moet doorzetten, omdat anderen blijkbaar meer inlich tingen over deze zaak hebben dan ik. Op de een of an dere wijze voel ik dat ik mij op glibberig terrein be geef en daarom wil ik liever maar niet meer over deze zaak praten. Ik wil echter wel weten hoe het afloopt. Het zou mij wat te ver gaan wanneer ik, na aanne ming van dit voorstel, nooit meer iets over deze zaak zou horen. De VOORZITTER: Ik geloof dat het helemaal niet moeilijk is om in de commissie openbare werken of in de commissie ruimtelijke ordening (of in alle twee) mede te delen, dat wij een gesprek hebben gehad en wat de uitkomst is van dat gesprek. U hoort nog van ons. Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. 232 Voorstel tot het nemen van een beslissing op een door mr. A.W. van Odijk te Utrecht ingesteld beroep tegen de weigering van een bouwvergunning. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. 233 Voorstel tot het nemen van een beslissing op een door Brandsma Glas en Verf B.V. ingesteld beroep tegen de aanhouding van een bouwvergunning. De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! Namens de commissie voor de beroepschriften wil ik er nog eens op wijzen, dat het voorstel van de commissie tegen gesteld is aan het voorstel van het college. De firma Brandsma heeft op 1 juli 1971 op bladzijde 3 van een vragenformulier een mededeling geplaatst die daar formeel niet thuishoorde. Medegedeeld werd dat de rest van de ruimte van het pand Soesterberg- sestraat 52 voortaan zou worden gebruikt als kantoor (voordien was die rest als woonruimte in gebruik). De firma Brandsma heeft geen antwoord op haar me dedeling gekregen. Door deze gang van zaken had de firma Brandsma vanaf 1 juli 1971 aan de Soesterberg- sestraat 52 een pand dat kon worden bestempeld als winkel, omdat het woonruimtegedeelte nu kantoor was en omdat het wel meer voorkomt bij winkels, dat zich in het pand een stukje kantoor bevindt (in dit geval 25% a 30% van de totale ruimte). Nu vraagt de firma Brandsma de kantoorruimte bij de winkel te mogen trekken. Het gehele pand heeft maar één toegang (de toegang van de winkel) naar de openbare weg (aan de achter kant is wel een poortje). In de Woonruimtewet wordt gesteld dat in gemeenten waartoe ook de gemeente Soest behoort (niet geliberaliseerde gemeenten) niet kan worden teruggevorderd de woonruimte die wordt ingenomen voor bedrijfsdoeleinden, vermits er maar één toegang is in het gehele pand. In dat geval wordt het gehele pand als een economische eenheid be schouwd. De woonruimte houdt op woning te zijn en is bedrijfsbestemming geworden. Daardoor is er sprake van een winkel-kantoor, maar men kan ook van win kel spreken. Het college zegt in zijn verweer dat de commissie voor de beroepschriften niet heeft gezegd waarom zij vindt dat de woonruimte ophoudt woon ruimte te zijn. Dat is dus een gevolg van het gestelde in de Woonruimtewet, want in die wet staat dat, wan neer de woonruimte wordt ingenomen in een situatie zoals zojuist geschetst, niet kan worden teruggevor derd. Vandaar dat wij stellen: Wij spreken in het oude bestemmingsplan over een winkel. In de huidige situatie gebruiken wij het overgangsrecht op weg naar het nieuwe bestemmingsplan en dan mag een winkel winkel blijven. Het nieuwe bestemmingsplan lag in 1972 ter visie. Aan toonbaar - niet alleen door de invulling van het vragen formulier, maar ook door het niet protesteren tegen het ter visie gelegde nieuwe bestemmingsplan - is, dat de firma Brandsma te goeder trouw was. De firma Brandsma heeft naar aanleiding van het nieuwe be stemmingsplan niet gereageerd, omdat zij erop ver trouwde, dat de winkel winkel zou kunnen blijven en dat er gewoon met de zaak zou kunnen worden ver dergegaan. Het college meent dat het overgangsrecht niet mag worden gehanteerd, omdat het terrein ingevolge het nieuwe bestemmingsplan de bestemming eengezins huizen, categorie EB zal hebben. De commissie voor de beroepschriften zegt daarentegen: Het was een winkel en het blijft een winkel. Het pand blijft in bezit van dezelfde eigenaar en er is dan ook geen spra ke van strijd met het overgangsrecht. De VOORZITTER: Dames en heren! De raad is in middels ook in het bezit gesteld van de reactie van het college op het voorstel van de commissie voor de beroepschriften. De heer Menne heeft inmiddels nog een verduidelijking gegeven van het standpunt van de commissie voor de beroepschriften. Het college heeft als weigeringsgrond aangevoerd dat er sprake is van winkel-woonhuis. In onze reactie hebben wij naar ik meen duidelijk aangetoond dat er, wanneer je niet akkoord gaat met de stelling dat er sprake is van een winkel-woonhuis, kan worden ge sproken van een winkel-kantoor. Door van winkel kantoor totaal winkel te maken wordt de afwijking vergroot. In onze reactie hebben wij de definitie van een winkel-woonhuis vermeld. In dit verband voert de commissie voor de beroepschriften aan, dat zo'n pand volgens de Woonruimtewet twee ingangen dient te hebben, maar dat is voor een winkel-woonhuis he lemaal niet nodig, want in het bestemmingsplan (ar tikel 1) staat duidelijk wat een winkel-woonhuis is. Bovendien staat in artikel 38 van de bestemmings voorschriften het volgende: „dat het gebruik van gronden en opstallen, welke tij dens de tervisielegging van het plan plaats vindt in strijd met de bestemming, mag worden voortgezet maar niet mag worden gewijzigd, anders dan dienende tot het in overeenstemming of meer in overeenstemming brengen met de desbetreffende bestemming." Wanneer je de door de commissie voor de beroep schriften aangehangen theorie volgt, wordt alleen het tot stand komen van gebouwen, wegen etc. geregeld en niet het gebruik. Dat zou betekenen, dat je, wan neer er niet verbouwd behoeft te worden, ieder bouw werk voor ieder doel kunt gebruiken. Dat zou toch wel een vreemde manier van ruimtelijke ordening zijn. Misschien denken wij allemaal wel dat het jammer is dat die bouwvergunning niet kan worden verleend, maar ik herinner eraan dat het bestemmingsplan Soest-Zuid in september 1972 in de raad is behan deld. Het bestemmingsplan is nog voorbereid door het stedebouwkundig bureau dat wij toen hadden. Ik meen dat er toen ook al altijd heel bewust werd ge sproken over concentratie van winkels. Daarom is aan bepaalde panden met een winkel-woonbestemming een totale woonbestemming gegeven, waarbij natuur lijk het overgangsrecht van toepassing was. Het colle ge heeft, wanneer nu wordt gezegd dat de bepalingen van dat bestemmingsplan overboord moeten worden gegooid, het gevoel, dat er dan vreemde dingen kun-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 487