De VOORZITTER: Ik was er bij toen hij dat zei en
daarom verwondert het voorstel van de commissie mij
ook zo.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Het zou formeel wel
mogelijk zijn om de zaak stukje bij beetje te vernieuwen.
De commissie vindt dat het nieuwe bijgebouw beter
niet bij stukjes en beetjes kan worden opgetrokken.
Daarom is de commissie tot het onderhavige advies ge
komen. Ik betreur het dat wij het college zo ernstig
hebben teleurgesteld.
De heer BaNKI: Ik meen dat de vergunning best kan
worden verleend; er is een rechtmatigheidstoetsing en
een doelmatigheidstoetsing. Uit een oogpunt van doel
matigheid heeft de commissie voor de beroepschriften
geoordeeld, dat de vergunning toch kan worden ver
leend.
De VOORZITTER: Dat kan niet. Men kan natuurlijk
niet eerst zeggen dat het beroepschrift ongegrond
wordt verklaard, maar dat toch het besluit van het
college moet worden vernietigd. Dat kan eenvoudig
niet. De commissie zegt dat het college gelijk had en
dan kan zij niet één seconde later zeggen, dat het be
sluit van het college moet worden vernietigd.
De heer BaNKI: Misschien is de term vernietigen dan
niet juist, maar ik meen dat best kan worden gehan
deld conform de intentie van de commissie voor de
beroepschriften.
De VOORZITTER: Ik ben het voor honderd procent
oneens met de heer Banki. Wanneer de commissie
zegt dat het beroepschrift ongegrond is kan de com
missie het besluit van het college niet meer op juri
dische gronden vernietigen. Er is sprake van een recht
matigheidstoetsing en niet van een doelmatigheids
toetsing. Een bezwaar is gegrond of niet gegrond. De
commissie heeft het bezwaar niet gegrond verklaard
en dan kan het besluit van het college niet worden
vernietigd.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Ik ben het
wel met u eens. Er kunnen geen juridische argumen
ten worden aangevoerd en het bezwaarschrift kan dan
ook niet gegrond worden verklaard. Ons rest weinig
anders dan het beroepschrift ongegrond te verklaren,
maar wij kunnen het college de aanbeveling meege
ven om nog eens naar een aanvaardbare oplossing te
zoeken. Door de aanbeveling aan het college kunnen
wij proberen zoveel mogelijk inhoudelijk tegemoet te
komen aan hetgeen de heer Van Rouwendaal wenst.
De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzit
ter! De leden van de commissie voor de beroepschrif
ten waren het er unaniem over eens dat formeel nieuw
bouw ter plaatse niet is toegestaan. Thans staat er een
puinhoop die een gevaar betekent voor de mensen die
daar wonen. Daarom verdient het aanbeveling, dat dat
oude rommeltje wordt opgeruimd, zodat de boel kan
worden opgeknapt. Ik zou kiezen voor gedeeltelijke
vernieuwing, waardoor er na verloop van tijd precies
zou staan wat de heer Van Rouwendaal op tekening
heeft gezet. Je kunt nl. ook een fundering gedeelte
voor gedeelte vernieuwen. Met wat u, mevrouw de
voorzitter, over een nieuwe fundering hebt geschreven,
zou ik wel raad weten.
De VOORZITTER: Wij hebben niets over een funde
ring geschreven; het geschrevene is afkomstig van de
commissie voor de beroepschriften.
De heer VAN DEN BRAKEL: Bij die woning horen
een garage en een behoorlijke schuur. Aan die gevaar
lijke situatie moet een einde worden gemaakt. Daarom
meent de commissie voor de beroepschriften, dat een
en ander moet worden opgeknapt.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! Mijns inziens is er maar één oplossing om uit dit
probleem te komen. Ik stel voor om het voorstel aan
te houden. Komende week is er weer een vergadering
van de commissie voor de beroepschriften. Wij kunnen
het stuk dan nog eens bespreken en dan kan het tij
dens de volgende raadsvergadering opnieuw worden
opgevoerd.
Het voorstel wordt aangehouden,
b. de heer mr. L.J.H. de Vink te Utrecht.
Mevrouw ORANJE-ENTINK: Mevrouw de voorzitter!
Deze zaak is in feite gecompliceerd gemaakt, waardoor
de commissie voor de beroepschriften langdurig heeft
moeten overleggen over de wijze waarop het advies aan
de raad zou worden geformuleerd (dus niet over het ad
vies zelf).
De raadsman van reclamant heeft een zeer uitvoerig
pleidooi gehouden, waarbij hij enige keren de naam
van een ambtenaar noemde. Dat hebben wij minder ge
waardeerd. Het moet toch algemeen bekend zijn dat
het college de beslissing neemt over de vraag of een
bouwvergunning wordt verleend of geweigerd. Dat ge
beurt niet zo maar uit de losse pols, maar na deugde
lijke ambtelijke adviezen en overwegingen.
De verdediging van deze zaak was ongewoon. Dinsdag
jl. ontvingen wij nog een brief en gisteren kregen wij
nog een expresbrief. Voor reclamant hangt er veel van
deze zaak af. Dat is ook begrijpelijk, want hij zegt on
kosten te hebben gemaakt en illusies te hebben ge
wekt bij een enkeling aangaande de aantrekkelijkheid
van het woongebruik.
De raad dient thans over deze zaak, die heel nauwkeu
rig uit de doeken wordt gedaan in de stukken, te oor
delen. Het zich houden aan het bepaalde in het be
stemmingsplan - wij moeten binnen de voorschriften
blijven - is steeds het vanzelfsprekende parool ge
weest. Ook het college verleent liever een bouwver
gunning dan zo'n vergunning te moeten weigeren
voor iets dat niet binnen het bestemmingsplan past.
In dit geval gaat het om een belangrijke zaak met
duidelijke weigeringsgronden.
Bij het maken van bestemmingsplannen hebben de
bewoners vaak niet goed gekeken welke gevolgen be
paalde voorschriften kunnen hebben. Zij zijn dan
verontwaardigd en verbaasd dat iets niet kan (iets dat
hen zelf heel gewoon en vanzelfsprekend voorkomt).
In de toekomst zou een beetje voorlichting hieraan
het een en ander kunnen veranderen.
De commissie voor de beroepschriften stelt zich ach
ter de beslissing van het college.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Uit de bijgevoegde stukken blijkt dat de tekening
van de bouwaanvraag een dakopbouw vertoont met
drie slaapkamers en een badkamer. Die dakopbouw
moet men wel zien als een woonlaag. Blijkens het be
stemmingsplan is het slechts mogelijk om een begane
grond met twee bouwlagen te hebben. In de bestem
mingsplanbepalingen staat duidelijk dat een zolder,
een vliering of een onderbouw daaronder niet wor
den begrepen.
Met de commissie voor de beroepschriften menen wij,
dat de gevraagde vergunning terecht is geweigerd. Wij