boven tijdelijke bouw. In de tweede plaats meen ik dat op de langere termijn moet worden voorkomen, dat er leegstand ontstaat. Daarom dient een te ver wachten piek te worden opgevangen in tijdelijke bouw. In de derde plaats meen ik dat plannen voor defini tieve bouw in een zo vroeg mogelijk stadium moeten worden afgestemd op de behoefte op langere ter mijn. Wanneer je toch moet bouwen, kun je dat be ter eerder doen, omdat wij nu eenmaal uitgaan van het standpunt, dat definitieve bouw valt te prefere ren boven tijdelijke bouw. In de vierde plaats moet tijdelijke bouw op een zoda nig tijdstip plaats vinden, dat de vermoedelijke ge bruiksduur en de afschrijvingstermijn van tijdelijke gebouwen zoveel mogelijk parallel lopen. Dat is nodig in verband met de financiële consequenties. Op dit moment zijn wij in Overhees eerste fase in het bezit van twee k.b.o.-scholen (zestien lokalen). Op de langere termijn gezien (in de commissie heb ik herhaaldelijk over 1990 gesproken) zijn volgens de thans geldende prognoses nodig plus minus 22 a 23 lokalen, hetgeen overeenkomt met ongeveer drie k.b.o.-scholen. In 1990 zijn er derhalve leerlingen voor drie k.b.o.-scholen. Thans zijn er reeds twee k.b.o.-scholen. Volgens de laatste prognose voor 1990 is er voor de vier fases Overhees behoefte aan drie scholen. Dat houdt voor de komende dertien jaar in, dat er behoefte zal zijn aan nog één definitieve school. Het is gewenst dat deze derde school gereed komt ongeveer tegelijk met het gereedkomen van de tweede fase Overhees, want dan zal er een extra aan bod van leerlingen ontstaan en dat aanbod dient - zo als reeds opgemerkt - zo vroeg mogelijk te worden opgevangen in definitieve bouw, In de periode 1 augustus 1978-1 maart 1979 (de pe riode waarin de tweede fase Overhees gereedkomt) zijn er twaalf a dertien lokalen nodig. Per 1 augustus 1977 zijn maximaal vier lokalen nodig. (Door mij steeds gesteld en verdedigd). Dat betekent dat wij, wanneer per 1 augustus 1977 vier tijdelijke lokalen worden neergezet en wanneer tussen 1 augustus 1978 en 1 maart 1979 een volledige derde school met acht lokalen wordt gesticht, bij gereedkomen van de twee de fase Overhees kunnen beschikken over exact die twaalf lokalen waaraan op dat moment behoefte be staat. Met het eventueel verdwijnen van de Van der Hucht- school is rekening gehouden. Er zullen nl., wanneer de Van der Huchtschool mocht verdwijnen, per 1 augustus 1979 (een maand of drie a vier nadat de tweede fase gereed is) toch weer vier lokalen nodig zijn, zodat op dat moment de lokalen van de Van der Huchtschool kunnen worden gebruikt. Daarmede wordt ingespeeld op het eventueel verhuizen van de Van der Huchtschool, hetgeen op dit moment nog niet zeker is. Getracht moet worden per 1 augustus 1977 vier tij delijke lokalen te plaatsen. Verder moet ernaar wor den gestreefd dat in een zo vroeg mogelijk stadium (bij voorkeur per 1 augustus 1978) de definitieve derde school in gebruik kan worden genomen. Dan zullen wij op dat moment exact kunnen voldoen aan de op dat moment noodzakelijke behoefte aan loka len. Wij hebben kort geleden, mede dank zij de medewer king van Den Haag, het bewijs geleverd, dat er in korte tijd een nieuwe school kan worden gebouwd. Ik ben ervan overtuigd dat, wanneer in maart 1977 (dat wil zeggen op dit moment) tot de bouw van een der de school wordt besloten (dat is intern reeds gebeurd) en wanneer op dat moment wordt begonnen met de voorbereidingen, de derde school gereed kan zijn op 15 augustus 1978. Uit het vorenstaande zal het duidelijk zijn dat ik nog steeds meen dat er thans vier noodlokalen moeten komen. Aan de juistheid van dat standpunt heb ik geen enkel moment getwijfeld. De in de commissie gedane suggesties heb ik echter wel willen overwegen. Ik hoop de raad te hebben kunnen overtuigen van het feit dat er nu vier noodlokalen moeten komen en dat er tegelijk moet worden begonnen aan de bouw van een nieuwe school. Op die wijze zullen wij op 1 augustus 1978 kunnen beschikken over vier nood lokalen en acht lokalen van de nieuwe school. Het aantal lokalen zal dan precies voldoende zijn om de dan aanwezige leerlingen op te vangen. Bij het vorengestelde wil ik het laten. Ik weet dat ik een aantal vragen niet rechtstreeks heb beantwoord, maar ik hoop toch dat ik die vragen toch zo ongeveer heb beantwoord in het algemene deel van mijn betoog. De heer MENNE: Een punt van orde. Aan de leden van de onderwijscommissie is beloofd dat wij tussen de commissievergadering en de raadsvergadering zou den worden geihformeerd over de jaarlijkse exploi tatielasten van noodlokalen. Wij zouden in het bezit worden gesteld van een vergelijking tussen noodloka len en permanente bouw. De VOORZITTER: Ik wil toch liever eerst de twee de instantie afmaken. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! Ik ben tevreden, wanneer wet houder Plomp heeft bedoeld te zeggen, dat thans snel de procedure voor een derde school in werking zal worden gesteld. De vraag van mevrouw Korthuis over de Van der Huchtschool is nog niet beantwoord. Ook heb ik geen brieven over deze aangelegenheid bij de stukken gevonden. Uit de krant heb ik begrepen dat er spra ke is geweest van een briefwisseling. Ik betreur het, dat die brieven niet bij de stukken lagen, want die brieven hadden de onduidelijkheid met betrekking tot deze aangelegenheid kunnen wegnemen. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik moet toch wel een aantal kritische kanttekeningen plaat sen, want de gang van zaken bevredigt mij geenszins. De besluitvormingsvoorbereiding met betrekking tot deze zaak is slecht; zij rammelt aan alle kanten. In de vergadering van de onderwijscommissie is een aantal concrete vragen gesteld. Ik heb bijvoorbeeld gevraagd om cijfers op tafel te leggen, opdat de in- vesterings- en exploitatiekosten van noodlokalen en permanente lokalen met elkaar zouden kunnen wor den vergeleken. Ik meen dat die gegevens belangrijk zijn bij de keuze voor noodlokalen of permanente bouw. Ik sta op het standpunt dat permanente bouw beter is, maar bij de afweging dienen wij over concreet cijfermateriaal te beschikken. Dat materiaal heeft de wethouder vorige week toegezegd, maar ik heb het niet gevonden. De wethouder heeft bij de verdediging van zijn voor stel op dit moment andere cijfers gehanteerd dan m de voordracht genoemd. Hij heeft gezegd dat er op 58

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1977 | | pagina 59