en hierop de volgende vergadering teruggekomen wordt. De heer BEIJEN: Mijnheer de voorzitter! Ik kan mij aansluiten bij de woorden van de heer Jonker over de onvolledigheid van de informatie; dat is bij mij ook zo overgekomen. Ik wil echter nog wel wat verder in de zaak duiken. Het pand van Van Dam, waarvoor de bouwvergun ning is aangevraagd die door het college is geweigerd, ligt in het beschermde dorpsgebied, volgens artikel 20 van de Monumentenwet. Voorts is hierop van toepas sing het bestemmingsplan Kerkebuurt. Volgens de bij behorende plankaart heeft de bewuste grond de be stemming plantsoen. Of men nu een kerk in een plant soen moet neerzetten, kan misschien bij een andere gelegenheid nog eens worden besproken; mij lijkt een plein of bestrating eerder op zijn plaats, maar dat laat ik nu in het midden. Volgens het bestemmingsplan is nu het overgangsrecht van toepassing (paragraaf 4 van het bestemmingsplan). Volgens artikel 16 van deze pa ragraaf inzake de overgangsbepalingen, eerste lid onder a, mag het gebouw, mits de bestaande afwijking naar de aard niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden ver groot met 15% van de vloeroppervlakte, zoals aanwezig ten tijde van de eerste tervisielegging van het ontwerp van het onderhavige bestemmingsplan. Hier gaat het om de goedgekeurde uitbreiding waarover de heer Jon ker zoeven heeft gesproken. Uit de tekening die be hoort bij de bouwaanvraag van Van Dam blijkt, dat door het slopen van het magazijn de bestaande vloer oppervlakte wordt verkleind. Bouwkundige toetsing leidt tot de conclusie dat er overeenstemming bestaat met het bestemmingsplan. Het advies van bouw- en woningtoezicht, de brandweer en de welstandscommis sie is allemaal positief. De welstandscommissie - artikel 1 van de Verordening op deze welstandscommissie spreekt daarover - oordeelt over de vraag of het uiter lijk en de plaatsing van een gedacht bouwwerk wel zo danig zijn dat het bouwwerk zowel op zichzelf als in verband met de bestaande omgeving of de te verwach ten ontwikkeling aan redelijke eisen van welstand vol doet. De welstandscommissie had geen bezwaar tegen het plan. Omdat wordt afgezien van de reeds eerder goedgekeur de uitbreiding met een magazijn wordt in het nieuwe bouwplan de vloeroppervlakte met 30 m2 verkleind. Bovendien wordt de kapconstructie - de verdieping - gedeeltelijk verkleind, nl. voor 25%. De volgens plan kaart vastgestelde bestemming (dat betekent dus tota le sloop) wordt niet gerealiseerd Echter, door geen gebruik te maken van de toegestane vergroting (de be kende 15%) en door het bestaande bouwvolume te verkleinen, onder andere bij de kap, wordt de bestaan de toestand bouwkundig meer in overeenstemming ge bracht met de uiteindelijk uit het plan Kerkebuurt voortvloeiende bestemming van sloop. Volgens artikel 16, lid 2, mogen de bestaande gebouwen zo lang en voor zover de bij het plan Kerkebuurt vastgestelde be stemmingen nog niet geheel gerealiseerd zijn, slechts worden gebruikt op een wijze en voor een doel zoals ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van het plan het geval was, met dien verstande echter, dat in dat gebruik die wijzigingen zijn toegestaan welke dienen tot het meer in overeenstemming brengen van het gebruik met de uit dit plan voortvloeiende bestem mingen, onverminderd het bepaalde in het derde lid van artikel 16 Daarmee kom ik op een zaak die ik niet heb kunnen vinden in de toelichting van de commissie en die ook niet is aangevochten in het verweer van de aanvrager. In de weigeringsgronden van het college en het advies van de commissie voor de beroepschriften wordt geheel niet gerept van deze bepaling. In deze bepaling is ver meld dat, indien geen dringende redenen zich daarte gen verzetten, burgemeester en wethouders in het be lang van een meer doelmatig gebruik - en de bewoner of de eigenaar bepaalt dat toch - kunnen toestaan dat in het op het tijdstip van de eerste tervisielegging van het ontwerp van het plan Kerkebuurt bestaande en van het plan afwijkende gebruik tijdelijk - dat kan dus zijn tot het tijdstip van de sloop - andere wijzigingen worden aangebracht, dus van winkel/woning naar al leen woning. Samenvattend: Verandering van het gebruik, dus van winkel/woning naar woning, heeft tot gevolg dat bouwkundig het bestaande plan, door het verkleinen van het bouwoppervlak en van het bouwvolume, meer in overeenstemming wordt gebracht met de uit eindelijke bestemming. Volgens het derde lid van ar tikel 16 kunnen burgemeester en wethouders toe staan, indien geen dringende redenen zich daartegen verzetten, dat in het gebruik wijzigingen worden aan gebracht. Dringende redenen, welke die ook mogen zijn, worden in de weigering van de bouwaanvraag niet genoemd. Burgemeester en wethouders kunnen dus op grond van artikel 16, derde lid, de bouwver gunning verlenen. Het is dus vooral een kwestie van interpretatie van de voorschriften van het bestemmingsplan. Hiermee kom ik ook op het voorschrift in artikel 18 van het bestem mingsplan Kerkebuurt, het artikel dat zich richt op de interpretatie, Het gaat hier om een artikel dat in geen enkel ander bestemmingsplan voor Soest voorkomt en het luidt als volgt: „Bij twijfel over de interpretatie van de voorschriften, paragraaf 4, overgangsrecht, beslissen burgemeester en wethouders omtrent de wijze van toepassing." Interpretatie is een subjectieve zaak. Het meningsver schil tussen aanvrager en burgemeester en wethouders over de ingediende bouwaanvraag en de toepassing van de voorschriften van het bestemmingsplan is een schoolvoorbeeld. Het kan ook leiden tot formalisme, zoals opgemerkt door de verdediger van de heer Van Dam in de hoorzitting. Omdat in de overwegingen van de commissie voor de beroepschriften en tijdens het verweer van de aanvra ger in de hoorzitting artikel 16, derde lid, niet ter ta fel is gekomen, een artikel dat burgemeester en wet houders de mogelijkheid geeft om de bouwvergunning te verlenen, vragen wij - ook al omdat inmiddels de sa menstelling van het college is veranderd en de interpre tatie derhalve wellicht ook gewijzigd is - de beslissing omtrent het al dan niet verlenen van de bouwvergun ning aan te houden. Het plan dient vervolgens voor een nieuw advies terug te worden verwezen naar de commissie voor de beroepschriften in haar eveneens nieuwe samenstelling. Het nemen van een negatieve beslissing nu heeft vergaande consequenties voor met name die winkeliers die voor hun nu verspreid liggen de winkels de bestemming winkelhuis hebben. Onder „winkelhuis" kan men verstaan een zelfstandig, al dan niet zijdelings aangebouwd gebouw, bevattende één winkel met één direct daaraan toegankelijke en daarbij behorende woning, Deze problematiek van winkel, winkelsluiting en winkelbestemming wordt in de eerst-

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 244