maken tussen de formele en de materiële kant, mevrouw
de voorzitter. De raad is echter nu eenmaal het gemeente
bestuur en als wij uit dien hoofde iets kunnen bevorde
ren, te meer omdat het schoolbestuur zelf het initiatief
heeft genomen om naar de wethouder te gaan voor de
ze zaak, niet andersom, kunnen wij daarover toch wel
spreken. Ik heb overigens nog geen antwoord gekregen
op mijn vraag wat het in het raadsstuk aangekondigde
nadere onderzoek heeft opgeleverd.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
duidelijk gezegd dat in overleg met het schoolbestuur
deze zaak verder zal worden bezien. De resultaten daar
van zullen uiteraard te zijner tijd op tafel komen.
De heer MENNE: Ik heb gesproken over het in het raads
stuk genoemde onderzoek.
Wethouder PLOMP: Daar staat bij dat het nog nader zal
worden onderzocht.
De heer MENNE: Juist, dan begrijp ik het. Heb ik daar
naast goed begrepen dat 30% van het verschil in kosten
zal worden gesubsidieerd
Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONENBERG:
Het nieuwe meubilair brengt 30% meerkosten met zich.
Die meerkosten komen voorlopig voor rekening van het
gemeentebestuur, omdat het ministerie van economische
zaken het nieuwe meubilair nog niet officieel heeft goed
gekeurd. Zodra die goedkeuring is afgekomen, zullen de
meerkosten krachtens de onderwijswetgeving volledig
worden vergoed door de rijksoverheid.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
18 Voorstel tot aankoop van grond met opstallen aan de
Beukenlaan te Soest van de heer B.M. van Asch c.s. en
tot verkoop van industrieterrein, gelegen aan de Indus
trieweg te Soest aan de B.V. voorheen Firma W.H. van
Asch, gevestigd te Soest.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
19 Voorstel tot verkoop van grond aan de Kamerlingh On-
neslaan te Soesterberg aan de heer N. Poort en drie ande
ren.
De heer MENNE: Mevrouw de voorzitter! In het voor
stel staat de volgende zin:
„Verder geldt een anti-speculatiebeding, inhoudende,
dat het niet is toegestaan de grond met de daarop te
bouwen woning binnen tien jaren na de eigendomsover
dracht te verkopen."
Zoals het hier staat, is het natuurlijk niet juist. Er zou
aan moeten worden toegevoegd: „zonder te voldoen aan
de voorwaarden, genoemd in het koopcontract",
De VOORZITTER: Ja, dat is juist. Er geldt inderdaad
geen absoluut verbod tot verkoop, maar er wordt wel
een aantal voorwaarden gesteld aan een eventuele ver
koop.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aange
nomen.
20 Voorstel tot ruiling van gronden, gelegen aan de Eigen
domweg met de heren N. en W. Uyland te Soest en ver
koop van een kavel grond in het plan Overhees, le fase,
aan de heer N. Uyland.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
21 Voorstel tot voorlopige vaststelling van de gemeentere
kening en de bedrijfsrekeningen over 1974, tot goedkeu
ring van de rekening van de stichting voor lichamelijke
opvoeding en sport Soest en tot vaststelling vai de reke
ningen van de stichting zwembaden en het openlucht
theater.
De heer VAN EE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb in de
commissievergadering al een aantal vragen gesteld, aan
de hand van het verificatierapport en een nadere verkla
ring op een aantal punten gevraagd. Daarbij ging het on
der andere om de stijging van kosten van salarissen enz.
van zogenaamde werklieden en overig personeel bij de
dienst gemeentewerken. Het viel mij op dat de gemid
delde loonkosten over 1975 van het overige personeel
f. 50.000,- waren en voor werklieden al f. 35.000,-;
dat leken mij ongelooflijk hoge bedragen. Bij het gas
bedrijf bleken deze bedragen bovendien belangrijk la
ger te liggen. In de commissievergadering kon toen
hiervan geen verklaring worden gegeven en ik verwacht
dat die verklaring nog zal komen.
Ook kon geen bevredigend antwoord worden gegeven
op de verschillende stijgingspercentages. Ik verwijs
daarbij naar blad 14691 R - 6, waarin is vermeld dat
bijvoorbeeld de stijging van de kosten in 1974 ten op
zichte van 1973 voor werklieden 17,3% heeft bedragen
en voor overig personeel 16,1%, terwijl slechts 9,2% be
trekking heeft op algemene salarisstijgingen. Er zit dus,
oppervlakkig gezien, een gat van zo'n 8% en ik heb dan
ook in de commissievergadering gevraagd of het college
misschien Sinterklaas heeft gespeeld en met een breed
gebaar iedereen nog 8% extra heeft gegeven. Het college
heeft daarop echter geantwoord dat het percentage van
9,2 dat het verificatiebureau noemt, niet juist is; vol
gens het college moet dat percentage 12,96 zijn. Inder
daad is 1974 een explosief jaar geweest wat de loon
stijging betreft, maar ik heb het voor de aardigheid ook
voor het bedrijfsleven laten uitrekenen. Daarbij is ge
bleken dat voor het bedrijfsleven het percentage beslist
lager iigt, nl. iets beneden de 12. Dat heeft dan betrek
king op de algemene loonronden, de toeslag ingevolge
de machtigingswet die toen speelde, enz.
Bovendien, aannemende dat het door het college ge
noemde percentage van 12,96 juist is, blijft er nog steeds
een gat over van in het ene geval ruim 4% en in het an
dere geval ruim 3%. Daarop wordt nu door het college
geantwoord, dat het hier gaat om een normale periodie
ke verhoging. Ook hierbij wil ik een vergelijking met
het bedrijfsleven maken. In de metaalsector is in 1974
het percentage voor jeugd- en periodieke verhogingen
1,25 geweest. Als wij dan ook nog zien dat er in het
politieke bestel al grote moeilijkheden ontstaan over 1%
- dat wordt ook geen 1% - meen ik toch dat het alle
maal wel zeer oppervlakkig wordt afgedaan door het col
lege.
Deze onbevredigende verklaring is voor mij aanleiding
geweest om mij af te vragen of de raad er eigenlijk wel
bij wordt betrokken als het college ineens besluit om
alle ambtenaren 5 of 10% meer salaris te geven, in het
kader van de functiewaardering. Wordt hierover van te
voren overleg gepleegd met de commissie voor finan
ciën, of beslist het college zelf over individuele verho
gingen, uitgaande boven de normale verhogingen?
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik ben
niet in de vergadering van de commissie voor financiën
van 4 januari jl. geweest, maar ik heb inmiddels wel het
verslag van deze vergadering gelezen, met het antwoord
van het college op een aantal opmerkingen. Ik zal daar
over niet meer spreken. Wel heb ik in een brief aan het
college aangekondigd dat ik in deze raadsvergadering nog
enige hoofdpunten ter sprake zou willen brengen.
De verslaglegging is mijns inziens van een redelijke kwali-
17