Nr. 5 Soest, 18 mei 1978
NOTULEN
van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad
der gemeente Soest op donderdag 18 mei 1978 te 19.30
uur.
VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M.
Corver-van Haaften.
SECRETARIS de heer mr. J.M. Kruitwagen.
Tegenwoordig de leden: G.M.J. van Aalst, A.E. Banki, J.J.
van den Brakel, J.J. Ebbers, M.A. van Ee, mevrouw J.W.D.P.
van Gelder-Cornelissen, H.J. Goote, mevrouw J. Greefhorst-
Van Overdam, J.W. Hilhorst, D. Hoekstra, mevrouw E. Kort-
huis-Elion, P.C. Lange, R.A. van Logtenstein, J.L. Menne,
G.H. Oldenboom, mevrouw P.J. Oranje-Entink, G.A.W.G.A.
Plomp, J.R. van Poppelen, G. Stam, mevrouw M.F. van Stip-
hout-Croonenberg, P.L.J.M. Storimans, C. Verheus, J. Vis
ser en K. de Wilde.
Afwezig met kennisgeving het lid: W.A. Blaauw.
De VOORZITTER opent de vergadering en stelt voor met
gebed te beginnen. Hierna vindt voorlezing van het gebed
door de voorzitter plaats.
Vervolgens deelt zij mede dat bericht van verhindering is in
gekomen van de heer Blaauw.
78 Notulen van de vergadering van 16 maart 1978.
Deze notulen worden zonder discussie en zonder
hoofdelijke stemming ongewijzigd vastgesteld.
79 Ingekomen stukken.
a. Brief d.d. 20 februari 1978 van de voorzitter van de
Afdeling rechtspraak van de Raad van State inzake het
voeren van verweer tegen een door de heer L.J. Lin-
ders, Amersfoortsestraat 83 te Soesterberg ingesteld
A.R.O.B.-beroep, met voorstel het door burgemeester
en wethouders verzonden verweerschrift te Bekrachti
gen.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik heb de
stukken van de vorige keer nog eens gelezen; daarin
stond onder meer, dat er nog eens zou worden gespro
ken over een bevredigende oplossing. Heeft dat ge
sprek inmiddels plaatsgevonden?
De VOORZITTER: Er is gepraat. De heer Hoekstra en
ik zijn op bezoek geweest bij de heer Linders. Het is
uitermate moeilijk om een bevredigende oplossing te
vinden. Er is een stuk gebouwd, maar daarvan is de
bouw stopgezet. Wij hebben ons nu op het standpunt
gesteld dat wij de behandeling van het A.R.O.B.-be
roep afwachten.
In een volkomen prettig gesprek zijn wij gezamenlijk
tot de ontdekking gekomen dat het vinden van een
oplossing eigenlijk niet mogelijk is.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! De com
missie voor de beroepschriften heeft destijds gerappor
teerd dat het beroep van de heer Linders op volstrekt
formele gronden moest worden afgewezen. Wij heb
ben daarop een dringend beroep op de raad gedaan
om de zaak op te lossen.
De oplossing die de heer Linders wil is beter dan die
welke zou kunnen worden bereikt, wanneer hij zich
aan de voorschriften houdt, maar de door hem voor
gestane oplossing is in strijd met de voorschriften.
Waarom moet nu weer in vredesnaam het A.R.O.B.-
beroep worden afgewacht? De man bereikt niets,
wanneer de Raad van State zich evenals wij op een
formeel standpunt stelt. Kunnen wij nu werkelijk niet
genade voor recht laten gelden, want ik heb nu het
gevoel dat het hoogste recht het hoogste onrecht be
tekent.
De door de heer Linders voorgestane oplossing is vol
komen acceptabel, maar dan wordt er alleen een beet
je door de zijgevelrooilijn heengegaan.
De VOORZITTER: En door de achtergevelrooilijn.
De heer DE WILDE: Ja, maar dat is reeds het geval;
het is 19 meter en het mag 15 meter zijn. Wanneer de
heer Linders doet hetgeen het college wil, bouwt hij
zijn achterkamer dicht, waardoor de lichtinval bij de
buren wordt belemmerd. Dat betekent dat hetgeen is
toegestaan slechter is dan wat hij wil en waarvan geen
mens enige schade ondervindt. Waarom doen wij dat
nu niet? Wij moeten toch op een gegeven moment
niet de slaaf zijn van de voorschriften? Wij moeten
toch als het even kan de voorschriften de baas blijven
om ontwikkelingen te bewerkstelligen die in het be
lang zijn van de mensen? Dit is een hartekreet die
niet zo maar een kreet is. Hetgeen ik zeg, is echt ge
meend. Waarom proberen wij die zaak niet zelf op te
lossen?
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Linders
heeft direct A.R.O.B.-beroep aangetekend, zelfs nog
voordat wij met hem hadden gesproken. Hij heeft zelf
gezegd het A.R.O.B.-beroep te willen doorzetten. Wij
hebben uitgebreid gepraat. Ook ik meen dat wij ons best
moeten doen om de mensen te helpen, maar ik ben
het niet met de heer De Wilde eens, wanneer hij zegt,
dat wij dat ook moeten doen tegen alle voorschriften
in.
De heer DE WILDE: Neen.
De VOORZITTER: Wij zouden eerst de voorschriften
moeten aanpassen.
De heer DE WILDE: Zeker.
De VOORZITTER: Wij kunnen de voorschriften daar
niet aanpassen, omdat wij met de moeilijkheid zitten van
een aanpassing van het bestemmingsplan Amersfoortse
straat, waarmede wij al jaren bezig zijn.
De heer DE WILDE: Daarover hebben wij de vorige
keer ook gepraat en die moeilijkheid heeft betrekking
op de grillige rooilijn ter plaatse. Waarom lossen wij
dat niet incidenteel op, bijvoorbeeld door een voorbe-
reidingsbesluit en een artikel 19-procedure? Daarop
zijn wij toch in dit soort gevallen aangewezen? Men
heeft van mij nog nooit een pleidooi gehoord om te
gen de voorschriften in te handelen. Ik ben wat dat
betreft een zeer juridisch ingesteld mens; ik vind dat
de juridische spelregels gerespecteerd behoren te wor
den, maar er zijn juridische mogelijkheden om de man
te helpen, wanneer wij maar willen en niet te star den
ken in patronen van eerst de hele Amersfoortsestraat
in een bestemmingsplan. Ik doe op het college het
dringende beroep om deze zaak tot een oplossing te
brengen.
De VOORZITTER: Het zal de heer De Wilde waar
schijnlijk bekend zijn dat wij tot een jaar of vijf gele
den heel veel op de Amersfoortsestraat hebben kun
nen doen door middel van een artikel 19-procedure.
Daarbij heeft een aantal bedrijven en een aantal per
sonen baat gevonden. Het is de heer De Wilde waar
schijnlijk ook bekend dat gedeputeerde staten sinds
ongeveer een jaar of vijf een andere houding aanne
men tegen iedere artikel 19-procedure. Wij hebben
een aantal keren - ook op de Amersfoortsestraat - on
ze neus gestoten. Wij hebben voor een aantal mensen
een artikel 19-procedure geprobeerd, maar al die pro
cedures zijn afgewezen. Wij weten allemaal hoe moei-
101