!d:
uten
rer-
dema-
ren, dat ik hier in het openbaar vertel dat wij op dit
moment helaas zeer velen van onze medewerkers moe
ten missen. De chef van de afdeling interne zaken, waar
deze zaken onder vallen, is zeer ernstig ziek, de sous
chef van deze afdeling is enige weken ziek geweest en
een van de medewerkers van deze afdeling is al heel
erg lang ziek. Ik kan nog verder gaan en zeggen dat de
chef van de afdeling bevolking lange tijd afwezig is.
En u weet dat wij op het ogenblik een vacature heb
ben voor de gemeentesecretaris. Dat speelt door in
de afdeling algemene zaken. In januari heeft u mij
beloofd dat u met ons enig geduld zou hebben, om
dat wij iemand misten. Wij missen nu nog veel meer
mensen. Ik zou het beroep op uw geduld vanavond
toch wel in het openbaar willen herhalen.
De heer VISSER: Dit is een larmoyant verhaal, me
vrouw de voorzitter, maar het gaat niet op. Want de
brieven ten aanzien waarvan is vermeld dat ze ter in
zage worden gelegd, hebben wij wel bij onze stukken.
Ik heb natuurlijk erg te doen met mensen die ziek
zijn en met uw moeilijkheden op het gemeentehuis,
maar uw verhaal is gewoon niet waar, aangezien wij
de brieven waarvan is gezegd dat ze ter inzage zouden
worden gelegd wel thuis hebben ontvangen en de
brieven die wij volgens de vermelding op de lijst van
ingekomen stukken zouden moeten hebben, ter in
zage liggen. Dat is een overmaat van werklust die ge
woon niet klopt met de tekst.
De heer DE WILDE: Laten we nu niet verder zeu
ren. Wij hebben nu toch de brief gehoord?
De heer VISSER: Ik zeur niet, mijnheer De Wilde.
U heeft net gezeurd over de formele, juridische za
ken. Ik vind het erg vervelend, dat u dit zegt. Het gaat
er mij maar om, dat wij de brief als wij hem hadden
ontvangen, hadden kunnen bestuderen. Ik wil het dan
ook heel kort maken, mevrouw de voorzitter.
De VOORZITTER: Ik wil dat de heer Visser zich nu
verder tot het onderwerp bepaalt.
De heer VISSER: Ik doe niet anders. Ik ben nog maar
een paar seconden aan het woord. Wij hebben net een
kwartier naar de heer De Wilde geluisterd.
De VOORZITTER: De discussie over het wel of niet
aanwezig zijn van stukken laat ik hier verder buiten
beschouwing. De heer Visser heeft het woord over
deze zaak.
De heer VISSER: Fijn. Ik dank u wel. Dat had ik
trouwens al.
Mevrouw de voorzitter. Wat mij met betrekking tot
de hele kwestie het meest opvalt is eigenlijk wel, dat
de Sportorganisatie Soest met eigen krachten twee
kleedkamers heeft opgeknapt voor f. 4.600,-, terwijl
wij indertijd zelf vier kleedkamers hebben opgeknapt
voor f. 46.000,-. Welnu, als je deze bedragen tegen
over elkaar zet, dan zegje: Waar praten we nu toch in
vredesnaam over? Laten we deze mensen de f. 4.600,-
restitueren.
Hier komt het op neer. Daarom ga ik niet akkoord
met de concept-brief.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik vind het voorstel dat de heer De Wilde naar
aanleiding van artikel 11 van de statuten van de sport
stichting heeft gedaan, zeer acceptabel. Ik ondersteun
het graag.
Overigens wil ik wel zeggen dat ik, zoals ik ook in de
juridische commissie heb gezegd, met de hele figuur
van de sportstichting in het algemeen enige moeite
heb en dat ik toch nog eens zou willen laten onder
zoeken - misschien kan daarvoor een commissie wor
den ingesteld - of de stichting niet toch een vorm ex
artikel 61 van de gemeentewet met een sportraad zou
kunnen worden. Want dan zouden wij allerlei beroeps
mogelijkheden en ook andere adviesmogelijkheden die
voordelen bieden, gemakkelijker ingebouwd hebben.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Ik dacht dat wij in de gegeven omstandigheden weinig
anders kunnen doen dan overeenkomstig het voorstel
van het college besluiten. Het gaat er hier niet om of
de f. 4.600,- al dan niet wordt gerestitueerd. Het gaat
hier vooral om de procedure.
Ik geloof dat het goed zou zijn als wanneer de be
voegdheden enz. van de sportstichting opnieuw wor
den bekeken, ook de bevoegdheden van de andere
stichtingen, waarbij zulke geschillen ook wel eens
kunnen voorkomen, werden bekeken. Als wij alleen
de bevoegdheden enz. van de sportstichting bekeken,
dan zouden wij discrimineren en het lijkt mij dan
ook juister, dat alle stichtingen even onder de loep
worden genomen.
Wethouder PLOMP: Mevrouwde voorzitter! Het col
lege kan akkoord gaan met het voorstel van de heer
De Wilde om de laatste zin van de concept-brief te
schrappen. Ik neem aan dat ook de raad hiermede
akkoord zal gaan.
Er is indertijd inderdaad een aantal bevoegdheden
aan de sportstichting overgedragen. Met betrekking
tot het beroep is ingebouwd, ook in de statuten, dat
de deelnemers van de stichting natuurlijk in de eerste
plaats in de deelnemersvergadering hun stem moeten
laten horen als zij het op een bepaald punt niet eens
zijn met het beleid van de stichting. In het onderha
vige geval heb ik niet kunnen vinden dat in enigerlei
jaar er ooit door de Sportorganisatie Soest gebruik is
gemaakt van dit recht om in de deelnemersvergade
ring de zaak aan de orde te stellen. Men had daar be
roep kunnen aantekenen, maar men heeft dat niet ge
daan. Maar ik dacht dus, dat de arbitrale rol waar
over de heer De Wilde het heeft gehad, kan worden
gevonden in de deelnemersvergadering.
De heer De Wilde ziet in artikel 11, lid 1, sub a, van
de statuten van de sportstichting een mogelijkheid
om de arbitrale bevoegdheden zodanig te regelen dat
de deelnemers van de sportstichting beter aan hun
trekken en aan hun recht zouden kunnen komen.
Daarop voortredenerende, heeft hij gevraagd of de
sportstichting niet haar statuten kan wijzigen.
De heer DE WILDE: Dat is alleen voor het geval u in
artikel 11, lid 1, sub a, geen mogelijkheid zou zien.
Wanneer u als bestuur van de sportstichting bereid
zou zijn om zo'n scheidsrechterlijke beslissing of
zo'n bindend advies aan te gaan, dan zou er natuur
lijk geen statutenwijziging nodig zijn.
Wethouder PLOMP: Neen. De volgorde is als volgt.
De deelnemersvergadering kan een rol spelen wanneer
men het met het beleid van de sportstichting niet
eens is. In artikel 11, lid 1, sub a, van de statuten van
de stichting zit een mogelijkheid, die wij intern zul
len moeten bekijken. En verder is er de mogelijkheid
dat de statuten gewijzigd worden. Dit zijn allemaal
zaken die natuurlijk intern in de sportstichting zul
len moeten worden besproken en ik zal de laatste
zijn om dat tegen te houden. Het gaat er natuurlijk
om, dat in alle zaken van deze soort een ieder aan
zijn recht kan komen en dan het liefst op zo kort mo-
81