Progressief Soest is het met het collegevoorstel eens, omdat het ook bij dit plan gaat om mensen. Daarom herhaal ik de zienswijze van het college, dat dit plan maatschappelijk onhaalbaar is, maar ik voeg eraan toe - en het spijt mij dat ik dat moet constateren dat daardoor ook het gemeentebestuur dat vanavond geen beslissing durft te nemen, maatschappelijk onhaal baar is gebleken. De VOORZITTER: Dames en heren! Er springen een paar dingen uit de betogen. De heer Van Poppelen heeft onder meer gesproken over de historie van het Centrumplan. Ik meen dat hij een beetje laat is begon nen, want hij begon in 1975 met het plan Zuidereng. Wij kunnen natuurlijk veel eerder beginnen, want het zal sommige aanwezigen bekend zijn dat de raad reeds in 1970 een heel groot plan Centrum heeft aangeno men. Dit plan heeft niet de goedkeuring gekregen van gedeputeerde staten, maar de raad van 1970 had intus sen wel een overeenkomst gesloten met Empeo (een dochtermaatschappij van Brederode) om dat plan te gaan ontwikkelen. Natuurlijk waren de tijden toen an ders en het gemeentebestuur kon zich, wanneer het dat zou willen, zonder inspraak wat meer permitte ren. Inmiddels was gebleken dat uitvoering van het plan van 1970 voor de gemeente Soest veel te duur zou zijn. In 1972 - toen ik nog maar heel kort hier was - bleek, dat de gemeente voor de ontwikkeling van het winkelcentrum f. 11 miljoen zou moeten bijleggen (dat bedrag bleek na een week - toen de computer anders had gewerkt - f. 6 miljoen te zijn). Het was op dat moment duidelijk dat, mede gelet op het feit dat de Soester bevolking veel minder zou toenemen dan aanvankelijk was gedacht, een dergelijk centrum aan twee kanten van de geplande Centrumweg niet haal baar was. Daarna - in 1973 - is door het stedebouwkundig bureau dat wij toen hadden in overleg met de commissie ruim telijke ordening gewerkt aan het tot stand komen van het plan Zuidereng. Op dat plan - in 1975 ter visie ge legd - kwamen ongeveer 4.000 bezwaarschriften bin nen. Het plan is daarop door de gemeenteraad terugge nomen. De raad bepaalde dat het college verder moest werken aan een ontwikkelingsplan. Er is daarop eerst een structuurschets verschenen en later het ontwikke lingsplan. Nadat een aantal alternatieven aan de raad was voorgelegd (het college maakte daarbij zijn voor keur aan de raad kenbaar), heeft de raad eerst de raam- structuur en later het ontwikkelingsplan vastgesteld. De raad heeft gekozen voor een geïntegreerd centrum waarin openbare voorzieningen en een tweede wijk winkelcentrum zouden worden opgenomen. Bepaalde zaken die op het ogenblik te voorschijn zijn gekomen - bijvoorbeeld bepaalde elementen uit het Soe-STER-plan - kunnen reeds worden teruggevonden in de verschillende alternatieven die destijds zijn aan gedragen en waaruit de raad heeft gekozen. De heren Van Poppelen en Goote hebben zich veront waardigd getoond over het feit dat het college met een duidelijk voorstel is gekomen zonder daarover eerst niet in het openbaar met de commissie ruimtelijke or dening of de fractievoorzitters te praten. In de com missie ruimtelijke ordening hebben wij tijdens een openbare vergadering afgesproken, dat het plan toch in mei ter visie zou worden gelegd. Tijdens de com missievergadering van 6 april jl. heeft de fractievoorzit ter van de P. v.d. A. bij de bespreking van het ont- werp-bestemmingsplan gezegd dat het ontwerp zo snel mogelijk ter visie moest worden gelegd. Die op merking is door niemand weersproken en niemand vond derhalve op dat moment de tervisielegging te vroeg. Het plan is ter visie gelegd en het resultaat van die tervisielegging is bekend. De bezwaarschriften zijn behandeld. Een aantal raadsleden is aanwezig geweest tijdens de hoorzittin gen. Er zijn verslagen van die zittingen gemaakt. In middels waren wij ook in het bezit gesteld van een tussenrapport van de inspraakwerkgroep. Voorts wa ren wij in het bezit gesteld van de eerste resultaten van de enquete onder duizend inwoners van Soest. Afgesproken was dat wij de commissie ruimtelijke or dening op 28 juni een voorstel zouden voorleggen. Naar aanleiding van de op dat moment beschikbare gegevens heeft het college de commissie het onderha vige voorstel aangeboden. Nu hoor ik vanavond dat wij niet aldus hadden moeten handelen, maar dat wij eerst bij de commissie ruimtelijke ordening of bij het seniorenconvent hadden moeten nagaan of een derge lijk voorstel De heer OLDENBOOM: Ik wil erop wijzen dat u daar op eerder bent gewezen en u neemt dan ook vanavond niet voor het eerst kennis van onze mening terzake. De VOORZITTER: Ik spreek nu over hetgeen vanavond aan de orde is en ik probeer te schetsen wat de gang van zaken is geweest. Een en ander is in de laatste ver gadering van de commissie ruimtelijke ordening aan de orde gekomen en niet in de commissievergadering van 28 juni jl. Wij zijn dus met het onderhavige voorstel gekomen en ik zou de raad willen vragen wat wij anders hadden moeten doen. Moeten wij in deze tijd van openbaarheid eerst een dergelijke zaak gaan aftasten? In dat geval zou het mogelijk zijn geweest dat alles de volgende dag breeduit in de krant zou staan. Moeten wij dan het ri sico lopen dat ons wordt verweten dat wij samen met de raad binnenskamers hebben gesproken over een zaak die zo bijzonder leeft bij de Soester bevolking? Daarenboven hebben wij een aantal argumenten ge noemd die bij ons tot de conclusie hebben geleid dat het Centrumplan maatschappelijk niet haalbaar is. Die argumenten vinden wij zo evident, dat wij zeiden „dat is het". In de commissievergadering van 28 juni jl. zijn door de commissie andere argumenten aangedra gen; de commissie meende dat de nieuwe raad niet voor voldongen feiten zou mogen worden gesteld, dat de nieuwe raad een beslissing dient te nemen, dat de nieuwe raad tot half november gelegenheid heeft om een beslissing te nemen en dat het collegevoorstel prematuur was. Natuurlijk hebben wij de gedachten van de commissie ruimtelijke ordening grondig over wogen, maar wij zijn om aan de raad bekende rede nen tot de conclusie gekomen, dat wij het onderhavige voorstel aan de raad moesten voorleggen. Op dit moment komen de meeste fracties nog tot een andere conclusie, maar de maatschappelijke onhaal baarheid van het Centrumplan worat door allen onder schreven; geen der raadsleden zegt dat het Centrum plan op dit moment ongewijzigd kan worden vastge steld. Op zich zelf vindt men met het college, dat er planologisch gezien kan worden gesproken van een goed plan (de plaats is goed), maar niettemin zegt men dat het plan in zijn huidige vorm maatschappelijk niet haalbaar is. Vervolgens blijkt er tussen een deel van de raad en het college een verschil van inzicht te bestaan.

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 179