De heer VAN AALST: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
geen antwoord gehad op mijn vraag of het college be
reid is de bewoners voor te lichten over de opbouw
van de huur en de subsidiemogelijkheden.
Wethouder EBBERS: Mevrouw de voorzitter! Juist
als gevolg van het overleg dat reeds heeft plaats gevon
den zijn de gevolgen vrij uitvoerig bij de mensen be
kend. Ik meen overigens dat iedere bewoner een brief
je moet krijgen waarin staat wat de gevolgen voor hem
zijn.
De heer Goote zij erop gewezen dat ik alleen heb ge
zegd welke mogelijkheden de hoofdingenieur-directeur
en de centrale directie aan het bestuderen zijn. Per
soonlijk zou ik ook het verkopen van die woningen
niet zo plezierig vinden, maar reeds bij de eerste en-
quete heeft een aantal mensen gevraagd of de wonin
gen ook konden worden gekocht. Dat is de hoofdinge
nieur-directeur bekend.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
Voorstel inzake de verkoop van grond in het „Slange
bosje".
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
De mensen in de omgeving vrezen nog altijd dat er,
wanneer er wordt gebouwd, hout zal worden gerooid.
Is het mogelijk in ae overeenkomst een bepaling op te
nemen waarin het rooien van hout wordt verboden?
Er is weliswaar een kapverbod, maar het opnemen
van een door mij bedoelde bepaling in de overeen
komst zal mijns inziens de grotere zekerheid bieden,
dat er geen hout wordt gerooid tijdens de bouw.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik ben te
gen dit voorstel.
De heer LANGE: Mevrouw de voorzitter! Bepaling
10 luidt:
„Indien de betaling van de kooppenningen op 1 janua
ri 1979 om welke reden dan ook niet heeft plaats ge
vonden wordt de koopsom met ingang van die datum
verhoogd met 8%."
Stel dat men op die datum nog helemaal niet weet of
er wel mag worden gebouwd; wat gebeurt er dan?
De VOORZITTER: Dan moet die bepaling mijns ins-
ziens niet worden toegepast. Wij gaan er duidelijk van
uit, dat wij binnen zes weken zekerheid hebben. Wan
neer die zekerheid bestaat, zal er voor 1 januari moe
ten worden betaald. Indien dat niet gebeurt zal de
koopprijs met 8% worden verhoogd.
De heer LANGE: Dat is dus gewoon een indexering?
De VOORZITTER: Ja. Hetgeen ik zojuist zei is dus
niet goed. Wanneer de grond pas over driejaar ter be
schikking komt zal er driemaal worden geïndexeerd.
Dat geldt voor alle koopprijzen.
De heer Van Poppelen zij erop gewezen dat het begin
van bepaling 15.a als volgt luidt:
„Koper verbindt zich jegens de gemeente Soest de in
het gebied van het Slangebosje staande bomen en an
dere houtopstanden, welke blijkens aangebrachte be
schermende voorzieningen gehandhaafd moeten blij
ven, niet te verwijderen, noch op enigerlei wijze aan
deze bomen of houtopstanden schade toe te brengen."
Degene die het bepaalde in dat artikel niet nakomt, is
een boete van f. 2.500,- verschuldigd.
De heer VAN POPPELEN: Ik heb begrepen dat de
omwonenden die bepaling wat te zwak vinden. Een
boete van f. 2.500,- kan, wanneer er veel moet worden
gebouwd, voor een aannemer heel weinig betekenen,
indien door het rooien van hout veel werk kan worden
bespaard.
De VOORZITTER: Je kunt natuurlijk geen boete van
een ton op het rooien van een boom zetten; dat zou
de rechter nooit nemen.
Het college stelt voor om het in bepaling 14 opgeno
men anti-speculatiebeding van vijfjaar te verhogen tot
tien jaar.
De heer LANGE: De in artikel 18 opgenomen opschor
tende voorwaarde sluit mijns inziens het bepaalde in ar
tikel 10 uit.
De VOORZITTER: Neen. Daarmede was ik nu juist in
de war. Na 1 januari komt er automatisch 8% (de jaar
lijkse trend) bij.
Het voorstel wordt, met inachtneming van de in bepa
ling 14 aangebrachte wijziging, zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
De heer Visser verkrijgt op zijn verzoek aantekening
in de notulen, dat hij zich met de genomen beslissing
niet heeft verenigd.
168 Voorstel van de Commissie voor de Beroepschriften
tot het nemen van een beslissing op de beroepen, in
gesteld door:
a. de heer J.G. van Rouwendaal te Soest.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter!
De commissie voor de beroepschriften meent dat bij
dit voorstel van haar zijde geen nadere toelichting no
dig is.
De VOORZITTER: Dames en heren! Het verwondert
het college dat de commissie voor de beroepschriften
niet eens de behoefte heeft om haar voorstel toe te
lichten. In juridische zin is er onzes inziens sprake van
een bijzonder vreemd voorstel waarmede het college
veel moeite heeft. Eerst verklaart de commissie voor
de beroepschriften het beroep van de heer Van Rou
wendaal ongegrond; de commissie meent dat het col
lege de gevraagde vergunning terecht heeft geweigerd.
„Punt uit" zouden wij dan zeggen. Ik zou mij kunnen
voorstellen dat de commissie daarnaast het college
vriendelijk verzoekt om, ondanks het feit dat de be
zwaren niet gegrond zijn, nog eens te bekijken of er
voor de heer Van Rouwendaal iets kan worden gedaan.
Dat doet de commissie voor de beroepschriften echter
niet. De commissie zegt: Het bezwaar is ongegrond;
het college had gelijk, maar wij stellen voor om het
besluit van het college te vernietigen en alsnog vergun
ning te verlenen voor het vernieuwen en verbouwen
van een schuur/garage. Dat betekent dat de commissie
voor de beroepschriften met de ene hand het college
gelijk geeft en met de andere hand de heer Van Rou
wendaal wil toestaan zijn nieuwe schuur/garage te
bouwen. Dat kan helemaal niet, want het college dient
de vergunning te verlenen.
Het college kan het voorstel van de commissie voor de
beroepschriften niet aanvaarden en hetgeen wordt
voorgesteld lijkt het college ook een monstrum.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter!
Ik ben helemaal verlegen met het geval. Het kan na
tuurlijk nooit de bedoeling van de commissie voor de
beroepschriften zijn geweest om zo lelijk tegen het
college te doen. De commissie is nagegaan wat er aan
de hand was. Reclamant heeft zelf gezegd het besluit
van burgemeester en wethouders niet te kunnen aan
vechten.