De VOORZITTER: Het leven fs moeilijk.
De heer VAN LOGTENSTEIN: want de vo
rige keer waren wij het uitdrukkelijk met elkaar eens
en nu zijn wij het oneens met elkaar.
Het enige dat ik vanavond eigenlijk zou willen is, dat
wij de zaak alsnog gaan aanhouden. Het is natuurlijk op
zich zelf belachelijk dat wij aan deze kleine zaken zo
veel aandacht en zo veel tijd moeten besteden, maar er
zijn twee dingen die uitdrukkelijk nieuw zijn.
In de eerste plaats wijs ik erop dat via een mededeling
van de wethouder van openbare werken in de vorige
raadsvergadering is gebleken dat er bezwaren uit de
omgeving tegen het plaatsen van de schutting in kwes
tie waren. Dat was ons in de commissie voor de beroep
schriften niet bekend op het moment waarop wij het
beroep van de heer Van Dongen behandelden. Wij
hebben dit nieuwe feit dus niet kunnen betrekken in
ons advies.
In de tweede plaats wijs ik op het volgende. Nadat er
een advies van de commissie van de beroepschriften
was is er overleg geweest met de bewonerscommissie
van de betrokken wijk. Daaruit is een beslissing geko
men. Die beslissing zouden wij eigenlijk willen betrek
ken bij de beoordeling door de commissie voor de be
roepschriften. Dat is ook een novum.
Ik heb twee alternatieven. Het eerste alternatief is:
het voorstel alsnog een keer terugverwijzen naar de
commissie voor de beroepschriften, opdat ze bekijkt
of haar advies anders zou worden en opdat ze daarbij
de nieuwe feiten betrekt. Als men dit niet wil over
nemen, wil ik de raad uitdrukkelijk voorstellen het
beroep van de heer Van Dongen gegrond te verklaren.
Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik
heb goede nota genomen van hetgeen de heer Goote
heeft betoogd.
Ik geloof dat hetgeen de heer Van Logtenstein heeft
gezegd moeilijk is. Wij hebben uitgebreid overlegd met
de bewonerscommissie. Onderwijl was natuurlijk in
beginsel aan de heer Van Dongen gezegd dat de door
hem gewenste bouwvergunning werd geweigerd. Daar
op heeft de heer Van Dongen een beroepschrift inge
diend. Dat is zijn goed reent. Zijn beroepschrift is bij
de commissie voor de beroepschriften gekomen. Daar
tussendoor heeft al het onderhoud met de bewoners
commissie gespeeld om tot een eensluidend advies te
komen met betrekking tot de betrokken wijk. Uitein
delijk zijn wij overeengekomen dat wij geen gebruik
maken van onze bevoegdheid om hoger te gaan dan 1
meter. Dat is met de bewonerscommissie besproken.
De heer Van Dongen heeft indertijd de schutting in
kwestie illegaal geplaatst. Hij heeft de schutting ook
nog een aantal centimeters te ver op ons terrein ge
plaatst. De schutting zal daar dus toch moeten verdwij
nen.
Waarom zouden wij als zo'n hele wijk het eens is over
de hoogte van de schuttingen, een uitzondering ma
ken? Wij kunnen moeilijk een uitzondering maken,
want de bezwaarden beroepen zich op de afspraken
die in Soesterberg met de bewonerscommissie zijn ge
maakt.
Ik ben ervoor dat ons voorstel wordt gehandhaafd,
dat het niet wordt terugverwezen naar de commissie
voor de beroepschriften, maar nu door de raad wordt
aangenomen.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Ik heb toch een iets ander standpunt en dat is in-
120
gegeven door het feit dat het advies dat de commissie
voor de beroepschriften heeft uitgebracht, wel eens
anders zou kunnen luiden als wij er de nieuwe feiten
bij betrekken. Ik houd de raad uitdrukkelijk voor dat
het advies van de commissie voor de beroepschriften
zoals het nu luidt, is gegeven voordat de gegevens
compleet waren.
De heer VISSER: Mooi is dat!
De heer VAN LOGTENSTEIN: Ik vind dat wij de
kans moeten hebben om de raad een advies te geven
waar wij volledig achter kunnen staan en dat is geba
seerd op de feiten die ons nu bekend zijn.
De heer BLAAUW: Mevrouw de voorzitter! Het gaat
eigenlijk om een luttel iets, nl. een schutting. De bewo
nerscommissie heeft in gesprekken met de wethouder
uitgesproken hoe zij het milieu in de betrokken buurt
ziet en hoe naar haar mening de buurt leefbaar ge
maakt moet worden. Dat moet volgens ons prevale
ren. De bewoners moeten onzes inziens de kans heb
ben om hun buurt leefbaar te maken op de door hen
gewenste manier. Daarom willen wij ons conforme
ren aan hetgeen het college ons voorstelt.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Ik ben het enige lid van de commissie voor de
beroepschriften dat hier thans aanwezig is. Dat is een
heel nare zaak. Ik ben tegen het voorstel, omdat het
advies van de commissie voor de beroepschriften is
gebaseerd op gegevens die zijn gewijzigd nadat het ad
vies was uitgebracht.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
De heer Van Logtenstein verkrijgt op zijn verzoek
aantekening in de notulen dat hij zich met de geno
men beslissing niet heeft verenigd.
Voorstel tot het nemen van een beslissing op een
door de heer W. Uyland te Soest ingesteld beroep te
gen de weigering van een bouwvergunning.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Wij kunnen de bouwvergunning in kwestie natuur
lijk niet afgeven, aangezien gedeputeerde staten de
verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 19
van de Wet op de Ruimtelijke Ordening niet hebben
afgegeven. Maar ik dacht dat de kwestie van de be
slissing op het beroep een afgedane zaak is. Wij hebben
indertijd op het beroep beslist, dat toch de verklaring
van geen bezwaar zou worden aangevraagd. Daarmede
was de beroepszaak afgelopen, Nu hebben wij van ho
gerhand neen gekregen, maar dat verandert niet onze
beslissing ten opzichte van het beroep.
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Uyland
heeft beroep aangetekend tegen het feit dat burgemees
ter en wethouders de bouwvergunning hebben gewei
gerd. Toen is er hier een discussie geweest waarin wij
hebben gezegd: Wij kunnen de bouwvergunning niet
verlenen, ook niet als de raad nu ja zou zeggen, want
er zal een artikeI-19-procedure moeten komen. Ik heb
het gevoel dat wij toen de zaak hebben aangehouden.
Wij hebben toen besloten de verklaring van geen be
zwaar aan te vragen. Nu weten wij dat die verklaring
niet is afgegeven. Ik dacht dat wij nu formeel toch
nog een beslissing moeten nemen, nl. de beslissing dat
de bouwvergunning niet wordt verleend. Je zou kun
nen zeggen dat er eigenlijk een soort tussenvonnis is
gekomen, nl. dat alvorens de bouwvergunning verleend
of geweigerd zou kunnen worden wij bij een hogere
instantie moesten nagaan of zij het zou goedvinden.
157