hebben. Wij vonden dit punt dermate belangrijk, dat
wij er aanleiding in hebben gevonden om vragen te
stellen in het kader van het vragenhalfuurtje. Alvo
rens verder iets over de argumentatie te zeggen, zou
ik graag de antwoorden op de gestelde vragen afwach
ten.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter!
Vraag 1 van de C.D.A.-fractie luidt als volgt:
„Is het aan het College bekend, dat van de adspi-
rant-gegadigden voor een premie-koopwoning in het
plan „Overhees 2", ruim 50 personen zijn, wier voor
keur uitgaat naar een zgn. „afbouwwoning"?"
Hierop moet ik antwoorden: Neen, fractie. Ik ben mij
ervan bewust, dat ik dan een niet erg belee$ antwoord
geef, ook al spreek ik dan met twee woorden. Offi
cieel zijn wij hiervan niet op de hoogte, wij hebben er
natuurlijk wel over in de krant gelezen.
De heer VAN POPPELEN: Wij hebben het niet al
leen uit de krant, maar ook rechtstreeks van de werk
groep.
Wethouder HOEKSTRA: Pardon, ik geef antwoord
op de vraag of het aan het college bekend is. Dat
antwoord is: Neen, fractie.
Mevrouw de voorzitter. Vraag 2 luidt aldus:
„Waarom is het College haar toezegging, gedaan bij
de begrotingsbehandeling in 1976 niet nagekomen,
door reeds bij de aanvang met deze bouwmethode re
kening te houden?"
Het college heeft met deze bouwmethode bij Over
hees fase 2 wel degelijk rekening gehouden. Ik kom
hierop uitvoeriger terug bij de beantwoording van
vraag 3. Het is nl. zo, dat wij door omstandigheden
hebben gezegd dat er van fase 2 nog een stuk grond
overblijft, waarop naar het nu lijkt honderd wonin
gen kunnen worden gebouwd (het kunnen er in de
toekomst misschien nog wel een paar meer zijn) en
wij hadden eigenlijk gedacht om op die plek de werk
groep afbouwwoningen nog weer een kans te geven.
Vraag 3 luidt als volgt:
„Kan het College hierover een duidelijke uitspraak
doen, wat daarvan de reden is?"
Ja. Gedurende het jaar 1975 en de eerste helft van
1976 kwamen er op het gemeentehuis dagelijks brie
ven binnen van mensen die inschreven op een premie
koopwoning in Overhees 2. (Dat is vandaag de dag
nog steeds zo met betrekking tot andere plekken in
Soest waarvan men weet dat er woningen zullen
worden gebouwd. Ik denk aan het Zwarte Wegje
enz.). Wij kregen zo zoetjes aan honderden brieven.
Wij hebben toen gemeend voor alle eerlijkheid niet
alleen de mensen die eigener beweging hadden ge
schreven, een kans te moeten geven. Er zouden
mensen kunnen zijn die er niet van wisten en daarom
hebben wij in september of oktober 1976 een adver
tentie in de bladen geplaatst om iedereen die wilde in
schrijven op een premiekoopwoning in Overhees 2,
een kans te geven. Zodoende kwamen wij tot 1100
inschrijvingen voor premiekoopwoningen in Over
hees 2. Toen uitgemaakt was wie er eventueel in
aanmerking zouden komen voor zo'n woning, heb
ben wij aan de stichting afbouwwoningen gevraagd
om haar lijst van mensen die zich bij haar hadden la
ten inschrijven als gegadigde voor een afbouwwoning.
Wij hebben om die lijst gevraagd om de daarop voor
komende namen te vergelijken met de namen derge
nen die hadden ingeschreven voor een premiekoop
woning in Overhees 2. Bij die vergelijking bleek, dat
vijf dergenen aan wie een premiekoopwoning in Over
hees 2 was toegewezen, ook op de lijst van de stich
ting afbouwwoningen voorkwamen.
Op de voorlichtingszaterdag die er is geweest konden
de mensen enquêteformulieren meenemen. Uit de
daarna ingeleverde formulieren bleek dat ongeveer
veertien mensen, onder wie de hiervoren bedoelde
vijf, in het kader van de algemene opmerkingen die
op de formulieren gemaakt konden worden, min of
meer vroegen om een afbouwwoning.
De heer VISSER: Was dat een duidelijke enquête
vraag of was dat een vrijblijvende opmerking van die
mensen?
Wethouder HOEKSTRA: Dat was een vrijblijvende
vraag.
Mevrouw de voorzitter. Vraag 4 luidt aldus:
„Is het College bereid om alsnog die candidaat-gega-
digden, die aan een „afbouwwoning" de voorkeur ge
ven, in hun wensen dienaangaande tegemoet te ko
men, door e.e.a. met de toekomstige aannemer(s) en
architect vast te leggen?"
Er is dadelijk vanaf het begin van de besprekingen met
de architect over de toekomstige woningen in de
tweede fase van Overhees gezegd: Stel je voor dat er
zich onder de mensen die straks eventueel voor een
woning in Overhees 2 in aanmerking komen, mensen
bevinden die ook voorkomen op de lijst van gegadig
den voor een afbouwwoning. Is daar dan een moge
lijkheid voor? Er is toen niet helemaal vastgelegd, dat
dat inderdaad zo zou zijn, want er waren toen vijf
mensen die zowel op de ene als op de andere lijst
voorkwamen. Maar het is van het begin af altijd open
gehouden en het is nog open. Ik zou dus op vraag 4
willen zeggen: Wij kennen de vijftig niet, wij kennen
er veertien. Misschien zijn er als je hen uitnodigt wel
honderd mensen die twee rechterhanden hebben en/
of minder kapitaalkrachtig zijn en een afbouwwoning
willen hebben. Dat is op dit moment niet bekend.
Maar ik dacht dat het college best wil toezeggen, om
dit met de architect open te houden. Alleen, dat
wordt in de uitwerking een klein beetje moeilijker,
omdat wij dan zeker deze mensen in blokken zullen
moeten laten bouwen. Want je kunt natuurlijk nooit
een afbouwwoning zetten tussen woningen die al een
poos bewoond zijn, aangezien de bewoners van die al
bewoonde woningen dan misschien wel twee jaar lang
last zouden kunnen hebben van iemand die in een af
bouwwoning nog altijd aan het kloppen en het tim
meren is.
Vraag 5 luidt aldus:
„Kan het College verder mededelen, wat de huurprijs
van de in meergenoemd plan te bouwen huurwonin
gen zal bedragen?"
Ik meen dat er 40 huurwoningen komen.
De VOORZITTER: Neen, 45.
Wethouder HOEKSTRA: Voor een drieslaapkamer-
woning zou de huurprijs op dit moment ongeveer
f. 430,-- per maand zijn.
De VOORZITTER: Wil de heer Van Poppelen nog
een aanvullende vraag stellen?
De heer VAN POPPELEN: Ja, mevrouw de voorzit
ter. Er mag niet worden gediscussieerd hè?
De VOORZITTER: Neen.
De heer VAN POPPELEN: Goed.
85