gen en verboden op te leggen, maar dat, zoals in de ju ridische commissie herhaaldelijk naar voren is ge bracht door de commissaris, de verordening meer is bedoeld om een aanknopingspunt te hebben in geval van ernstig misbruik van allerlei zaken. In punt b van artikel 1 van de verordening worden onder meer genoemd: portieken, trappenhuizen en brandtrappen. Waarom zijn hier niet ook genoemd de galerijen van de flats, die even openbaar zijn als de an dere, wel genoemde plaatsen en in dezelfde mate plaatsen zijn waar delicten voorkomen? Hetgeen is opgenomen in de artikelen 37 en 38 van de verordening, betreffende elektrische buitengeleidin gen, is naar de mening van onze fractie al uitputtend geregeld in de Elektriciteitswet en met name in de normbladen NEN 1010. Wil het college nagaan of de artikelen 37 en 38 ten onrechte in de onderhavige verordening zijn opgenomen? Artikel 145 luidt aldus: „Het is verboden op de weg handkarren, bakfietsen, kruiwagens of andere soortgelijke voertuigen te parke ren met het kennelijk doel door middel daarvan par keerruimte te reserveren." Wij zouden willen voorstellen hierin tussen „voertui gen" en „te parkeren" in te lassen: en/of obstakels. Er worden nl. vaak wat kisten of andere zaken met het zelfde doel op parkeerplaatsen gezet. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik meen dat in wat ik hier nu heb beluisterd inmiddels de meeste artikelen van de verordening weer onder de loep zijn genomen. Omdat niemand dat kan verwer ken, zou ik eigenlijk willen voorstellen, dat het voorstel wordt aangehouden en dat de punten die hier nu zijn genoemd door leden van de juridische commissie, nog eens in de juridische commissie worden besproken. De heer VAN LOGTENSTEIN: Hiermede ben ik het eens. De VOORZITTER: Ik verwonder mij hierover, mijn heer Van Poppelen, want het zijn een paar onderge schikte punten, waarover ik misschien zelfs De heer VAN POPPELEN: Het gaat over vele tekstwij zigingen. De VOORZITTER: Ik dacht het niet. Het gaat over kleine toevoegingen en ik dacht, dat wij daar met ons allen wel uit zouden kunnen komen. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Laten wij het proberen. De heer VAN POPPELEN: Waarom dat dan niet in de juridische commissie gedaan? De VOORZITTER: Het gaat nu echt om kleinigheden en ik meen dat wij hier te dien aanzien wel tot een be slissing kunnen komen. De heer VAN EE: Ik meen dat het ook zo zou kun nen zijn, dat wij nu met het voorstel akkoord gaan en dat vervolgens de juridische commissie eventueel nog wat kleine wijzigingen aandraagt. De VOORZITTER: Ik zou zeggen: Laten wij eerst proberen eruit te komen. Is er dan nog een kleinig heidje ten aanzien waarvan ik moet zeggen dat ik het graag even wil nakijken, omdat ik terzake vanavond geen antwoord kan geven, dan dacht ik dat de raad misschien de juridische commissie zou kunnen mach tigen om te dien aanzien de verordening eventueel aan te vullen. Maar ik dacht dat wij de zaak bijna hebben afgerond. Ik zou nu echter eerst het woord willen ge ven aan de heer Van Aalst. De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter.' Ik wil over een aantal punten iets zeggen. Ik ontkom er niet aan hier in details te treden, hoewel ik dat liever niet zou doen. In artikel 56 van de verordening staat dat het verboden is om de motor van een motorvoertuig in de open lucht te laten lopen anders dan voor het berijden van het motorvoertuig noodzakelijk is. Ik kan mij voorstellen dat er automobielen zijn, bijvoorbeeld koelwagens, die met draaiende motoren op de weg moeten staan anders dan om te gaan rijden. In artikel 141 staat: „Het is de eigenaar of houder van een voertuig, voorzien van enige vorm van commerciële reclame, verboden dat voertuig op binnen de bebouwde kom der gemeente ge legen wegen te parkeren, indien redelijkerwijze is aan te nemen dat dit voertuig aldaar staat geparkeerd voor het maken van commerciële reclame." Ik vestig in dit verband de aandacht op de woorden „binnen de bebouwde kom". Er is ook een aantal toe standen te bedenken waarbij men, zoals ook in onze gemeente gebeurt, buiten de bebouwde kom hinderlijk reclame maakt. Ik wil hierbij ook vragen hoe het in dit opzicht met de rijkswegen staat. U heeft altijd gemeend dat u op rijks wegen geen invloed kunt uitoefenen. Hoe staat het wat dat betreft met rijkswegen binnen of buiten de bebouw de kom op ons grondgebied? De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zal proberen iedereen tevreden te stellen. Als de raad dan ten aanzien van een paar artikelen zou zeggen, dat wij de eindre dactie samen met de juridische commissie mogen bepa len, zouden wij onder dat voorbehoud de verordening nu toch kunnen vaststellen. Anders zou het weer twee maanden duren. Ik vind de opmerkingen van de heer Visser over lid 4 van artikel 7 van de verordening heel juist en ik stel u voor in dit lid het woord „schriftelijk" in te voegen. Bij artikel 55 zij te denken aan bijvoorbeeld het ge bruik van pneumatische boren. Met betrekking tot het feit dat de heer Visser bij dit artikel heeft gesproken over het gebruik van bijvoorbeeld een geluidswagen bij een demonstratie wijs ik op artikel 19, dat betrekking heeft op de meldingsplicht bij demonstraties. Daarin staat in lid 2: „Ter voorkoming van ernstige belemmering van het verkeer, het ontstaan van wanordelijkheden of aantas ting van de rechten en vrijheden van derden kunnen door de burgemeester voorschriften worden gegeven." Ik meen dat dit de mogelijkheid biedt dat men geen geluid zou mogen maken, maar dat als de bedoelde voorschriften niet worden gegeven, men wel geluid mag maken. Wij hadden in de oude A.P.V. staan dat men niet met geluidswagens mag rijden. Dat mag men nu bij een demonstratie en dergelijke wel, maar de burgemeester kan voorschriften geven. As er bijvoor beeld vier demonstraties tegelijk zouden worden ge houden, zou de burgemeester kunnen zeggen: U mag wel lopen, maar niet met z'n vieren met geluidswagens tegen elkaar in gaan. Artikel 19 behoort tot de arti kelen die in de verordening onder „OPENBARE OR DE" zijn opgenomen; daarom zijn er aan de burge meester nog bevoegdheden, zij het kleine bevoegdhe den, voorbehouden, die de burgemeester overigens niet te dikwijls moet hanteren. Ik dacht dat er over de verordening het een en ander

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 147