naam „commissie personeel en organisatie", maar daarover willen wij nog even nadenken. Op het ogenblik is aan de juridische commissie opgedra gen de vervulling van de hoorplicht als bedoeld in artikel 14, lid 1 van de Wet A.R.O.B. De taken van de juridische commissie zullen worden overgenomen door de commis sie algemene bestuurszaken. Deze nieuwe commissie wordt belast met vele andere taken (politie, brandweer etc.) en daarom menen wij dat de commissie voor de be roepschriften het beste vorenbedoelde taak van de juri dische commissie kan overnemen. Dat is een keuze, maar ik meen dat daardoor vlotter kan worden gewerkt, omdat de commissie algemene bestuurszaken allerlei algemene dingen gaat doen. Mevrouw Van Gelder meent dat het woonruimtebeleid bij volkshuisvesting behoort. Ik heb toch het gevoel dat wij beide onderdelen zien als twee heel verschillende dingen. Volkshuisvesting gaat over de woningbouw (wat voor woningen moeten er worden gebouwd). Ik geef toe, datje daarbij ook de lijst van woningzoekenden moet betrekken, maar het woonruimtebeleid heeft betrekking op het maken van categorieën urgenten. Ik heb dan ook het gevoel dat er sprake dient te zijn van een splitsing. In het nieuwe college zullen wij dit punt nader bespreken en het verheugt mij, dat mevrouw Van Gelder ermede akkoord gaat, dat wij op de voorgestelde wijze beginnen. De combinatie jeugdzaken met onderwijs komt veel voor. Ik weet dat er tegenwoordig vaak wordt gesproken over de toekomstige rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk die wellicht op 1 januari 1979 zal ingaan (ik vrees dat de dames en heren in Den Haag die datum niet halen en dan wordt de ingangsdatum 1 januari 1980), maar ik geloof niet dat wij moeten besluiten allerlei dingen te combineren, omdat die dingen in die rijksbijdrageregeling zitten. Ik meen dat er veel voor te zeggen is om jeugdza ken als een onderdeel van het onderwijs te beschouwen. Ik weet dat portefeuilles op heel verschillende manieren kunnen worden ingedeeld, maar toch meen ik dat niet al hetgeen hoogst waarschijnlijk onder die rijksbijdragerege ling valt daarom in één portefeuille moet worden ge stopt. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! U hebt het geen ik heb gevraagd niet begrepen. Ik heb gevraagd of het college één van de onderdelen van het perscommu niqué (de afspraak die de lijsttrekkers hebben gemaakt over wat openbaar is en wat niet) in de verordening op de vaste commissies van advies en bijstand willen opne men. Dat is een duidelijk voorstel van mijn kant, Het is onjuist dat de voorzitter of twee leden kunnen bepalen dat een bepaalde zaak achter gesloten deuren moet wor den behandeld; wij hebben in de afspraken die tevoren zijn gemaakt, duidelijk gemaakt dat De VOORZITTER: Zoudt u dat dan willen voorlezen? De heer VISSER: Ik had dat al voorgelezen. De VOORZITTER: Neen; dat hebt u niet gedaan. De heer VISSER: Ik heb het perscommuniqué geciteerd. Daarin staat het volgende: „alle raadscommissies worden openbaar, tenzij persoon lijke, financiële of veiligheidsbelangen zich daartegen ver zetten". Dat is geen zinnetje van mij - zoals u, mevrouw de voor zitter, veronderstelt, maar dat zinnetje citeer ik uit de zeven uitgangspunten voor het beleid voor de komende vier jaar. Het gestelde staat lijnrecht tegenover hetgeen nu in de verordening staat, want in die verordening staat, dat een voorzitter of twee leden kunnen bepalen wat al dan niet achter gesloten deuren zal worden behandeld. Ik vind dat die door mij geciteerde zin in de verordening moet worden opgenomen, De VOORZITTER: Ik meen dat u veel conservatiever bent met uw zinnetje dan wij met ons zinnetje. Ik zou echt niet graag iedere zaak waarin financiële aspecten zit ten, in beslotenheid willen behandelen. Wanneer u ver standig bent - en dat bent u altijd - volgt u het voorstel van het college. De heer VISSER: Ik heb het college vorige maand al ge volgd en u moet natuurlijk niet verwachten dat ik vier jaar lang het college blijf volgen. Ik handhaaf dan ook mijn voorstel. Mevrouw de voorzitter. U bent niet ingegaan op hetgeen ik met betrekking tot de samenstelling van de commissie voor de beroepschriften heb opgemerkt. Deze commissie bestaat nu uit vier leden. De hoorzittingen inzake de Wet A.R.O.B. zullen in het vervolg ook door deze commissie worden verzorgd, omdat de commissie algemene bestuurs zaken al dat werk volgens het college niet af kan. Dat is een reden te meer voor ons om te vragen of de commissie voor de beroepschriften ook uit vijf leden kan bestaan. De VOORZITTER: Ik wil een goede afspraak maken tussen de taak van het college en de taak van de raad. Het college doet de raad een voorstel. Wanneer een raadslid een ander voorstel wil doen moet hij mij daarmede niet opknappen. De verordening voor de commissie voor de beroepschriften is op dit moment niet aan de orde en met een voorstel dienaangaande zal de heer Visser dan straks moeten komen, Wij zitten hier niet om te reage ren op de een of andere wilde kreet van een raadslid; wanneer men iets wil voorstellen verwachten wij een fatsoenlijk voorstel. De heer Visser zegt dat hij lid 3 van artikel 11 van de verordening op de vaste commissies van advies en bijstand wil aanpassen; van hem zal ik dan graag weten op welke wijze hij dat artikel wil aanpassen, want dan kan er eventueel over een voorstel worden gestemd. Ik heb al gezegd hoe het college daarover denkt; ik heb ook gezegd dat de fractie van de heer Visser beter af is wanneer zij het collegevoorstel volgt dan wanneer zij de clausule opneemt die is geciteerd. Wil de heer Visser met betrekking tot lid 3 van artikel 11 van de verordening die nu aan de orde is een voorstel indienen? De heer VISSER: Ik stel voor het hele lid 3 te vervangen door de zinsnede die ik al tweemaal heb voorgelezen en die afkomstig is uit de uitgangspunten voor het te voe ren beleid van de gemeenteraad in de komende vier jaar. De VOORZITTER: Dat de raadscommissies in het open baar vergaderen, tenzij persoonlijke, financiële of veilig heidsbelangen in het geding zijn? De heer VISSER: Ik heb gezegd dat de commissie - voor dat de deuren worden gesloten - dient te bepalen of het terecht is dat een zaak met gesloten deuren wordt be handeld, De VOORZITTER: Wij gaan de verordening toch voor 1 januari a.s. wijzigen in verband met de deelname van burgers aan commissievergaderingen en ik geloof dan ook dat het het beste is om de huidige tekst te handha ven. In alle rust kan dan worden bekeken op welke wij ze een eventuele wijziging noodzakelijk is Het staat de heer Visser echter vtij om te vragen zijn voorstel in stemming te brengen. De heer VISSER: Ik handhaaf mijn voorstel. De VOORZITTER: Ik constateer dat het voorstel van de heer Visser door de leden van zijn fractie wordt gesteund. 9

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 216