regeling kon niet worden afgeweken. Wij menen dat ook
niet kan worden afgeweken van hetgeen is bepaald met
betrekking tot de commissie culturele zaken; over een
wijziging dient eerst overleg te worden gepleegd met de
commissie culturele zaken. Daarom onderschrijven wij
hetgeen mevrouw Korthuis daaromtrent heeft voorge
steld.
Het college stelt in het pre-advies onder meer:
„Wij stellen ons voor u voor 1 januari 1979 een voorstel
aan te bieden met betrekking tot het doen deelnemen
van niet-raadsleden aan het werk van de vaste commis
sies."
Is dan tevens een voorstel te verwachten voor een aan
regels gebonden rondvraag in de commissies?
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw
de voorzitter! Wij steunen het standpunt van de V.V.D.-
fractie inzake de commissie culturele zaken; wij menen
dat het huidige aantal raadsleden in de commissie moet
worden gehandhaafd. Met de huidige commissie zal over
leg moeten worden gepleegd over wat er dient te gebeu
ren.
Kort geleden hebben wij met betrekking tot de commis
sies een nieuw voorstel van het college gekregen. Er wa
ren eerst andere commissie-indelingen gemaakt en toen
kwam het nieuwe voorstel van het college met wat sa
menvoegingen. Daardoor was een en ander voor ons op
een gegeven moment niet erg duidelijk meer.
De VOORZITTER: Maar wij hadden nog nooit een voor
stel gedaan; dat moet u wel goed begrijpen.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Neen, maar
in het overleg tussen de verschillende partijen was op een
gegeven moment een voorstel gedaan.
De VOORZITTER: De raad praat hier tegen het college
en ik heb niets met partij-overleg te maken. Dat wil ik wel
even duidelijk stellen.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Dat
neemt niet weg dat mijn fractie thans meent dat er niet
helemaal kan worden gesproken van een evenredige ver
deling. Op sommige punten is er toch wel minder uit de
bus gekomen dan wij hadden gehoopt. In de ontwerp
verordening (artikel 6) wordt gesproken over „ten minste
vijf leden" in iedere commissie. Wij stellen ons voor om
op een later tijdstip te komen met een voorstel tot uit
breiding van het aantal leden, want aan een aantal com
missies (bijvoorbeeld de commissie voor voorlichting en
inspraak) willen wij toch nog wel een lid van het C.D.A.
toevoegen.
De VOORZITTER: Daarvan maakt u op dit moment
geen voorstel?
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Neen.
De VOORZITTER: Dames en heren! In de verordening
wordt in artikel 6 gesproken over „ten minste vijf leden"
en de raad kan derhalve vanavond alles beslissen wat hij
wil; vandaar dat ik aan mevrouw Greefhorst vroeg of zij
op dit moment een voorstel wilde doen. Zij heeft ech
ter gezegd dat zij op dit moment geen voorstel zal in
dienen.
In artikel 11, lid 3 wordt bepaald dat de voorzitter of
twee leden kunnen verzoeken om de deuren te sluiten en
dat de commissie daarna beslist of er al dan niet met ge
sloten deuren zal worden beraadslaagd. Dat is een heel
normale wijze van doen. Het is natuurlijk onmogelijk om
eerst in het openbaar te gaan beraadslagen over de vraag
of de deuren zullen worden gesloten. Stel dat er iets
moet worden besproken waartegen persoonlijke, finan
ciële of veiligheidsbelangen zich verzetten (de criteria die
de heer Visser heeft genoemd). In die gevallen is het na
tuurlijk niet wel doenlijk om dan eerst in het openbaar
te zeggen: Ik wil graag praten over Jantje of Pietje of ik
wil praten over iets griezeligs. Op een goed moment zal
er in beslotenheid overleg moeten kunnen worden ge
pleegd; de commissie kan dan vervolgens bij meerderheid
van stemmen besluiten om een zaak al dan niet met geslo
ten deuren te behandelen. In het openbaar kan over die
vraag niet worden beraadslaagd, want tijdens dat overleg
zal toch een klein beetje van de hoed en de rand moeten
worden verteld.
Het oude college kon de rondvraag tijdens commissie
vergaderingen moeilijk voorbereiden; deze materie zal
met de in te stellen commissie algemene bestuurszaken
worden besproken. In dit verband heeft mevrouw Van
Gelder gesproken over een aan regels gebonden rond
vraag. Die regels zullen wij met ons allen moeten opstel
len en die regels zullen door de raad moeten worden goed
gekeurd. Er zullen normen moeten worden vastgesteld.
Ook voor het benoemen van burgers in de commissies
zullen regels moeten worden opgesteld; onder andere zal
moeten worden vastgesteld uit welke groeperingen bur
gers zullen worden gerecruteerd. Ook dit punt zal moe
ten worden besproken in de commissie algemene bestuurs
zaken, waarna de raad een voorstel kan worden gepresen
teerd. Mevrouw Allard wil, dat een dergelijke regeling nog
veel vroeger dan 1 januari a.s, ingaat. Wij staan al vlak
voor de behandeling van de begroting 1979 en dat is al
tijd een drukke tijd. Ik geloof dan ook niet dat wij kun
nen beloven dat die regeling veel eerder dan 1 januari
a.s. zal kunnen ingaan. Wij zullen echter ons best doen
en wij hopen die regeling op tijd te kunnen doen ingaan.
Mevrouw Korthurs, die heeft gesproken over de samen
stelling van de commissie culturele zaken, doet net of
wij iets heel vreselijks hebben gedaan. De commissie cul
turele zaken is gekomen met het voorstel om niet meer
een burger of een raadslid voorzitter te doen zijn van de
commissie, maar de betrokken wethouderWij vinden
dat vóór 1 januari a.s. duidelijk moet zijn hoe het gaat
met de vertegenwoordiging van burgers in alle commis
sies en daarop vormt de commissie culturele zaken geen
uitzondering. Wij meenden dat het goed zou zijn om nu
maar vijf raadsleden in de commissie culturele zaken te
benoemen, zodat dezen tot 1 januari a.s. - het moment
waarop wij de commissie culturele zaken op dezelfde wij
ze willen aankleden als de overige commissies - vast in
gewerkt konden raken. Verschillende woordvoerders heb
ben echter opgemerkt dat zij thans niet verder willen gaan
dan het veranderen van voorzitter Daarmede hebben wij
niet de minste moeite. Wij zijn alleen maar tot ons voor
stel gekomen, omdat wij dachten daarmede het leven ge
makkelijker te maken. Ik heb niet het gevoel dat er in de
commissie culturele zaken op ieder moment wordt ge
stemd, waardoor men nogal gauw zou kunnen denken
dat de „gewone" leden kunnen worden overruled door
de raadsleden. Voor de eerste keer in deze nieuwe raad
wil ik constateren dat het college een voorstel voorbereidt
en dat de raad het anders kan doen, wanneer hij dat wil.
Er is geen sprake van een voorstel waarvan het college,
wanneer het niet wordt geaccepteerd, vannacht wakker
zal liggen. Wij hebben er niet de minste moeite mee, wan
neer de raad thans alleen wil besluiten, dat de wethouder
van culturele zaken rn het vervolg de voorzitter van de
commissie is.
De commissie personeelszaken zal zich ook kunnen bezig
houden met aangelegenheden die de organisatie betref
fen. Wij zouden de commissie kunnen aanduiden met de