zelf een motie van de dooi mij bedoelde strekking in dienen» omdat wij zelf een uitspraak van de raad wil len hebben. De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Ik wil be ginnen met een opmerking waarvan ik had verwacht dat zij door de heer Visser zou worden gemaakt. Ik meen dat u zijn eerste vraag niet goed hebt beant woord. U hebt aangegeven dat het mogelijk is om de bezwaarschriften te behandelen en dat het college heeft voorzien dat er zoveel bezwaarschriften zouden komen. Gezegd is ook dat er maatregelen zijn geno men om de bezwaarschriften te kunnen behandelen. De heer Visser vraagt echter op welke manier het col lege denkt al die bezwaarschriften in de komende acht weken te zullen behandelen, Gebeurt dat in een extra raadsvergadering of door de commissie ruimtelij ke ordening, een andere commissie of door middel van hearings? Vanzelfsprekend moeten wij in staat zijn om op een behoorlijke wijze 5251 bezwaarschriften te behande len. Dat zal ongetwijfeld zeer moeilijk zijn. Ook voor een aantal raadsleden zal het behandelen van bezwaar schriften bijzonder moeilijk zijn, omdat een behoor lijke behandeling inhoudt dat er waarschijnlijk ook buiten de avonduren aandacht aan de bezwaarschrif ten zal moeten worden besteed. Het is noodzakelijk dat er behoorlijk en heel duidelijk wordt geluisterd naar de bevolking. Gelet op het antwoord van het college op de eerste vraag van de heer Visser meen ik, dat dat in de nog resterende acht weken mogelijk zal zijn. De vanzelfsprekendheid waarmede wij de motie van de P. v.d. A. inzake de bestudering van het Soe-STER- Plan eerder in deze vergadering hebben aangenomen, geldt ook voor het tweede punt van de door de heer Visser ingediende motie. Wij vinden het een goede zaak, dat voor die bestudering een commissie ad hoe zal worden ingesteld. Het is natuurlijk ook vanzelfsprekend, dat de uitslag van de gehouden consumentenenquête uitvoerig wordt geëvalueerd. Ik vind dat de vierde vraag van de heer Visser door u, mevrouw de voorzitter, op de juis te wijze is beantwoord. Bij de inspraakwerkgroep Centrum en eventueel bij de P.U.S.W. zullen wij erop moeten aandringen, dat de enquete op een dusdanige wijze wordt gepresenteerd, dat er naar behoren kan worden afgewogen wat kan worden gedaan met de resultaten van de enquete. De heer De Wilde stelt voor om de punten 4, 5 en 6 uit de motie te schrappen. Ik vind dat punt 6 wel re levant is. Dit punt luidt: „tijdens deze zittingsperiode wil en kan de raad geen wijziging van het ontwikkelingsplan meer behandelen. Het is logisch dat daarom de behandeling van het be stemmingsplan Centrum in de volgende zittingsperio de plaats heeft". Dat laatste zie ik niet in. Nadat wij zorgvuldig hebben gehoord wat de inhoud van de bezwaren is, zullen wij moeten vaststellen of er veranderingen in het ontwik kelingsplan moeten worden aangebracht. Wanneer dat zo is, neem ik aan dat dat in deze raadsperiode niet meer kan en dan schuift die zaak automatisch door naar de volgende raad. Ik neem niet sowieso aan, dat de raad in deze zittingsperiode geen wijziging in het ontwikkelingsplan kan en wil behandelen. Wij stemmen in met de wijziging die de heer De Wilde heeft voorgesteld met betrekking tot de conclusie van 136 de motie. Wanneer blijkt dat behandeling van de be zwaarschriften niet mogelijk is binnen het gestelde tijd schema, wanneer blijkt dat de commissie ad hoe haar studie niet op tijd kan afronden en wanneer blijkt dat het niet mogelijk is de uitslag van de consumenten enquête te behandelen bij het ontwerp-bestemmingsplan, zal de behandeling van het ontwerp-bestemmingsplan moeten worden verschoven naar de volgende raadspe riode. Ik ben erg benieuwd naar wat de heer Van Poppelen naar aanleiding van de motie gaat zeggen, want het C.D.A. heeft in de Soester Courant laten opnemen dat het ontwerp-bestemmingsplan Centrum moet worden aangehouden als gevolg van de bezwaarschriften. Ik begrijp dat niet. Gisteravond was ik aanwezig bij de bijeenkomst met de lijsttrekkers en toen heeft de heer Hoekstra heel duidelijk gezegd dat het Centrum plan zo mogelijk nog wel in deze zittingsperiode moet worden behandeld. Ik vraag mij dan ook af hoe dat stuk in de krant is kunnen komen. Ter wille van de duidelijkheid verwacht ik dat terzake een correctie zal worden aangebracht en wel op dezelfde pagina in de zelfde krant. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik ben niet verantwoordelijk voor wat in de krant wordt geschreven. Onze lijsttrekker heeft gisteravond gesteld dat de keuze voor het winkelcentrum niet absoluut onvoorwaardelijk is. In dat verband heeft hij gespro ken over de financiële haalbaarheid, de levensvatbaar heid en de te verwerken reacties van de bevolking op het plan. Hij heeft ook duidelijk gesteld dat er sprake is van serieuze zaken voor het C.D.A. De bezwaren zul len diepgaand moeten worden bestudeerd en dat geldt ook voor alternatieven als het Soe-STER-Plan. Thans wil ik spreken vanuit mijn verantwoordelijkheid als fractievoorzitter van het C.D.A. De door de heer Visser ingediende motie heeft niet onze instemming; ik sluit mij liever aan bij de door de heer De Wilde ge wijzigde motie. Conform hetgeen onze wethouder gis teren heeft gezegd - hij was gisteren overigens niet als wethouder aanwezig, maar als lijsttrekker Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BURG: Wat is het verschil? De heer VAN POPPELEN: Ik dacht dat u gisteravond zelf ook wel het verschil hebt begrepen. Met de door de heer De Wilde voorgestelde wijziging onder „ten eerste" kunnen wij akkoord gaan. Ik heb reeds gezegd dat het alternatief van het Soe- STER-Plan grondig moet worden bekeken; wellicht bevatten ook andere bezwaarschriften goede ideeën. Het is logisch dat aandacht wordt geschonken aan de uitslag van de consumentenenquête. Evenals de heer De Wilde meen ik dat de punten 4 en 5 niet in de motie thuishoren. Wat punt 6 betreft sluit ik mij aan bij hetgeen de heer Lange heeft opgemerkt. De VOORZITTER: Met betrekking tot punt 6 heeft de heer De Wilde gezegd dat dat punt moet worden geschrapt, maar de heer Lange heeft wat anders ge zegd. Ik wil graag weten wat de heer Lange met punt 6 wil. Daarna kan de heer Visser er nog op ingaan. De heer LANGE: Ik heb bezwaar tegen de wijze waar op punt 6 is geformuleerd; mijns inziens is het beter om dat punt maar helemaal weg te laten. De VOORZITTER: Dat had de heer De Wilde ook

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 137