beroepschriften hierop niet dien te reageren, maar dat
de wethouder dit dient te doen. Het voorstel van de
commissie conformeert zich nl. aan het besluit van het
college en dat besluit gaat uitdrukkelijk uit van de hui
dige bestemming van de grond en de voorgaande be
stemming. Wij zien geen enkele aanleiding om de be
slissing van burgemeester en wethouders nu te koppe
len aan de indertijd verleende vergunning om een
boerderij te veranderen in een woonhuis.
Wethouder MENNE: Mijnheer de voorzitter! Ik wijs in
de eerste plaats op het gestelde in punt 6 van het stuk,
luidende:
„Overigens biedt het overgangsrecht van het bestem-
m ingsplan nog een mogelijkheid om 1 schuur of meer
dere schuren gedeeltelijk te vernieuwen of te verbou
wen."
Er loopt in dit geval nl. zeer toevallig een scheidslijn
tussen de woning en de schuren. Terecht is door de
heer Nuijten opgemerkt dat het heel merkwaardig is
dat toch een inwendige verbouwing is toegestaan, on
danks de agrarische bestemming. Dat dit echter heel
merkwaardig is, geldt alleen op het eerste gezicht. De
schuren liggen in het bestemmingsplan Landelijk Ge
bied, aan de kant van de Jachthuislaan, terwijl de wo
ning toevallig ligt in het bestemmingsplan Soestdijk-
't Hart. In die woning is - ondanks de agrarische be
stemming - altijd al gewoond; dat geldt nu nog. Alleen
is indertijd toegestaan om die woning intern te ver
bouwen. Ten aanzien van de schuren echter - juist het
deel dat meer bedrijfsgericht is - zegt het bestem
mingsplan dat het niet mogelijk is om die af te breken
en geheel nieuw te bouwen op een andere plaats. Wél
laat het bestemmingsplan het gedeeltelijk vernieuwen
of verbouwen van de schuren toe. Wij hebben dit nu
ook in het stuk vermeld, als een soort hint voor de
aanvrager.
Bovendien speelt hierbij nog een rol dat de heer Van
Rouwendaal geen agrariër is. Er is nl. sprake van een
agrarische bestemming en dan worden er bepaalde
voorwaarden gesteld. De heer Van Rouwendaal heeft
weliswaar een enigszins agrarische hobby, maar daar
mee voldoet hij niet aan de voorwaarden die zijn ge
steld in het bestemmingsplan.
Met het oog hierop kan de aanvraag van de heer Van
Rouwendaal helaas niet worden toegestaan.
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! De wethou
der wekt nu de indruk dat de schuren waar het om
gaat, in feite een bedrijfsbestemming hebben, terwijl
betrokkene ook niet als agrariër zou kunnen worden
aangemerkt. Wel zal hij, evenals iemand anders, een
schuur bij zijn woning mogen hebben. Ik pleit er dan
ook voor dat toch wordt gezocht naar een oplossing
in dezelfde zin als is gevonden voor de drogisterij, iets
verderop. Wellicht is het toch mogelijk om deze
vreemde situatie te corrigeren door middel van een
postzegelplannetje.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mijnheer de voorzit
ter! Hetgeen de heer Nuijten nu opmerkt, is gedeelte
lijk juist. De heer Van Rouwendaal mag inderdaad bij
zijn woning een schuur plaatsen, met bepaalde afme
tingen. Alleen ligt de plaats waar hij nu de schuur wil
oprichten, uitdrukkelijk buiten de strook waar het
plaatsen van een schuur is toegestaan. Er kan door de
heer Van Rouwendaal nu wel een nieuwe bouwaan-
vraag worden ingediend, voor de ruimte waarop het
plaatsen van een schuur is toegestaan en daarop kan
dan een positieve beslissing worden genomen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mijnheer de voorzit
ter! De nu ingediende aanvraag kan inderdaad niet
worden ingewilligd; wat dat betreft gaan wij mee met
het advies van de commissie voor de beroepschriften.
Ook zien wij niets in het opstellen van een postzegel
plannetje voor deze zaak. Wel zijn er - de heer Menne
heeft hierop al gewezen - mogelijkheden om door over
leg andere zaken te realiseren, die toch gedeeltelijk tege
moet kunnen komen aan de wensen van de heer Van
Rouwendaal. Hierover zal het overleg dus opnieuw
moeten worden geopend.
De heer NUIJTEN: Als inderdaad overleg mogelijk is
met de heer Van Rouwendaal, gaan wij met het voor
stel van het college akkoord.
Wethouder MENNE: Dat overleg kan ik toezeggen.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
b. een door H.M.G.A.B. Kraan ingesteld beroep tegen
de weigering van een bouwvergunning.
De heer NUIJTEN: Mijnheer de voorzitter! Wij gaan
met het voorstel akkoord, op voorwaarde dat het ont-
werp-besluit enigszins wordt gewijzigd en als volgt
komt te luiden:
„BESLUIT:
het beroepschrift vooralsnog ongegrond te verklaren
en het weigeringsbesluit van burgemeester en wethou
ders te handhaven, in afwachting van een beslissing
van de Kroon terzake van het bestemmingsplan Soes-
terberg-Industrieterrein'
De VOORZITTER: Ik meen, mijnheer Nuijten, dat
uw voorstel juridisch onmogelijk is, maar de heer
Menne kan het wellicht nog nader toelichten.
De heer MENNE: Mijnheer de voorzitter! Wij moeten
een besluit nemen op grond van het vigerende plan;
iets anders is niet mogelijk. Het bestemmingsplan
Soesterberg-Industrieterrein is nu nog niet onherroe
pelijk. Pas als dat het geval is kan op grond daarvan
natuurlijk overleg plaats vinden. Ik wil daaraan ook
graag alle medewerking verlenen.
De VOORZITTER: Ik constateer dat de heer Nuijten
zijn voorstel tot wijziging niet handhaaft.
Het voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aan
genomen.
c. een door mr. J.W.M. Wagenaar ingesteld beroep te
gen de weigering van een bouwvergunning.
De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! Ik ben
nogal verbaasd over de onvolledigheid van de infor
matie die wij hierover hebben gekregen. In punt 7
van het advies staat:
„Het realiseren van het bestemmingsplan Kerkebuurt
is er niet mee gediend dat panden die te zijner tijd
zullen moeten verdwijnen een wijziging als de onder
havige ondergaan."
Dat klinkt heel redelijk. Echter, ik heb toegezonden
gekregen van de heer Van Dam - en anderen met mij -
een aantal tekeningen waaruit blijkt dat inmiddels
toestemming is verleend voor de uitvoering van een veel
groter plan dat tot een veel grotere aantasting aanlei
ding zal geven, maar wel binnen het bestemmingsplan
blijft, omdat daar wel sprake is van een menging van
winkel- en woonbestemming. Als deze tekeningen niet
juist zijn, hoor ik dat wel, maar vooralsnog heb ik geen
reden om aan de juistheid hiervan te twijfelen. Ik meen
dan ook dat deze zaak niet goed is voorbereid en het
lijkt mij beter dat dit voorstel nu wordt aangehouden
36