kunnen worden verkregen als ze van te voren worden ge kocht. Dat heb ik mij ook gerealiseerd, maar dat is een regeling die sinds jaar en dag bestaat en die derhalve geen enkele invloed heeft op het absolute volume. Dat argument gaat dus ook niet in op mijn betoog. Ik zal graag zien dat u van uw kant nog argumenten geeft voor het voorstel van het college. Mijnerzijds kan ik nog een argument voor mijn stelling aanvoeren, nl. dat, wanneer men de dagkaarten relatief sterker in prijs verhoogt, de mensen dan eerder geneigd zullen zijn om een abonnement te nemen, juist omdat men dan het abonnement er „eerder uit heeft". Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! De essentie van mijn betoog is geweest dat ik mij heb afge vraagd hoe ik de voorgestelde tariefsverhogingen van in het algemeen 314% kan beoordelen. Ik heb nl. geen inzicht gekregen in de noodzaak van een en ander door het geheel ontbreken van de kosten-baten-overzichten. Ik ga dan ook alleen af op de argumentatie die van de kant van het college wordt gehanteerd om tot een ta riefsverhoging van in het algemeen 314% te komen, nl. dat de gemeente al jarenlang het beleid voert dat de kostenstijgingen moeten worden bijgehouden. Welnu, als de gemeente dat dan doet, moet zij uitgaan van de 214% dat in de miljoenennota wordt genoemd. Er wordt nu gesteld dat de 314% ook door het ministe rie van binnenlandse zaken is opgegeven. Een telefoon tje naar het ministerie van binnenlandse zaken heeft ons echter geleerd dat dit percentage van 314 is geba seerd op de ontwikkeling in de eerste helft van 1978, terwijl de miljoenennota uitgaat van hetgeen in de toe komst verwacht kan worden; daarbij komt men dan op 214%. Het ministerie heeft verder medegedeeld dat het niet ondenkbaar is dat de circulaire waarin nog sprake is van 314%, nu is achterhaald door de miljoenennota en dat wij wellicht binnenkort een ander percentage dan 314 te horen krijgen. De heer ONDERDELINDEN: Mijnheer de voorzitter! Mijn opmerking over het ontbreken van het advies van de commissie financiën ten aanzien van het lande lijk paspoort voor bejaarden betrof slechts een detail. U hebt trouwens toegezegd dat dit voortaan vermeld zal worden en daarop behoef ik dus niet meer in te gaan. De heer OLDENBOOM: Mijnheer de voorzitter! In het verleden konden de prijzen voor het natuurbad niet in die mate worden verhoogd als was toegestaan door het ministerie van economische zaken. Dat werd veroorzaakt door het feit dat enige efficiency in het zwembad niet of nauwelijks mogelijk was en nog steeds is, omdat het overgrote deel van de kosten ar beidskosten waren en zijn. Het zal bekend zijn dat de arbeidskosten veel sterker zijn gestegen dan de toege stane stijgingspercentages voor de tarieven. Dat heeft tot gevolg gehad dat het tekort van het natuurbad veel groter is geworden in de loop der jaren, waarvoor een steeds sterker beroep op de algemene middelen van de gemeente moest worden gedaan. Bij het verhogen van de tarieven let men op de toege stane stijgingspercentages en op de gemakkelijke in casseerbaarheid. Men zal zich kunnen voorstellen dat het niet zo praktisch is om de prijs van een dagkaart op bijvoorbeeld f. 1,14 of f, 2,36 te stellen, hetgeen wel zou moeten gebeuren als men precies het percen tage van 3/4 zou aanhouden. Mede uit dat oogpunt moeten de voorgestelde verhogingen van dagkaarten en abonnementen bekeken. Regelmatig wordt daarbij bekeken hoe de verhouding is ten opzichte van de ta rieven van baden in omliggende gemeenten, waarbij vaak het ene jaar de dagkaarten iets sterker stijgen dan de abonnementen, terwijl dat het andere jaar weer omgekeerd is. Wanneer men dan ook wil nagaan in hoeverre de voorgestelde verhogingen juist zijn, moet men een aantal jaren achter elkaar beschouwen. Dan zal blijken dat de verhogingen per kaartsoort over zo'n periode van een aantal jaren ongeveer gelijk zijn geweest. Wanneer de suggestie van de heer Goote wordt gevolgd om de prijs van een abonnement min der sterk te laten stijgen dan de prijs van een dagkaart, zou men dat eigenlijk ieder jaar moeten gaan toepas sen en zou op den duur een wanverhouding ontstaan tussen dagkaarten en abonnementen. Er zit nog een onlogische kant aan de opmerking van de heer Goote dat de Soesters niet voor enkele guldens besparing zullen uitwijken naar baden in de omgeving. Immers, in eerste instantie heeft hij ge steld dat een relatief sterkere verhoging van de abon nementsprijzen wél tot vermindering van het bezoek aan het natuurbad zal leiden. Dat klopt niet met el kaar. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb begrepen dat de fractie van de heer Bolhuis wel akkoord gaat met de verhogingen van 314%. Wat de marktgelden en de begraafrechten betreft, is inderdaad het verschil tussen kosten en opbrengsten bijzonder groot, met het oog waarop is gepoogd, dat verschil enigszins te ver kleinen. Overigens zal wethouder Hoekstra nu nog na der op de kwestie van de marktgelden ingaan. Wethouder HOEKSTRA: Mijnheer de voorzitter! De kosten die worden gemaakt voor de markten in Soest zijn vrij hoog. Deze kosten zijn indertijd ook sterk toe genomen bij verplaatsing van de markt. Vroeger werd de markt gehouden op het pleintje achter het V.V.V.- kantoor; die plaats was gemakkelijk schoon te houden. Nu wordt een markt gehouden aan de Weegbreestraat en daar is het schoonmaken veel arbeidsintensiever dan indertijd, al is het maar vanwege de langgerektheid van de marktplaats waar de wind vrij spel heeft met papie ren e.d. Bovendien hebben wij zo'n vier jaar geleden de markt in Soesterberg erbij gekregen, waar het schoon maken ook nogal arbeidsintensief is. Met het oog hier- op liggen de kosten in Soest voor de markten vrij hoog. Nu heeft de heer Bolhuis gevraagd of het college nog eens wil letten op mogelijkheden van kostenverlaging. Ik verzoek de heer Bolhuis nu akkoord te gaan met de verhoging van 25%. Het college zal dan de komende tijd grondig nagaan of er mogelijkheden van kostenverla ging zijn. Overigens moet ik wel opmerken dat, als wij in 1979 de kosten op hetzelfde peil zouden kunnen houden als in 1978 - terwijl de kosten normaliter hoger zouden moeten liggen - en nu de verhoging met 25% doorvoeren, dan nóg de markt niet kostendekkend is. De verhoging met 25% op dit moment is dus echt wel nodig, waarbij het college dan zijn uiterste best zal doen om in de komende tijd tot kostenverlaging te komen. De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Nuijten is nog teruggekomen op zijn vraag over de leges bouw vergunningen. Ik wijs erop dat in het geheel ook de in flatie een rol speelt; daarin kan de verklaring worden gevonden voor zijn vraag. De heer Goote heeft gevraagd de mogelijkheden van kostenbesparing beter te bezien. Dat is uiteraard bij deze toegezegd. 34

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 241