d. Brief van de Bond van Kermisbedrijfhouders met het
verzoek toe te staan dat kermiszaken op zondagen na
13.00 uur geopend mogen zijn, met het voorstel de brief
te beantwoorden conform bijgaand concept.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Het is mis
schien toch verstandig om de hele kwestie van de kermis
nog eens in een commissie - ik weet niet welke; misschien
in alle commissies - te bespreken, omdat niet alleen de
kerken er op zondag last van hebben, zoals in de concept
antwoordbrief wordt gesuggereerd, hoewel de Bond van
Kermisbedrijfhouders duidelijk suggereert, dat de kermis-
bedrijven dan wel van plan zijn om de muziek af te zetten
en de microfoons uit te doen, maar ook de omwonenden
in de flats, vooral oudere mensen, mensen die als er ker
mis is, zelfs maar een paar dagen ergens anders gaan wo
nen, toch wel veel hinder van de kermisactiviteiten heb
ben. Dit wil niet zeggen, dat er in Soest geen behoefte
aan kermis is. De kermis zou echter moeten worden ge
houden op een terrein waar zo weinig mogelijk mensen er
last van hebben.
De vierde alinea van de concept-antwoordbrief luidt als
volgt:
„Hieruit leiden wij af dat er in de gemeente Soest geen
behoefte bestaat aan het houden van een kermis op
zondag."
Dit begrijp ik niet helemaal, omdat hetgeen ervóór staat
volgens mij hier helemaal geen bewijs voor is.
Ik heb de statuten van de, in 1973 opgerichte, Stichting
Coördinatie Kermissen Soest, die trouwens een heel
merkwaardige stichting is, nog eens even nagekeken. De
stichting heeft als doel het activeren en stimuleren van
de kermissen. De concept-antwoordbrief gaat dus hele
maal in tegen de doelstellingen van de stichting. Ik vind
dan ook dat wij een en ander toch nog maar eens moe
ten bespreken. Ik geloof dat de brief van 6 mei 1970
waarin het college bezwaren maakt tegen het houden van
kermissen op zondag, er toch nog een beetje in meespeelt.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! De Bond van
Kermisbedrijfhouders vraagt om openstelling op zondag
na 13.00 uur. De concept-antwoordbrief bestaat eigenlijk
uit twee delen. In het eerste deel wordt gezegd dat de
stichting die in Soest kermissen organiseert, er nooit om
heeft gevraagd en dat er dus wel geen behoefte aan zal
zijn. Hieruit leid ik een beetje af dat u vindt, dat de ver
keerde instantie zich tot de raad heeft gewend, dat niet
de Bond van Kermisbedrijfhouders, maar eventueel de
Stichting Coördinatie Kermissen Soest zich met een der
gelijk verzoek tot de raad had moeten richten. Dit kan
ik mij wel voorstellen, omdat de stichting een plaatselij
ke stichting is en natuurlijk het beste kan beoordelen of
er in Soest al dan niet behoefte is om op zondag kermis
te houden.
Met het tweede deel van de concept-antwoordbrief heb
ik wat moeite. Ik vind dat er ondanks de geluidshinder
waar uiteraard sprake van is, toch wel wat zit in de argu
mentatie die ik aantref in de brief van de Bond van Ker
misbedrijfhouders, nl. dat het voor velen op de vrije
zondag een goede en ontspannende zaak is om de kermis
te bezoeken. De bond suggereert ook een oplossing voor
het probleem ten aanzien van de kerkgang: tussen 17.00
en 19.00 uur geen of gedempt geluid. Dit lijkt mij een
goede suggestie.
Mijn mening komt erop neer dat wij de antwoordbrief
het beste zouden kunnen versturen nadat de laatste twee
alinea's eruit zijn geschrapt, waardoor de woorden „Hier
uit leiden wij af dat er in de gemeente Soest geen behoef
te bestaat aan het houden van een kermis op zondag" de
laatste alinea ervan zouden vormen. Dan zien wij wel of
de stichting te zijner tijd met een dergelijk verzoek komt
en argumenteert dat er wel behoefte aan bestaat, waarna
zou kunnen worden bezien of een dergelijk besluit kan
worden genomen.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ook wij heb
ben problemen met de concept-brief.
Ik heb bovendien wat vragen: Wat is eigenlijk de Bond
van Kermisbedrijfhouders? Is dit niet een vereniging
waarin de kermisexploitanten een stem hebben? En is
het dan niet zo dat als deze bond een verzoek richt tot
een gemeentebestuur, wij daaruit mogen afleiden, dat
juist ook de kermisexploitanten de behoefte hebben om
dat verzoek tot het gemeentebestuur te richten?
Ik kan het in grote lijnen met de heer Goote eens zijn.
Met de heer Visser meen ik dat wij moeten zoeken naar
een mogelijkheid om hier nog eens over te praten. Ik
vind dat wij dan zeer zeker ook moeten gaan praten
met de Stichting Coördinatie Kermissen Soest.
Onze fractie meent dat wij niet mogen verhinderen dat
een groot aantal Soesters die ene zondag per jaar waar
het eigenlijk om gaat, niet naar een kermis toe kunnen
gaan, omdat anders een aantal mensen daarvan last zou
ondervinden. Daar moet over kunnen worden gespro
ken. Wij moeten wegen kunnen vinden om de overlast
zo klein mogelijk te maken, eventueel door verplaatsing
van de kermis naar een ander terrein of door mitigatie
van het lawaai.
Al met al verzoek ik het college de antwoordbrief zoals
hij ons in concept is voorgelegd niet te verzenden.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! De
concept-brief is uiteraard ook in onze fractie besproken.
Wij vinden dat het terrein waarop in Soest de kermissen
worden gehouden, op een daarvoor minder juiste plaats
ligt, vooral wegens de overlast die omwonenden, onder
wie vele bejaarden, daar van de kermis ondervinden. Wij
menen dat er zou moeten worden gezocht naar een ker
misterrein waar de kerkgangers en de omwonenden er
geen hinder van ondervinden. Als zo'n terrein wordt ge
vonden, zal naar ik aanneem een groot gedeelte van onze
bezwaren tegen het houden van kermis op zondag weg
vallen. Want er is altijd nog een grote groepering die haar
ontspanning op zondag op de kermis wil zoeken.
Ik ben ervoor dat de antwoordbrief zoals hij ons in con
cept is voorgelegd niet wordt verzonden, doch dat de he
le zaak teruggenomen en opnieuw bekeken wordt en dat
er daarna een concreet voorstel aan de Bovak wordt ge
daan,
De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik zou
graag weten of u de in de concept-brief neergelegde over
weging inzake geluidshinder met betrekking tot de ker
ken ook voor Soesterberg zou willen laten gelden. Of
zoudt u ten aanzien van Soesterberg terzake een ander
standpunt innemen?
De VOORZITTER: Ja, dat kan ik mij voorstellen.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik meen
dat het college van mening is dat, gehoord alle argumen
ten die hier naar voren zijn gebracht, het wellicht ver
standig zou zijn om op dit moment de antwoordbrief
niet te verzenden, maar de hele zaak nog eens aan de or
de te stellen in een of meer commissies. Het college zou
dan even moeten uitzoeken welke commissie(s) dat zou
(den) moet(en) zijn.
De VOORZITTER: Ik geloof, mijnheer Plomp, dat u de
gevoelens van het college uitstekend heeft vertolkt.
5