De heer VISSER: Dat bestrijd ik. U hebt, mevrouw
de voorzitter, het sociaal-psychologische klimaat uit
stekend begrepen. Het zijn alleen geen jongelui. U
hebt bijzonder goed begrepen hetgeen de coördina
tiegroep Soe-STER-plan wil. Die modelvergelijking is
alleen maar om aan te tonen wat het verschil is tussen
het uitstekende Soe-STER-plan en dat waardeloze
Centrumplan.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Dat is nu precies
waardoor ik zo enorm ben verward. Tijdens die laatste
vergadering met de coördinatiegroep Soe-STER-plan
is weer heel anders gesproken dan in de brief van
8 augustus jl. staat vermeld. Ik meen dat in die brief
van 8 augustus toch weer ontzettend veel wordt terug
genomen.
De heer VISSER: Die brief van 8 augustus was alleen
maar om het standpunt van de coördinatiegroep nog
eens goed duidelijk te maken.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: In die brief van
8 augustus wordt toch weer een heleboel teruggeno
men van hetgeen is besproken tijdens de laatste verga
dering. Wij hebben gewoon een paar maanden nodig
om duidelijk te weten of wij kunnen doorgaan of dat
er absoluut geen mogelijkheden zijn. In het laatste ge
val kappen wij er definitief mee. Wellicht is het echter
toch de bedoeling om tot zaken te komen.
De VOORZITTER: Uit de brief van 12 augustus jl.
kan ik niets anders lezen dan ik er in lees. Ik betreur
het eigenlijk dat ik nooit de vergaderingen tussen de
coördinatiegroep Soe-STER-plan en de commissie ad
hoe heb kunnen meemaken (ik ben ook niet gevraagd);
ik heb echter wel de notulen van die vergaderingen ge
lezen. Het zou echter ook mogelijk zijn dat men nu
zegt dat de notulen van die vergaderingen niet helemaal
juist zijn.
Met de heer Lange meen ik dat het een utopie is te
menen dat wij nog overeenstemming kunnen bereiken
met de coördinatiegroep; mevrouw Korthuis denkt
daarover echter kennelijk anders dan de heer Lange.
In het Soe-STER-plan wordt nog steeds een ontkop
peling voorgestaan en mijns inziens is het derhalve on
haalbaar om met de mensen van de coördinatiegroep
zaken te doen.
De heer LANGE: Juist omdat die koppeling voor ons
de essentie van het Centrumplan is.
De VOORZITTER: Ik geloof dat de heer Lange en ik
het daarover helemaal eens zijn.
Geconstateerd is dat het Centrumplan op essentiële
punten niet haalbaar is, waarom het college op het
standpunt staat dat het Centrumplan niet moet worden
vastgesteld.
Wij menen dat het Centrumplan elementen bevat die
in gesprekken kunnen worden gebruikt wanneer wordt
begonnen met een schone lei.
De heer Goote heeft onder meer gesproken over visua
lisering. Daarvoor is een eerste uitwerking van het Cen
trumplan nodig. Dan moet niet alleen het bureau Ste-
renberg worden ingeschakeld, maar ook de reeds in
1970 benoemde architect voor het gemeentehuis en
de reeds in 1974 benoemde architect voor het politie
bureau. Wij vinden dat dan toch eerst maar eens over
eenstemming moet worden bereikt over een globaal
bestemmingsplan, want anders komen wij toch wel
erg ver van huis.
De heer Goote is nog nader ingegaan op het beleid van
het college ten aanzien van de winkelvoorzieningen.
De heren De Wilde en Goote staan eigenlijk op het
standpunt dat ieder huis waarin ooit een winkel is be
gonnen, in de toekomst als winkel moet kunnen wor
den uitgebreid. Zover wil het college bepaald niet
gaan. Wanneer men wil komen tot een concentratie
van winkels, zal dat automatisch tot gevolg hebben dat
je bepaalde verspreide winkels geen winkelbestemming
geeft. Wij zijn dus al voor een deel tegemoet geko
men door te zeggen dat wij geen uitbreidingsmogelijk
heden aan winkeliers willen onthouden, wanneer het
gaat om panden die vroeger winkel zijn geweest.
Er is weer teruggekomen op die fatale datum van
17 november, ik herinner mij nog dat ik toen de heer
De Wilde die datum noemde, aan de secretaris heb
gevraagd waarom de heer De Wilde over 17 november
sprak; ik had helemaal geen termijn in mijn hoofd. De
secretaris heeft mij daarop gezegd dat de heer De Wil
de sprak over een termijn van twee keer drie maanden.
Wij hebben toen niet gesproken over de vraag of er
sprake was van een fatale of niet fatale termijn, maar
het gaat natuurlijk wel om een termijn die in de wet
staat en waar wij natuurlijk niet helemaal mee moeten
sollen. Wij moeten natuurlijk wel argumenten kunnen
aanvoeren om die termijn te overschrijden.
De heer Menne heeft gevraagd of wij reeds een bereke
ning hebben gemaakt van de verspreide winkels (met
een woonbestemming) die nog willen en kunnen uit
breiden. Die berekening is niet gemaakt. In het kader
van het ontwerp-bestemmingsplan Soest-Midden is
uitgezocht welke winkels met een woonbestemming
vroeger een winkelbestemming hadden en welke win
kels die wij hebben wegbestemd, vroeger een woonbe
stemming hadden. Bij nader inzien hebben wij gezegd,
dat winkels die vroeger ook een winkelbestemming
hadden, in ieder geval de mogelijkheid moeten houden
om te blijven, In het kader van de bestemmingsplan
nen Soest-Zuid en Soestdijk is nog eens bekeken wel
ke de mogelijkheden zouden zijn wanneer een verrui
ming wordt toegestaan. Wij hebben een aantal vier
kante meters bij elkaar gebracht; wij hebben die cijfers
ergens, maar wij zijn nog met deze materie bezig. Ik
kan de vraag van de heer Menne op dit ogenblik dan
ook niet concreet beantwoorden. Er is eigenlijk alleen
een onderzoek gedaan voor Soest-Midden.
Gebleken is dat mevrouw Korthuis en ik van mening
verschillen over de interpretatie van de gesprekken
met de coördinatiegroep Soe-STER-plan; wij waarde
ren de brieven van 8 en 12 augustus jl. verschillend.
Ik constateer nogmaals dat de gehele raad het erover
eens is dat het Centrumplan maatschappelijk niet
haalbaar is. Het college handhaaft zijn standpunt, dat
het Centrumplan niet moet worden vastgesteld. Even
tuele formele tegenvoorstellen wacht het college af.
De heer MENNE: Heeft het college nagegaan in hoe
verre het bestemmingsplan dat in eerste instantie ter
inzage heeft gelegen mag worden geamendeerd; kan er
worden gesproken van een normering bij de wijzigin
gen?
De VOORZITTER: Een normering weet ik niet,
want dat is natuurlijk helemaal afhankelijk van het
soort wijzigingen. Bepaalde persoonlijke bezwaren
kunnen door middel van amendementen gemakkelijk
worden opgevangen (zoals is gebeurd in het plan Lan
delijk Gebied), maar ik acht dat bij grote planwijzi
gingen niet mogelijk
De heer VAN POPPELEN: U zegt dat het bij het be
stemmingsplan Landelijk Gebied alleen om persoonlij-