lokale ziekenhuis is een wijziging van de functie van het kleine ziekenhuis in Soest best op z'n plaats. Ik wijs hierbij op hetgeen bijvoorbeeld in Bilthoven heeft plaatsgevonden, waar het ziekenhuis Berg en Bos zelfs de naam heeft veranderd in stichting medisch centrum Berg en Bos en een zeer duidelijke functie voor de eerstelijns gezondheidszorg heeft. Ik neem dus aan dat alle werkers in de instellingen globaal hetzelfde doel nastreven, maar van een ge structureerde vorm van samenwerking als middel is nog geen sprake, hoewel volgens het jaarverslag van de stichting maatschappelijke dienstverlening in een aantal gevallen wél sprake is van samenwerking. Waarom nu deze uitweiding? Welnu, omdat in de toe komst de gemeenteraad te maken zal krijgen met de uitvoering van een wet voorzieningen gezondheids zorg. Hoe die wet er uiteindelijk uit zal zien, is nog niet bekend, zeker nu niet, maai de regionalisatiege dachte die ook al in de structuurnota werd uitgedra gen, heeft in ieder geval wel wortel geschoten. Een lo gisch sluitstuk van dat gedecentraliseerde beleid lijkt de regionale financiering van de gezondheidszorg. Hiermee krijgen de besturen een beleidsinstrument in handen waarmee samenwerking kan worden afgedwon gen tussen die categorieën van zorg die nog niet tot vrijwillige samenwerking hebben besloten. Onzes in ziens lijkt overigens een echt gedwóngen samenwer king gedoemd tot mislukken en daarom dring ik erop aan dat in deze gemeente - en ook daarbuiten in Eem- landverband - gedacht wordt aan het komen tot samen werkingsverbanden binnen de regio en op lokaal vlak. Het is ondenkbaar dat op regionaal en lokaal niveau tot budgetfinanciering kan worden overgegaan als niet in onderling overleg besloten kan worden welke sec toren van zorg op welke wijze financiële prioriteiten kunnen claimen die noodzakelijkerwijze de financiële ruimte van andere sectoren zal inperken. Voorlopig zullen wij het moeten doen met het gebrek kig financieringssysteem waarmee nu vaak op ad hoc- basis noodzakelijke voorzieningen bekostigd kunnen worden, zoals het project van de kleutertandverzor- ging in Soesterberg. Het is eigenlijk beschamend, maar wel tekenend voor het vigerende systeem, dat tand heelkundige hulp aan jeugdigen niet kan worden ver leend krachtens een verstrekkingenbesluit van de zie kenfondswet. Ook hier geldt weer dat het inzicht is gerijpt dat optimale tandheelkundige zorg voor een groot deel van het pakket bestaat uit tandheelkundige gezondheidsvoorlichting en -opvoeding, gericht op het gehele gezin. Een ontwikkeling die niet tot realisatie gebracht kan worden doordat de financiering niet is geregeld. Helaas hebben de schooltandverzorgings- diensten ook onvoldoende slagvaardig gereageerd en is de focus van zorg gericht gebleven op het schoolkind dat onvoldoende gemotiveerd, niet gesaneerd en met gemiddeld acht carieuze elementen in het blijvende gebit zijn entree in het curatief gerichte pakket van de diensten doet. Nergens zijn de bakens verzet in die zin, dat de zorg voor het schoolgaande kind aan de gezins tandarts wordt overgelaten en dat de specifieke des kundigheden van de schooltandheelkundige diensten geconcentreerd worden op voorlichting aan het gezin van de zuigeling en de behandeling van peuter en kleu ter. Daar waar het particulier initiatief tekort schiet in de uitvoering van noodzakelijke taken, moet de overheid ingrijpen. Het resultaat hiervan ligt vast in een advies van de centrale raad voor de volksgezondheid om te komen tot regionale jeugdtandverzorgingsdiensten. Het project te Soesterberg kan onzes inziens met zorg vuldige begeleiding de nucleus vormen van zo'n regio nale dienst. Wel dient dan reeds nu binnen het structu rele kader van een D.G.D. aansluiting te worden ge zocht met de openbare gezondheidszorg. Wat betreft de financiering is het verheugend te kun nen constateren dat de particuliere ziektekostenver zekeraars, verenigd in het K.L.O.Z. (althans voor zo'n 80% van de particuliere ziektekostenverzekeraars), met ingang van 1 januari 1978 voornemens zijn een bijdrage te leveren in de kosten van de georganiseerde jeugdtandverzorging voor vrijwillig verzekerden. De ziekenfondsen zullen dat niet op zich laten zitten en zullen binnenkort wel met voorstellen komen om hun bijdrage in de schooltandverzorging te verhogen van 75% nu tot 100% - of iets minder, naar ik hoop - en ook uit te breiden naar de categorie jeugdigen van 0 tot 5 jaar die nu gewoon buiten de boot vallen. Tot die tijd zullen wij door gerichte subsidiëring de gestarte ontwikkeling moeten steunen en er trots op zijn dat in Soesterberg dit initiatief kans van slagen lijkt te hebben. Hetgeen in de nota van aanbieding wordt gezegd over de gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (G.V.O.) kunnen wij in grote lijnen onderschrijven. In de nota „Uitgangspunten, suggesties en vragen" van de com missie nationaal plan G.V.O. wordt wel in grote lijnen het beleidskarakter voor de toekomst weergegeven. Deze nota is nu nog het middelpunt van discussie, maar de aanzetten zijn al gegeven. Voor de provincie Utrecht zal dit inhouden dat gestreefd moet worden naar een vertaling van dit beleid naar regionale di mensies. Het zal onzes inziens nog wel een generatie duren alvorens er sprake kan zijn van een sluitend net werk van G.V.O.-activiteiten en nog langer voordat een effectevaluatie zal leren of alle moeite en geld niet voor niets zijn geweest. Wij juichen initiatieven toe die op kleine schaal voor een beperkte overzichtelijke doelgroep G.V.O.-acti viteiten zullen ontplooien, maar wijzen pertinent ambitieuze en grootschalige experimenten af, tenzij begeleid en gestuurd vanuit regionale of nationale organen en passend in een algemeen kader. De G.V.O. op scholen kan onzes inziens pas goed op gang komen wanneer de wet op het basisonderwijs - de nieuwe wet dus - van kracht wordt. Wij willen er echter in dit kader nog op wijzen dat G.V.O. méér is dan alleen het verstrekken van informatie over bij voorbeeld ziekteverschijnselen of functies van orga nen van het menselijk lichaam of het massad versprei den van folders, affiches e.d. Het aangrijpingspunt van de G.V.O. ligt niet direct bij stoornis of ziekte, maar juist bij het gedrag van individuen, groepen, organisa ties en andere maatschappelijke instituties. Het is jammer dat het onderzoek naar het voorkomen van risico-indicatoren die predisponeren voor het op treden van hart- en vaatziekten, door het college op dit ogenblik weinig zinvol wordt geacht. Wij nemen aan dat dit wordt veroorzaakt door het ontbreken van een organisatie die de verwerking van de onderzoeks resultaten en de follow up, naast de interventie-advi- sering en de controle in samenwerking met de huis artsen kan verzorgen. Zoals met alle bevolkingsonder zoeken is zo'n organisatie nodig voor het welslagen van het project en zeker voor een complex onderzoek als het hart- en vaatziektenonderzoek. In de toekomst zal

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 454