spreekuur en iedere
eerste dinsdag van de maand heb ik spreekuur in
Soesterberg. Die spreekuren worden steeds gepubli
ceerd in de pers.
Er staan niet veel nieuwe dingen in de laatste brief
van de heer Esmeijer. De hele zaak is eigenlijk geba
seerd op een brief van 30 mei 1975 van het college
aan de heer Esmeijer. In die brief schrijft het college
naar aanleiding van de vraag van de heer Esmeijer om
een vergoeding voor aangebrachte verbeteringen on
der meer:
„Indien door een huurder bepaalde verbeteringen
worden aangebracht in het door hem bewoonde
perceel wordt normaliter bij het verlaten van de wo
ning aan de oude huurder geen bijdrage verstrekt in
de gemaakte kosten.
Wel staat het u natuurlijk vrij om met de nieuwe
huurder een overeenkomst te treffen betreffende
het „overnemen" van door u aangebrachte verbete
ringen."
Dat laatste heeft de heer Esmeijer niet voor elkaar
kunnen krijgen met de nieuwe huurder, maar dat
kunnen wij natuurlijk ook niet helpen.
Voorts schrijft het college in deze brief van 30 mei
1975:
„Aansluitend op het bovenstaande delen wij u mede
dat door ons een verbeteringsplan is opgesteld ten be
hoeve van het woningbezit van de gemeente Soest,
ook voor het complex waartoe de door u bewoonde
woning behoort. De uitvoering van dit plan zal in
nauw overleg en samenspraak met de bewoners ge
schieden".
Dat is gebeurd. De heer Esmeijer heeft gezegd ak
koord te gaan met het verbeteringsplan, maar er wa
ren nogal wat bewoners die niet akkoord gingen,
waardoor er tot op dit moment niets is terechtgeko
men van een renovatieplan.
Het college besluit zijn brief van 30 mei 1975 als
volgt:
„Indien u op het moment dat wij met de bewoners
zijn overeengekomen, welke verbeteringen zullen
worden aangebracht, nog woonachtig bent op het
huidige adres, zal nader worden bekeken of u een
vergoeding zal kunnen worden toegekend voor de
door u aangebrachte verbeteringen. De voorwaarde
is echter dat deze verbeteringen opgenomen dienen
te zijn in het verbeteringsplan dat is opgesteld in
overleg met de bewoners."
Er is druk gewerkt aan een verbeteringsplan, maar er
is helaas geen overeenstemming bereikt. Ik geloof dan
ook niet dat er veel aan de zaak zal veranderen, wan
neer wij met de heer Esmeijer gaan praten. Ik heb
echter geen bezwaar tegen een gesprek met de heer
Esmeijer.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Er is een inspectierapport van de S.S.W. en daar
in wordt een bedrag van f. 2.200,— genoemd. Ik
meen dat, wanneer het verbeteringsplan alsnog rond
komt, de heer Esmeijer alsnog recht heeft op dat be
drag, ook al woont hij niet meer in het pand Anth.
van Leeuwenhoeklaan 12. De aanspraken op dat be
drag komen mijns inziens niet te vervallen, omdat de
heer Esmeijer niet meer in dat pand woont. Waarom
heeft de S.S.W. anders wat laten tekenen door de
heer Esmeijer? Daardoor zijn verwachtingen gewekt.