vergunning vooi de benzinepomp aan de Postweg is verleend om de klanten te kunnen bedienen die hun motorvoertuigen bij de heer Plekkepoel aanbieden voor een quickservicebeurt. (De heer Plekkepoel heeft er ook van opgehoord, dat de vergunning daarvoor des tijds is verleend). Ook aan een benzinepomp wordt quick service verleend. De heer Plekkepoel heeft een heleboel geld in zijn be drijf geïnvesteerd, Wij kunnen dat bedrijf onmogelijk zonder benzineverkooppunt laten zitten De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Mijn betoog komt in grote lijnen overeen met de betogen van de heren Van Aalst en Verheus. De vorige keer is voornamelijk op basis van overwe gingen van verkeerskundige aard de ontheffing Zone verordening niet verleend. Het college baseert zich daarbij op een mening van rijkswaterstaat, terwijl wordt gesteld dat de ambtelijke verkeerscommissie geen advies heeft uitgebracht, omdat rijkswaterstaat een standpunt naar voren heeft gebracht. Dat laatste vind ik op zich zelf een wat merkwaardige situatie, omdat wij zijn gehouden dergelijke ontheffingen al dan niet te verlenen. Dat betekent dat het gemeentebe stuur zich terzake op basis van informatie van eigen deskundigen een oordeel moet vormen. De ambtelijke verkeerscommissie heeft geen advies uitgebracht, maar zij heeft wel een mening. Die mening komt erop neer, dat de situatie na realisering van het benzineverkoop punt niet als onveilig wordt beoordeeld. Ik kan mij zeer moeilijk voorstellen dat de situatie ter plaatse aanleiding zal geven tot een grote mate van verkeersonveiligheid, wanneer ter plaatse een benzine verkooppunt wordt gerealiseerd. Wanneer de gevraag de ontheffing zou worden verleend, zou de veiligheid kunnen worden verhoogd door fietsers en bromfietsers voorrang te verlenen ten opzichte van de auto's. Op die wijze kan een bezwaar ongedaan worden gemaakt. Ik meen dat het bezwaarschrift van de heer Plekkepoel - althans voor wat de punten betreft die betrekking hebben op de gevraagde ontheffing Zoneverordening - gegrond moet worden verklaard, Mijn fractie is met betrekking tot dit punt niet een stemmig; een deel van de fractie meent dat de verkeers situatie dermate onveilig zou kunnen worden, dat het aanbeveling verdient de gevraagde ontheffing niet te verlenen, De betrokken fractieleden zullen dan ook instemmen met het voorstel van het college. Zoals zojuist al gezegd, meen ik dat de gemeente een eigen verantwoordelijkheid heeft. Ik meen dan ook dat alsnog aan de ambtelijke verkeerscommissie om advies kan worden gevraagd. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit ter! Tot mijn spijt kon ik niet tijdens de hoorzitting aanwezig zijn, omdat wij seniorenconvent hadden. De vorige keer heb ik voor het voorstel van het college gestemd. Bij de stukken ontbrak toen een advies van de politie; het college ontkende op dat moment dat er een gunstig advies van de politie zou zijn. Ook nu zegt het college in het voorstel: „Evenmin is ons college een advies van de politie be kend." Is het het college niet bekend dat de politie speciaal met het oog op de aanvraag tellingen heeft gehouden en dat er wel een advies van de politie is? Is het het college ook niet bekend dat de ambtelijke verkeers commissie positief heeft geadviseerd? De heer BaNKI: Mevrouw de voorzitter! Ik vraag mij af of bij de aanvraag om ontheffing van de Zonever ordening Hinderwet de verkeersveiligheid als weige- ringsgrond kan dienen. Ik meen dat de Zoneverorde ning meer het karakter heeft van het regelen van de in richting van objecten ten opzichte van elkaar. De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitterIk zit erg met dit probleem en daarom wil ik heel stellig één van de vragen van de heer Goote herhalen. De vorige keer heb ik voor het collegevoorstel gestemd, want ik was ervan overtuigd dat aanleg van het benzinever kooppunt niet mogelijk was in verband met de verkeers- bezwaren. Nu hoor ik van de heren Van Aalst, Verheus en Goote, dat zij die verkeersbezwaren niet delen. De hoofdingenieur-directeur van rijkswaterstaat zegt perti nent niet te zullen medewerken aan de komst van een benzineverkooppunt. Naar aanleiding daarvan kunnen wij twee kanten op. In de eerste plaats kunnen wij de aanvraag van de heer Plekkepoel honoreren in de ver wachting dat hij vervolgens toch wel vastloopt op rijks waterstaat, Dat zou ik een onbehoorlijke houding vin den. In de tweede plaats kan men handelen als de amb telijke verkeerscommissie. Deze zegt in feite: „wij hebben er niets over te vertellen; wij geven geen advies". Een dergelijke handelwijze vind ik niet aanvaardbaar. Mevrouw KORTHUIS-ELION: Die commissie heeft wel advies gegeven. De heer DE WILDE: De ambtelijke verkeerscommis sie heeft geen advies gegeven onder het motto dat de hoofdingenieur-directeur van rijkswaterstaat het voor het zeggen heeft. Ik weet precies wat ik zeg in dit op zicht, want ik heb ernaar gekeken omdat ik graag wil weten wat onze eigen mensen ervan vinden. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het eigenlijk niet aanvaardbaar vind dat onze eigen mensen van de ambtelijke ver keerscommissie ons op dit punt volledig in de steek laten, terwijl het toch om een moeilijk probleem gaat. Ik zou willen dat het college zijn gezag aanwendt om de ambtelijke verkeerscommissie op te dragen advies uit te brengen. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb op 16 februari jl. ingestemd met het voorstel van het col lege om de gevraagde ontheffing te weigeren op grond van de door het college aanvaarde drie punten, nl.: a) de plaats van het benzineverkooppunt bevordert de verkeersonveiligheid b) planologische bezwaren; c) rijkswaterstaat heeft bezwaren en zal nooit mee gaan. Ik heb inmiddels vernomen dat onze eigen politie ter plaatse de zaak in ogenschouw heeft genomen en niet de opinie deelt dat de verkeersonveiligheid door het plaatsen van een benzineverkooppunt zal worden ver groot. Het college schrijft op bladzijde 2 van het voorstel onder meer: „Ingevolge dit plan is de oprichting van garages en ben zinestations niet toegestaan, zodat ook bij hantering van dit plan het verbod van de verordening van kracht is." Ter plaatse is het echter wel mogelijk gebleken een ga rage, een doorsmeerstation e.d. te vestigen. Rijkswaterstaat weigert medewerking. Ik ben langza merhand ook geneigd om te zeggen, dat wij daaraan, indien mogelijk, wat moeten gaan doen. Nu kan men

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 115