Wij hebben ons oordeel over het plan uitgesproken.
Wat de procedure van behandeling betreft het volgen
de: Het is voor ons heel goed begrijpelijk wat het col
lege tot zijn voorstel heeft bewogen, nl. de stellige ze
kerheid dat uitvoering pas na een Kroonbesluit - dus
pas over een jaar of zes - mogelijk is en daarop kan een
aantal urgente voorzieningen (zoals een nieuw politie
bureau en een nieuw gemeentehuis) niet wachten.
Wij stellen het college voor het volgende te overwegen:
- laat de raad in nieuwe samenstelling het plan beoorde
len en tevens een uitspraak doen over de maatschappe
lijke uitvoerbaarheid;
- overleg met gedeputeerde staten of er mogelijkheden
bestaan om de uiterste behandelingsdatum uit te stel
len, zodat de afkoelingsperiode zo lang mogelijk kan
zijn (gebruik deze periode om met de direct betrokke
nen - de bestaande inspraakgroep, de ondernemers, an
dere belanghebbenden - onder leiding van het bureau
Sterenberg het plan nader in te vullen, te concretiseren,
te zorgen voor een correcte en goede publiciteit en te
werken aan mogelijke compromisoplossingen met als
oogmerk de aanvaardbaarheid van dit plan bij de be
volking groter te maken);
- laat gedeputeerde staten zo nodig zelf uitspreken,
dat een artikel 19-verklaring niet kan worden afgege
ven;
- onderzoek de mogelijkheden voor huisvesting van po
litie en secretarie, zonder het principe van de koppe
ling geheel te verlaten (bijvoorbeeld alleen nieuwbouw
van een politiebureau elders en herbestemming van het
leegkomende gebouw voor verlichting van de secreta
rie).
Het is duidelijk dat wij hiermede de nieuwe raad en
het nieuwe college voor onze problemen plaatsen. Het
raadswerk is echter een continu zaak en de proble
men zijn van te groot belang om de uitspraak te recht
vaardigen dat wij in deze raad tot een afronding van
zaken moeten komen.
Nog een tweetal opmerkingen. Het rapport van de
commissie ad hoe spreekt voor zich zelf. Wij zijn tot
de conclusie gekomen dat de doelstellingen van de op
stellers van het Soe-STER-plan op een aantal essentië
le punten niet uitvoerbaar zijn. Illustratief is uiteinde
lijk het resultaat van alle discussie: het Van Weede-
straatcentrum versterken, een nieuw gefaseerd te
bouwen wijkcentrum in Overhees en de mogelijkheid
niet uitsluiten dat de Soesterbergsestraat kleiner moet
worden (afhankelijk van de resultaten van een intern
distributie-planologisch onderzoek), terwijl het be
stuurlijke centrum elders moet worden gerealiseerd.
Over de verkeersafwikkeling moet nader onderzoek
plaatsvinden.
Hetgeen het college in zijn voorstel zegt over het al
ternatieve verkeersplan van de V.V.D. is niet geheel
volledig. Wij hebben gevraagd te onderzoeken of een
andere dan in het ontwerp-bestemmingsplan aange
dragen oplossing is te vinden, waarbij ons alternatief
als een mogelijkheid (nader uit te werken) werd ge
presenteerd. Wij maken ons nog steeds ongerust over
de gebrekkige verkeersafwikkeling, doch wij vertrou
wen erop, dat dit punt bij de uitwerking van een be
stemmingsplan Centrumweg (waarover wat de maat
schappelijke haalbaarheid betreft ook nog niet het
laatste woord is gezegd) voldoende aandacht zal krij
gen. Wij wijzen er nogmaals op dat het al dan niet aan
leggen van de Centrumweg niet in relatie mag worden
gebracht met het al dan niet tot uitvoering brengen
van het onderhavige ontwerp-bestemmingsplan. Voor
dat ontwerp-bestemmingsplan moet er wel degelijk
worden gezocht naar een oplossing van de verkeers
problematiek die bestaat om het verkeer aan weerszij
den van de spoorlijn goed af te wikkelen.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Mijn frac
tie heeft geen eensluidend standpunt met betrekking
tot het ontwerp-bestemmingsplan Centrum. Onze
fractievoorzitter is vanavond niet aanwezig en per
brief heeft hij dit aan u laten weten. Zijn standpunt
inzake het ontwerp-bestemmingsplan mag voldoende
bekend worden verondersteld, want hij heeft zijn vi
sie diverse malen in de commissie ruimtelijke ordening
uiteengezet en bij brief van 25 juli jl. heeft hij dat
nogmaals schriftelijk gedaan. Ook tussen de thans aan
wezige leden van de fractie bestaat geen overeenstem
ming. Ik zal trachten de verschillende standpunten in
mijn fractie zo goed mogelijk te verwoorden.
Allereerst wil ik namens de gehele fractie een opmer
king maken die betrekking heeft op de procedure die
door het college is gevolgd met betrekking tot het
thans voorliggende voorstel. In belangrijke aangelegen
heden was het tot voor kort te doen gebruikelijk dat
het college - alvorens met een standpunt naar buiten
te treden - vooroverleg pleegde (afhankelijk van het
onderwerp) met hetzij de commissie ruimtelijke orde
ning, hetzij het seniorenconvent, Ook in betrekkelijk
onbelangrijke zaken heeft het college herhaaldelijk
deze handelwijze gevolgd. Het heeft ons dan ook ten
zeerste verbaasd dat het college in deze belangrijke
zaak geen vooroverleg heeft gepleegd. Wij achten dat,
gelet op het belang van de zaak, een kwestie van on
zorgvuldig beleid. Wij kunnen de handelwijze van het
college niet begrijpen en ook niet rechtvaardigen.
Vervolgens wil ik ingaan op enkele factoren die er on-
zes inziens toe hebben geleid dat wij momenteel ver
keren in een situatie waarbij wij worden geconfron
teerd met ongekend grote maatschappelijke weerstan
den tegen het Centrumplan. De voornaamste factoren
die hiertoe hebben geleid zijn onzes inziens de haast
die is betracht en de psychologisch weinig taktische
aanpak. Haast zoals die onder andere naar voren kwam
bij de tervisielegging, het te laat betrekken van de in
spraakwerkgroep bij het gewijzigde ontwerp en even
eens het te laat inschakelen van het bureau Sterenberg.
Het moment van tervisielegging en de weinig flexibele
houding met betrekking tot de ombuiging van het win-
kelbeleid zijn onzes inziens voorbeelden van een onge
lukkige psychologische aanpak. Nadrukkelijk wil ik
stellen dat de commissie ruimtelijke ordening en de
raad hierin een medeverantwoordelijkheid dragen. Ik
stel deze zaken evenwel met nadruk, opdat het college
mijns inziens hieruit de lering dient te trekken, dat
haast wel een zeer slechte raadgever is en deze haast
bespeur ik wederom in het onderhavige voorstel. Eén
van de argumenten om het plan nu te laten vallen is
nl. het voorkomen van onnodige verspilling van tijd.
Het college zal begrijpen dat ik dit een zeer slecht ar
gument vind.
Een ander punt dat ons heeft verbaasd betreft de toch
niet geheel volledige informatie door het college inza
ke de wettelijke termijnen waarbinnen de raad dient
te beslissen over een bestemmingsplan. Nadere infor
matie (lezing van het desbetreffende artikel uit de Wet
op de Ruimtelijke Ordening) heeft ons ervan overtuigd,
dat de raad ook na overschrijding van de termijn van
zes maanden wel degelijk kan beslissen; alleen de voor-