Soes- arge- nmis- iest in- ve rn- st over liters ;asver- urge- i vraag luidt n zaken iw van e door r! De iets an- igen in- ge- n min jglijk len. Ik daan aan het gesprek met staatssecretaris Schaefer. Daarrla heeft het gemeentebestuur opdracht gekregen om met de verschillende ministeries een keer om de tafel te gaan zitten. Dat is half januari gebeurd, maar wij zijn met huiswerk naar huis gestuurd. Half februa ri heeft een afrondend gesprek plaats gevonden. Een week later hebben wij bericht gekregen van het mi nisterie van volksgezondheid en milieuhygiëne, dat er achter het casino nieuwbouw mag plaats vinden. Dat is bij wijze van incident en niet bij wijze van prece dent, want eigenlijk mag er niet worden gebouwd bo ven de 35 Kosten-eenheden. Op de plaats waar nu zal worden gebouwd is er sprake van 42 en 44 Kosten eenheden. Het is dan ook een unicum, dat er toch nog op die plaats mag worden gebouwd. Vandaar ook de geluidswerende maatregelen. Daarop is er een brief ge weest. De brief aan de geadresseerde is zoek geraakt, terwijl alle afschriften wel zijn terechtgekomen. Het is begrijpelijk dat men een beetje ongerust is gewor den. Met de voorzitter van de wijkraad is nu afgespro ken, dat er volgende week donderdag een kleine bij eenkomst zal plaats vinden met de bewoners van Ons Belang. Bij dat gesprek zullen ook een paar mensen van ons aanwezig zijn. Dan zullen wij, voor zover mo gelijk, opening van zaken geven. Ik vrees alleen dat wij niet erg veel meer kunnen vertellen dan thans, maar misschien wel iets gedetailleerder. De VOORZITTER verklaart het vragenhalfuurtje voor geëindigd. 36 Voorstel tot het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 1 van de „Zoneverordening Hinderwet": a. ten behoeve van een agrarisch bedrijf, gevestigd aan de Lange Brinkweg 1 te Soest. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde lijke stemming aangenomen. b. ten behoeve van een inrichting tot het mengen en opslaan van lakken in het perceel Dorresteinweg 71. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Bij de behandeling van dit voorstel in de commissie ruimtelijke ordening heb ik u gevraagd of het betrok ken bedrijf nog hinder veroorzaakt. De ambtenaren zeiden daarop unaniem, dat er geen hinder meer wordt veroorzaakt. Wij hebben dit gevraagd, omdat uit de notulen van de vergadering van 18 november 1976 blijkt, dat de heer Van Poppelen tijdens die vergade ring reeds stelde: „Het gaat erom te voorkomen dat deze firma ons weer op sleeptouw houdt; de ervaring heeft dat geleerd." Tot onze verbazing kwamen dan ook twintig tot dertig mensen tijdens de politieke C.D.A.-soos vertellen, dat er zeer ernstige klachten zijn. Het zal duidelijk zijn dat de leden van mijn fractie geen bestrijders van de in dustrie zijn. Integendeel. Wij stellen hoge prijs op de ondernemingsgewijze productie, want onze welvaart - en daarmede ons welzijn - hangt daarvan af. Kritische geluiden in de maatschappij over industrieën zijn on- zes inziens veelal een gevolg van onverantwoordelijk gedrag van een kleine minderheid. Wanneer wij het hinderwetdossier van de firma Lindner bekijken, moe ten wij constateren dat Lindner tot één van die onver antwoordelijke industrieën neigt te gaan behoren. Sinds 1970 zijn er klachten over Lindner. De firma doet beloften, maar zij blijft overlast veroorzaken in de vorm van stank. Weliswaar zijn er drie keer andere oorzaken, maar de stankoverlast blijft. Ook geluids overlast blijft aanwezig. Mij zou het schaamrood naar de kaken zijn gestegen, wanneer ik de heer Bos (de vertegenwoordiger van Lindner op de hinderwetzit ting van 30 november jl.) zou zijn geweest. Ik geloof dat wij er in dit geval niet onderuit kunnen vast te stellen, dat de hele ellende in verband kan wor den gebracht met het persoonlijk fatsoen van de di rectie van Lindner. Die directie heeft uitermate on zorgvuldig - ik mag wel zeggen Qji.bêhoorlijk - gehan deld. De directie heeft een ernstig gebrek aan maat schappelijke verantwoordelijkheid ten toon gespreid. Ondanks alle beloften zijn er nog steeds twee bron nen van overlast, nl. stank en geluid. Wij moeten ons daarbij niet verschuilen achter normen ten aanzien van de stank of de hoeveelheid decibels die op welke afstand dan ook al dan niet gevaarlijk voor het ge hoor zijn. Vaststaat dat de mensen veel hinder onder vinden van de stank en dat zij er misselijk van wor den, terwijl er ook mensen zijn die niet kunnen sla pen van het geluid. Wij menen dat aan al die ellende nu - en wel op korte termijn - een einde moet komen. Dat is niet mogelijk door het nemen van een aantal maatregelen uit de losse hand, zoals de heer Bos kennelijk meende tij dens de hinderwetzitting. Hij zei onder meer: „Wanneer wij mensen overlast bezorgen, wil ik daar voor onze excuses aanbieden. Wat betreft de stank overlast hebben wij geld vrijgemaakt om in 1977 hieraan een einde te maken." Vervolgens wordt er een verhaal verteld over filters. De heer Bos zegt dat hij van die filters helemaal niets weet. Tijdens een eerdere vergadering van de gemeenteraad is medegedeeld, dat de firma Lindner elektrostatische filters zal aanschaffen. Een week later beweert de heer Bos echter van die filters hele maal niets te weten. Tijdens die hinderwetzitting zegt hij echter ook: „De afdeling is nog niet zo oud, nl. van 1972" (je zult sinds 1972 in de stank zitten!„en er zal moge lijk een filter kunnen komen. Wij wachten echter eerst de door de gemeente te stellen normen af." Het gaat te ver om alle elkaar in het hinderwetdos sier tegensprekende zaken thans te citeren. Ik meen echter, dat er twee dingen dienen te gebeuren. In de eerste plaats zal het college - na overleg met Lindner - in de volgende raadsvergadering met een keihard plan moeten komen waaruit blijkt dat de firma Lind ner bereid is om op een bepaald tijdstip (op korte termijn) een einde te maken aan de thans aanwezige ernstige en ergerlijke situatie. Op die wijze zullen wij de zieke plek in ons lokale industriële apparaat kun nen genezen. (Ik druk mij expres wat krachtig uit). In de tweede plaats moet deze aanvraag om onthef fing van het bepaalde in artikel 1 van de Zoneveror dening Hinderwet mijns inziens worden aangehouden. Ik weet dat beide zaken in juridisch opzicht niet met elkaar hebben te maken, maar ik meen dat wij het, gezien de ellende waarmede de omwonenden worden geconfronteerd, niet kunnen maken om dit voorstel nu goed te keuren. Ik stel dan ook voor dit voorstel aan te houden. Daardoor zal de directie van de firma Lindner zich misschien bewust worden van haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het gevolg zal wellicht zijn dat zij tot overeenstemming komt met het comité uit die buurt. Dat comité bestaat uit bijzondet redelijke mensen. Zij zullen echt geen on zinnige dingen vragen aan de directie van Lindner. 51

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 52