Ik begrijp ook niet waarom men in dit verband met die termijn zou willen sollen. Het is ook mogelijk om een heleboel elementen van het Centrumplan mee te ne men in het overleg. Men mag niet verwachten dat men in het overleg met de coördinatiegroep Soe-STER-plan zover komt, dat het Centrumplan met kleine wijzigin gen kan worden vastgesteld. Wanneer het Centrum plan niet met kleine wijzigingen kan worden vastgesteld, zal het Centrumplan moeten worden ingetrokken en zal een nieuw plan ter visie moeten worden gelegd. Dan zal eerst met gedeputeerde staten overleg moeten wor den gepleegd over de vraag of het volledige vooroverleg weer moet worden gestart of dat gebruik kan worden gemaakt van een verkorte procedure, waardoor enige maanden kunnen worden gewonnen. Dat overleg met gedeputeerde staten zal wel moeten plaatsvinden, want anders zullen gedeputeerde staten het plan zeker niet goedkeuren. Ik meen dat de standpunten inhoudelijk niet uit elkaar liggen, want wij zeggen allemaal - met uitzondering van de heer Visser -, dat er sprake is van een prachtig plan. Het plan blijkt echter maatschappelijk niet haalbaar. Het is altijd de bedoeling geweest dat de huidige raad het Centrumplan zou vaststellen. Wij hebben wat maanden verloren omdat de p.p.c. vond dat wij ons huiswerk moesten overmaken. Wij zijn daarop aan een aantal bezwaren van de p.p.c. tegemoet gekomen. Daarbij hebben wij het bureau Sterenberg ingescha keld. Wij hebben toen gezegd dat wij één van de be langrijkste bezwaren van de meerderheid van de p.p.c. - de ontkoppeling - niet wilden aanvaarden, want de hele grap van het Centrumplan is de koppe ling van het bestuurlijke centrum aan het winkelgebeu- ren. Wanneer wij die koppeling eruit halen is de jus van het Centrumplan af. Nogmaals wil ik opmerken dat er in de laatste brief van 8 augustus jl. van de coördinatiegroep Soe-STER- plan helemaal geen aanknopingspunten zijn te vinden. Overigens zegt het college niet dat de gedachten van de coördinatiegroep alleenzaligmakend zijn. Ik be grijp dat degenen die gedurende enige maanden met de coördinatiegroep zijn opgetrokken, een zekere af finiteit met de coördinatiegroep vertonen, maar uit de brief van 8 augustus jl. blijkt mij dat die affiniteit nog niet zo erg groot is. Dan blijft er voor ons maar één mogelijkheid over, nl. het niet vaststellen van het Centrumplan. Ik kan niet inzien wat wij nog in Soest zouden kunnen onderzoeken om te komen tot bepaalde conclusies. Er liggen al winkelrapporten van vijftien jaar geleden; het C.I.M.K. moet van Soest rijk zijn geworden. Voor de verschillende centrumplannen die er zijn gemaakt, is door de gemeente onnoemelijk veel geld uitgegeven. Dat is gebeurd en daaraan is niets meer te doen. Dat betekent echter niet dat wij nu nog eens een tijdje moeten doorsjouwen. Wij moeten nu stoppen. In een werkgroep dient te worden vastgesteld welke elemen ten van de verschillende plannen haalbaar zijn. Wij moeten nu niet meer voortgaan met het Centrumplan, Terecht is vastgesteld dat er een aantal misverstanden is gerezen, dat de bezwaarden niet allemaal op de hoogte waren, dat het Centrumplan en de Centrum- weg een beetje zijn verwisseld. De pers heeft misschien een bepaalde rol gespeeld (ik zeg dat wat voorzichtig). De conclusie moet onzes inziens zijn dat het Centrum plan niet haalbaar is. De heer Van Poppelen meent dat wij verder overleg moeten plegen met het bureau Sterenberg. Ik zou niet weten wat dat bureau op dit moment nog aan het Cen trumplan kan doen. Wij hebben het bureau Sterenberg een globaal bestemmingsplan laten ontwerpen en op verzoek van de commissie ruimtelijke ordening heeft het bureau een uitwerkingsplan gemaakt. Nu meent de heer Van Poppelen, dat de bouwhoogte wellicht kan worden beperkt. Daarnaar hebben wij geïnformeerd, maar bij een verdere beperking van de bouwhoogte kan de inhoud er niet meer in. Voorts meent de heer Van Poppelen dat de financiële haalbaarheid van het plan moet worden aangetoond. Wan neer er iets is aangetoond is het de financiële haalbaar heid (door middel van de exploitatie-opzet). Daarbij is geconstateerd dat de vierkante-meterprijs voor de win keliers niet te hoog zal worden en daarbij is ook gecon stateerd, dat de grond die de gemeente voor bepaalde openbare voorzieningen nodig heeft, niet te duur zal worden. De heer Lange heeft zich afgevraagd of iedere winkelier die nog kan uitbreiden, ook mag uitbreiden. Men heeft gezien wat door de heer De Wilde was voorgesteld als alternatief voor hetgeen wij aanvankelijk voorstel den. Op bladzijde 2 van het voorstel ziet men wat wij hebben overgenomen. Wij hebben ons nu ten aanzien van het winkelbeleid wat voorzichtiger opgesteld dan de heer De Wilde ons eigenlijk vroeg. Wij praten over artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, maar niet in alle gevallen zal een winkelier een beroep kunnen doen op dat artikel. Die gevallen moeten onze bijzondere aandacht krijgen; bezien moet worden of de panden van de betrokken winkeliers alsnog in de toekomst een winkelbestemming kan worden gegeven, maar niet oneindig. Men kan menen dat iedere Soes- ter winkelier, waar ook gevestigd, moet kunnen uit breiden, Wanneer men echter streeft naar een concen tratie van het winkelgebeuren, zal men voor sommige gebieden maatregelen moeten nemen die erop zijn ge richt om de vierkante meters van de winkels niet te laten uitbreiden. Uit onderzoekingen van het C.I.M.K. en het Samenwerkingsorgaan Eemland blijkt hoeveel vierkante meters er nodig zijn voor een nor male vloerproductiviteit. Wij moeten er dan ook voor zorgen, dat de winkelvloeroppervlakte in de gemeente Soest niet té groot wordt. In bepaalde bestemmings plannen zijn winkels gevestigd in panden met een woonbestemming. Gezegd kan worden dat die panden nooit een winkelbestemming krijgen, zij het dat er met een beroep op het overgangsrecht iets kan gebeu ren (een maximale uitbreiding van 15%). Wanneer iemand niet kan „verkassen", zullen wij moeten be kijken of er nog uitbreidingsmogelijkheden (op gelij ke wijze als de panden die reeds een winkelbestem ming hebben) mogelijk zijn. De heer Lange heeft de suggestie gedaan om het po litiebureau uit het plan te halen, waarna zou kunnen worden besloten dat bureau ergens te bouwen. Dat „ergens" zal dan grondig moeten worden bekeken, want nagegaan zal moeten worden waar er mogelijk heden zijn. Met het gemeentehuis zouden wij dan nog een tijdje moeten voorttobben, omdat de ruimte van het oude politiebureau voor de gemeente vrij komt. Het gaat mij er overigens nog niet eens zozeer om of wij morgen in een nieuw gemeentehuis zitten. Het feit dat wij nu al ongeveer dertien jaar het Soes- ter winkelbeleid niet op een rijtje kunnen krijgen drukt veel meer op mij. Daarom acht ik het niet juist om verder te rommelen met een plan dat op dit mo ment maatschappelijk niet haalbaar is. Daarom is het

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 181