een lid wordt van een medezeggenschapscommissie.
In het georganiseerd overleg krijgen wij zoiets niet voor
elkaar, maar wellicht kan het wel in een medezeggen
schapscommissie.
De heer DE WILDE: Er is een vergelijking gemaakt
met de ondernemingsraden, maar men moet zich wel
realiseren dat het voor de vakbonden veel gemakkelij
ker is om kandidaten te stellen voor de onderne
mingsraad dan het is voor ongeorganiseerden. Een vak
bond kan nl. zonder meer een lid van de bond kandi
daat stellen, terwijl een ongeorganiseerde pas kandidaat
kan worden gesteld als 30 ongeorganiseerden die kan
didatuur ondersteunen. Naar analogie zou men kunnen
zoeken naar een regeling, waarbij de vakbonden ge
woon kandidaten kunnen stellen en ook een ongeorga
niseerde kandidaat kan zijn, mits zijn kandidatuur
wordt ondersteund door een bepaald aantal ongeorga
niseerden.
Wethouder HOEKSTRA: Er zijn inderdaad drie moge
lijkheden die ik heb aangegeven, waarbij ook de nu
door de heer De Wilde genoemde mogelijkheid zit. In
de verschillende voorstellen hierover wordt voor dat
„bepaald aantal ongeorganiseerden" steeds de letter
x gebruikt. Dat moet in gemeentelijk verband verder
worden ingevuld, ook naar gelang van het aantal perso
neelsleden van die gemeente.
Wat de commissie georganiseerd overleg betreft, is het
de laatste tijd gebruikelijk om steeds ook met de
plaatsvervangende leden te vergaderen, zodat dan met
vier raadsleden wordt vergaderd onder voorzitterschap
van de portefeuillehouder. Wanneer het georganiseerd
overleg zelf vergadert, gaan daar alleen de twee leden
naar toe die daarvoor officieel zijn aangewezen. Zoals
wij nu werken met de commissie georganiseerd overleg,
loopt het toch niet slecht, naar ik meen. Als wij zou
den komen tot een commissie personeelszaken zoals
de heer Verheus heeft bepleit, zullen wij toch ook niet
tot meer dan vier raadsleden komen in die commissie,
met dan nog de portefeuillehouder.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Mijn vraag of de afdeling personeelsza
ken wel voldoende is bemand, had speciaal betrekking
op dat deel van de afdeling personeelszaken dat zich
niet direct bezighoudt met het financieel-administra-
tieve werk, maar meer met het voorbereidende werk,
het ontwikkelen van een introductiepakket, het bege
leiden van het personeel bij zijn loopbaan en dergelij
ke zaken.
De wethouder is helaas niet ingegaan op mijn opmer
kingen over loopbaanbegeleiding. Voor zover mij be
kend is,zijn de doeleinden voor die begeleiding nog
niet door het college vastgelegd en hierover moet nu
toch een uitspraak komen. Ik kan mij voorstellen dat
hierover nader overleg plaatsvindt in het zogenaamde
vooroverleg van het georganiseerd overleg.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Dat
laatste wil ik graag toezeggen. Het gaat hier ook om
een zaak die tot nu toe is blijven liggen. Vanaf januari
a.s. wil ik graag in dit zogenaamde vooroverleg dit
soort zaken die er nog liggen, bespreken, zonder dat
wij aan de hand van een precieze agenda behoeven te
vergaderen.
De heer DE WILDE: Wellicht wil u dan ook nog na
gaan of het niet goed zou zijn om dit, mede met het
oog op de nieuwe raad die in 1978 aantreedt, te formali
seren door een echte commissie van bijstand voor het
sociaal beleid in het leven te roepen, althans een com
missie van bijstand voor het personeelsbeleid. Ik begrijp
dat u die kant toch al uitgaat, in informele zin en als
dit goed bevalt, zou dit toch voor de nieuwe zittingspe
riode misschien kunnen worden geformaliseerd. Wij
hebben al enkele jaren gepleit voor een commissie
voor personeelsbeleid en wij hebben dat tot nu toe niet
voor elkaar gekregen, maar wij ondervinden nu steun
vanuit de C.D.A.-fractie, waarmee wij bijzonder blij
zijn. Wij willen dan ook nu graag boter bij de vis heb
ben, in die zin dat een en ander wordt geformaliseerd.
Men moet dit niet verengen tot alleen een voorberei
ding voor het georganiseerd overleg. Natuurlijk hebben
zaken als functiebeoordeling, functieclassificatie enz.
raakvlakken met het georganiseerd overleg, maar het
gaat daarbij ook om het bepalen van de positie van de
werkgever - de gemeente - ten opzichte van de werk
nemers, in samenspraak met een vertegenwoordiging
van de gemeenteraad.
Mijn vraag is dus of het college, als het overleg goed
loopt, nog eens wil nagaan of het goed zou zijn om tot
een echte commissie van bijstand voor personeelsbeleid
te komen. Het college moet nl. zelf bepalen of er een
commissie van bijstand moet komen; dat ligt niet aan
ons, aan de gemeenteraad.
Wethouder HOEKSTRA: Ik zal dit punt graag nader
in de overwegingen betrekken.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! Op het arbeidsbureau in Amersfoort is een zoge
naamde vacaturebank aanwezig. Mij is verteld dat
daar nooit de vacatures van de gemeente Soest wor
den gemeld. Is dat juist of is dat een verkeerde inlich
ting?
De VOORZITTER: Dat is inderdaad een verkeerde
inlichting, want wij krijgen ook sollicitatiebrieven
waarin wordt gemeld dat de sollicitatie geschiedt naar
aanleiding van de bij de vacaturebank aangemelde va
cature.
Ruimtelijke ordening.
De heer LANGE: Mevrouwde voorzitter! Het plano
logisch beleid dat wij de afgelopen jaren hebben ge
voerd heeft de gemoederen in Soest danig in beroering
gebracht. Dat is ook terecht, want wij hebben uitge
voerd wat wij bij de behandeling van de raamstructuur
aankondigden te zullen uitvoeren, nl. het formuleren
van beleidsintenties op middellange termijn. Een no
vum voor de ruimtelijke ontwikkeling in Soest, echter
wel iets waaraan reeds geruime tijd behoefte bestond.
Wildgroei, zich uitend in ad hoc-bestemmingsplannen,
kan hierdoor worden tegengegaan. De bevolking weet
nu, in ieder geval in grote lijnen, hoe wij Soest denken
te ontwikkelen tot een harmonieus uitgebalanceerd
woongebied, een synthese van stedelijke en landelijke
karakteristieken, met een regionaal afgestemd voorzie
ningenpakket, passend voor de vierde gemeente van
de provincie. Dat laatste realiseren zich maar weinigen;
Soest is qua bevolkingsomvang de vierde gemeente in
de provincie en waarschijnlijk ook door een aantal his
torisch bepaalde stedebouwkundige en landschappe
lijke kenmerken één van de moeilijkste tot een even
wichtige afronding te vervolmaken dorpen in de pro
vincie.
Wij hebben gemeend in staat te zijn de maximale om
vang van de stedelijke bebouwing te bepalen. Wij heb
ben hiermee aangegeven wat het maximale aantal wo
ningen in de toekomst kan bedragen, waarover beschikt
401