De heer DE WILDE: Het is geschreven door mejuf frouw Burgerman. De heer VISSER: Dat zegt u nu pas. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Het lag in de map bij de raadsstukken. De heer VISSER: Ja, maar het staat niet op de agen da. Wanneer wij hadden geweten dat het verslag on derwerp van bespreking was geweest, hadden wij ons erop kunnen voorbereiden. De heer DE WILDE: Het verslag houdt rechtstreeks verband De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter, u zit wel met uw hoofd te schudden, maar wanneer u daarmede bedoelt dat ik iets verkeerds zeg, moet u het maar zeggen. De VOORZITTER: U zegt inderdaad iets verkeerds. Er is een aantal stukken aan de orde. In de eerste plaats de brief van de omwonenden van 22 februari jl. In de tweede plaats de korte brief van de omwo nenden d.d. 17 februari jl. aan de commissie ruimte lijke ordening. Daarbij was gevoegd de uitslag van de enquete en het verslag van de vergadering van 14 fe bruari jl. De heer VISSER: U noemt nu een heleboel stukken op, maar uit de agenda blijkt niet, dat al die stukken ter discussie staan. De VOORZITTER: Er heeft een map met stukken ter inzage gelegen en de in die map aanwezige stukken staan ter discussie. U bent lang genoeg raadslid om dat langzamerhand te weten. De heer DE WILDE: Dat een en ander de heer Visser niet erg te pas kwam is een tweede, maar die stukken lagen er wel. De heer VISSER: Ik lees alles, maar ik vind het on juist dat dat verslag thans ter sprake is gebracht. De aanval op die mensen vind ik eveneens onjuist. Ik ben echter gaarne bereid om te bemiddelen, opdat er een nieuw gesprek kan worden gearrangeerd. Wat lacht u nü, mevrouw de voorzitter? De VOORZITTER: Ik lach wanneer het mij uitkomt. Gaat u rustig verder. De heer VISSER: Dan is het goed. Ik ben gaarne be reid om te bemiddelen, opdat er een nieuw gesprek zal plaats vinden tussen de omwonenden en de commis sie ruimtelijke ordening. Daarbij wil ik ook graag als gespreksleider optreden, zodat al die misverstanden uit de weg kunnen worden geruimd. Ik krijg langzamer hand het gevoel dat de zaak muurvast zit of De heer DE WILDE: Er is helemaal geen kwestie van misverstand. De heer VISSER: zoals de heer De Wilde zegt: Het gesprek met de omwonenden is volkomen afge sneden. Zei de heer De Wilde weer wat? De heer DE WILDE: Ja. U bent op de demagogische toer bezig. De heer VISSER: Neen, mijnheer De Wilde, dat was u net! De heer DE WILDE: U bent op de demagogische toer bezig, want u weet donders goed waarover u het hebt. De heer VISSER: Ik weet donders goed waarover ik het heb; dat is inderdaad duidelijk. De heer DE WILDE: U hebt een zodanige zwart-wit- voorstelling van deze zaak, dat u geen nuances meer kent. De heer VISSER: Ik geef geen zwart-wit-voorstelling van deze zaak en ik zal ook vertellen waarom de brief schrijvers zo geïrriteerd zijn. De heer Lange heeft in de commissie ruimtelijke ordening gezegd, dat hij wel wil praten met die mensen, maar de artikel 19-proce- dure gaat door. Ik kan mij voorstellen dat die mensen zich dan afvragen wat praten nog voor zin heeft. Dan krijg je een toestand zoals die zich nu manifesteert. De heer LANGE: Ik heb alleen maar tegen iedereen die het wilde horen gezegd: Laten wij nu in Godsnaam de zaak rechtzetten en de mensen geen valse hoop geven; wat mij betreft gaat, zodra er een bouwaanvraag bin nenkomt, de artikel 19-procedure door. De heer VISSER: U wilt dus wel praten, maar de zaak gaat door! De heer VAN POPPELEN: Weer een verdraaid ant woord van de heer Visser! De heer LANGE: Wanneer wij gaan praten met een delegatie van omwonenden (liefst met alle omwonen den), willen wij alleen maar praten om te kijken of de meningen die zo lijnrecht tegenover elkaar schijnen te staan De heer VISSER: Niet schijnen te staan, want die meningen staan lijnrecht tegenover elkaar. De heer LANGE: tot elkaar zijn te brengen. De VOORZITTER: Ik wil voorstellen dat wij nu ver der de heer Visser De heer VISSER: Neen, mevrouw de voorzitter, de heer De Wilde is een kwartier aan het woord geweest en ik ben pas vijf minuten bezig. Ik ben bijna klaar. De VOORZITTER: Ik wilde u helemaal niet vertel len dat u moest ophouden. Ik wilde de raad alleen voorstellen om de heer Visser thans ongestoord te laten uitpraten, omdat het anders zo lang gaat duren. De heer VISSER: Dan is het goed. Mevrouw de voorzitter. De heer De Wilde heeft voor gesteld om het antwoord uitvoeriger, duidelijker en meer to the point te doen zijn. Ook ik vind het con cept-antwoord veel te summier. De schijn wordt ge wekt dat het college de gestelde vragen met korte antwoorden wil afdoen. Uit dat concept-antwoord blijkt mijns inziens, dat burgemeester en wethouders een beetje met de brief van 22 februari jl. van me vrouw Stevens en mejuffrouw Burgerman in hun maag zitten. Ik meen dan ook dat de amendementen van de heer De Wilde uitvoerig moeten worden bekeken. Ik ben erg benieuwd naar die amendementen. Ik zou graag zien dat die amendementen thans kunnen wor den bekeken. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik onderschrijf hetgeen de heren Lange en De Wilde heb ben gezegd over de briefwisseling en de persoonlijke aanval die in brieven van de omwonenden wordt ge daan op de burgemeester. De burgemeester draagt bij het te voeren beleid niet alleen de verantwoording, maar de gemeenteraad. De burgemeester kan niet al leen beslissingen nemen, want de beslissingen worden genomen door de raad. Uit die brieven - en soms ook uit andere brieven - zou men de indruk kunnen krijgen, dat één persoon de dienst uitmaakt in Soest, maar dat is gelukkig niet het geval, want de gemeenteraad staat nog altijd aan het hoofd van de gemeente. In de commissie ruimtelijke ordening hebben de com missieleden zich afgevraagd wat er moest gebeuren met de brief van 22 februari jl. van mevrouw Stevens en 48

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 49