n k dat Het voorstel wordt, met inachtneming van de aange brachte wijziging, zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 87 Voorstel tot het beschikbaar stellen van een krediet voor de voltooiing van het plan Lazarusberg. Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming aangenomen. 88 Voorstel tot het nemen van een beslissing op een door H.C. van Dongen ingesteld beroep tegen de wei gering van een bouwvergunning. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Deze zaak is reeds in augustus vorig jaar in de raad geweest en toen aangehouden, omdat er overleg zou worden ge pleegd met de bewonerscommissie van de wijk Eg- ghermonde I. Ik heb begrepen dat dat overleg heeft geresulteerd in een algemene regel met betrekking tot erfafscheidingen. De erfafscheidingen mogen nu wor den verlengd van 1.80 meter tot 3.20 meter, terwijl de hoogte 1.80 meter mag zijn. Ik vind het een goede zaak dat het college met genoem de bewonerscommissie is gekomen tot overeenstemming over een algemene regel. De vraag is echter of een alge mene regel op iedere situatie moet worden toegepast. Iedere situatie kan anders zijn en zo zijn er in Eggher- monde een paar situaties waarvan zou kunnen worden gezegd dat er op deze algemene regel een uitzondering moet worden gemaakt. Ik meen dat in het onderhavige geval zonder precedent werking van de algemene regel kan worden afgeweken. Het gaat in dit geval om de erfafscheiding op het per ceel Brik 2 te Soesterberg. De tuin van dit perceel grenst aan een parkeerterreintje. Ik meen dat burgemeester en wethouders in dit geval vrijstelling kunnen verlenen van het bepaalde in artikel 302, lid 6 van de bouwverorde ning waarin de maximum hoogte van erfafscheidingen, grenzend aan de openbare weg, wordt aangegeven. De commissie voor de beroepschriften was in augustus 1977 tot de conclusie gekomen, dat het college ten onrechte niet van bedoelde vrijstellingsbevoegdheid ge bruik heeft gemaakt. Ik conformeer mij, ook na het overleg van het college met de bewonerscommissie, aan het advies van de commissie voor de beroepschrif ten van vorig jaar. Ik ben dan ook voorstander van ge- grondverklaring van het door de heer Van Dongen inge stelde beroep. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! De commissie voor de beroepschriften heeft vorig jaar in haar advies voorgesteld om vrijstelling ingevol ge artikel 302, lid 6 van de bouwverordening toe te staan. Het was absoluut niet de bedoeling van de com missie om die vrijstelling voor de gehele wijk te be pleiten, want in het geval van de heer Van Dongen gaat het slechts om een uitzondering. Er heeft over de erfaf scheidingen een gesprek plaatsgevonden tussen het col lege en de bewonerscommissie Egghermonde I. De be wonerscommissie heeft een bepaalde sleutel geaccep teerd, waardoor de aanwezige erfafscheidingen kunnen worden verlengd tot ruim 3 meter en 1.80 meter hoog. Slechts in twee gevallen grenst de tuin van een bewo ner aan een perceeltje waarop enige auto's zijdelings worden geparkeerd. Ik kan mij voorstellen dat wij voor die twee gevallen heel andere richtlijnen opstellen. Ik meen dat kan worden gezegd dat die twee situaties duidelijk anders zijn dan de algemene situatie, hetgeen betekent dat er een uitzondering moet kunnen wor den gemaakt door een langere erfafscheiding (met de zelfde hoogte van 1.80 meter) toe te staan. Gelet op het vorengestelde adviseer ik de raad om het beroep van de heer Van Dongen gegrond te verklaren, waardoor een erfafscheiding over de totale lengte van de tuin is toegestaan. De commissie voor de beroep schriften heeft in augustus 1977 eveneens voorgesteld het beroep gegrond te verklaren. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Wij sluiten ons aan bij de betogen van de heren Goote en Van Logtenstein. De heer VISSER: Wij ook. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Wij hebben over de erfafscheidingen overleg gepleegd met de bewonerscommissie Egghermonde I. Tijdens de hoorzitting is gebleken dat de bewoners commissie over het algemeen voor een hoogte van 1 meter is en dat het geen aanbeveling verdient dat het college gebruik maakt van de vrijstellingsbevoegdheid. Een uitzondering is echter gemaakt voor de afscheidin gen die bij de bouw zijn gerealiseerd aan de achterge vel, waardoor de bewoners een stuk privacy hebben gekregen bij de achterdeur Overeengekomen is dat deze erfafscheidingen kunnen worden verlengd tot 3.20 meter met een hoogte van 1.80 meter. In het onderhavige geval gaat het niet om de erfaf scheiding bij de achterdeur, maar om het aanbrengen van een afscheiding tussen zijn tuin en de parkeer plaats. Hetgeen door de verschillende woordvoerders naar voren is gebracht klinkt goed; men meent dat wij op een paar plaatsen best van de vrijstellingsbevoegd heid kunnen gebruik maken. Tegen de door de heer Van Dongen gewenste schutting zijn echter allang bij ons bezwaren ingebracht door overburen. Tegen deze overburen hebben wij steeds gezegd dat er moest wor den gewacht op het overleg met de bewonerscommis sie en dat na afsluiting van het overleg precies bekend zou zijn welke mogelijkheden er zijn. Met het oog op het ingebrachte bezwaar moet ik de raad dan ook ont raden het beroep gegrond te verklaren. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Eerlijk ge zegd ben ik een beetje verbaasd. Het beroepschrift van de heer Van Dongen dateert naar ik meen van be gin vorig jaar. In dat stuk staat onder meer dat de door hem aan te brengen erfafscheiding niemand hindert. Ik heb de situatie ter plaatse bekeken en ik kan mij ook moeilijk voorstellen dat die erfafscheiding enige hinder oplevert. Het gaat om een milieuvriende lijk ding van hout waar wat tegenaan groeit. Nu wordt door de wethouder een nieuw feit te berde gebracht, nl. bezwaren van omwonenden. Ik heb dat nieuwe feit nergens in de stukken aangetroffen. Na het antwoord van het college ben ik niet van me ning veranderd. Mevrouw KORTHUIS-ELION: U zou het voorstel kunnen aanhouden. De heer GOOTE: Het stuk zou mderdaad kunnen worden aangehouden, maar ik vind het een vreemde zaak dat nergens inde stukken blijkt dat er bezwaren door omwonenden zijn ingebracht. Uit het stuk van de heer Van Dongen blijkt juist dat er geen bezwaren zijn. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! Ik vind het door de wethouder naar voren ge brachte argument ook niet zo erg sterk. Tot nu toe heb ben wij geen kennis kunnen nemen van bezwaren tegen de door de heer Van Dongen gewenste erfafscheiding. In de brief van de heer Van Dongen staat zelfs, dat de naaste omgeving (ik mag aannemen dat daarmede de 109

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 110