komende vergadering van de commissie ruimtelijke ordening behandeld. Het ligt dan ook voor de hand, al vorens de zaak opnieuw in de commissie voor de be roepschriften te behandelen, om de voorstellen uit de commissie voor ruimtelijke ordening in de definitieve interpretatie van een en ander in te passen. De heer GOOTE: Mijnheer de voorzitter! Het gaat bij deze bouwaanvraag om het bestemmingsplan Kerke- buurt, dat een zeer lange baartijd heeft gehad; het heeft zo'n jaar of zeven bij de Kroon gelegen en pas eind verleden jaar heeft het rechtskracht gekregen. De bouwvergunning die wel is verleend en die door de heer Jonker is genoemd, zal hiermee ook wel te ma ken hebben, maar dat laat ik verder aan het college ter beantwoording over. De kern van de zaak is mijns inziens het gebruik van het pand. In artikel 16, lid 2 - door de heer Beijen ook al aangehaald - wordt gezegd dat wijzigingen zijn toege staan welke dienen tot het in overeenstemming bren gen of het meer in overeenstemming brengen van het gebruik met de uit het plan voortvloeiende bestem ming. Dat de bouwaanvraag het gebruik in overeen stemming zou brengen met de bestemming, is natuur lijk niet het geval; daarover behoeven wij verder niet te discussiëren. Het gaat wel om de vraag of door de wijziging het gebruik méér in overeenstemming wordt gebracht m et de uit het plan voortvloeiende bestem ming. Van de zijde van de heer Van Dam en zijn advo caat zijn daarvoor twee argumenten aangevoerd, nl. dat de oppervlakte kleiner wordt en dat van een woon winkelhuis nu een woonhuis wordt gemaakt, zodat volgens hen het gebruik meer in overeenstemming wordt gebracht met de bestemming. Voor die argumen tatie is wel wat te zeggen. Van de zijde van het colle ge wordt daartegenover betoogd dat elke wijziging in het gebruik - en daarvan is hier sprake - wordt gezien als een verdere afwijking van het bestemmingsplan; ook voor die argumentatie is wel wat te zeggen. Kort om: het gaat vooral om de interpretatie. Het college heeft een vrijstellingsbevoegdheid - de heer Beijen heeft ook dat genoemd - maar wenst daarvan geen ge bruik te maken, omdat hier ook een beleidsvraag speelt, nl.Wat wil men met de Kerkebuurt? De raad heeft vele jaren geleden het plan Kerkebuurt vastge steld en naast het pand van de heer Van Dam zijn pan den gesloopt. De vraag die zich nu voordoet is: Als de bouwvergunning nu wordt verleend, hetgeen eventueel mogelijk zou zijn op grond van een bepaalde interpre tatie van de voorschriften, komt men daarmee dan niet rechtstreeks in strijd met hetgeen men wil realiseren? Ik meen eigenlijk dat deze vraag wel bevestigend moet worden beantwoord en dat daarom de aanvraag moet worden afgewezen. Wel meen ik dat het college en raad niet kunnen vol staan met het alleen afwijzen van de gevraagde bouw vergunning. In deze situatie dient vervolgens een actief beleid te worden gevoerd, opdat de beoogde bestem ming ook wordt gerealiseerd. Dat houdt in dit geval in dat aankooppogingen worden gedaan en dat, zo die aankooppogingen niet tot resultaat leiden, vervolgens een onteigeningsprocedure in gang wordt gezet. Er is hier immers sprake van een rechtsgeldig bestem mingsplan, zodat er een rechtstitel is voor het in gang zetten van een onteigeningsprocedure. Wij zijn het dan ook eens met het advies van de com missie voor de beroepschriften. Wethouder MENNE: Mijnheer de voorzitter! Het be stemmingsplan Kerkebuurt is nu onherroepelijk ge worden. In dat plan komt een kern voor met een be schermd dorpsgezicht. Daarbij is er sprake van een bij zondere situatie, hetgeen ook invloed heeft op de stel- lingname van het college ten aanzien van deze aanvraag. De heer Beijen heeft hierbij betoogd dat, zuiver bouw kundig gezien, de opstal die ontstaat na honorering van de aanvraag, kleiner zal zijn dan thans het geval is. Dat is inderdaad juist; kwantitatief vindt een verkleining plaats. Echter, zodra van het nu bestaande winkel/woon huis een woning wordt gemaakt, gaan wij in op een ontwikkeling die elke projectontwikkelaar in Neder land met een fijne neus zal aanvoelen en gebruiken voor zijn doeleinden. De raad heeft al besloten dat in de omgeving van Kerkebuurt, bijvoorbeeld Korteind, geen woningen mogen komen. De toekomst van de winkels in dit gebied is beperkt; dat weten wij allemaal. Een projectontwikkelaar zal daar onmiddellijk het no dige in zien. De heer Goote heeft in dit verband terecht betoogd dat, als de aanvraag wordt afgewezen, ook de follow up moet worden verzorgd, nl. pogingen doen om dit pand aan te kopen, conform het eerder door de raad vastgestelde bestemmingsplan. Ik kan zeggen dat wij hiertoe al pogingen hebben gedaan en ik meen dat wij die pogingen in de toekomst zeker moeten voortzet ten. Als wij nu echter eerst de aanvraag goedkeuren, ont staat er een kwalitatieve verbetering die de gemeente in de toekomst, als het pand toch moet worden aange kocht, veel meer geld gaat kosten. Het gaat dan ook onzerzijds helemaal niet om een kwestie van interpre tatie. Wij menen eenvoudig dat, als wij deze aanvraag honoreren en dus de verandering toestaan, het dan in de toekomst moeilijker wordt om ons doel te berei ken, nl. sloop. Nu komt hierbij nog de kwestie van het beschermd dorpsgezicht, waarvoor extra normen gelden. Genoemd is door de heer Beijen artikel 16, tweede lid, maar een andere en zeker zo belangrijke bepaling in de voor schriften is te vinden in het eerste lid van artikel 13. Daarin is opgenomen dat, wanneer de raad iets wil ver anderen in een beschermd dorpsgezicht, daarvoor me dewerking moet worden verkregen van verschillende instanties waar de raad in normale gevallen helemaal geen „last van heeft". Elke restauratie en verandering kent meestal extra subsidies enz., maar anderzijds ook extra normen. Ik onderstreep dan ook nog eens de stelling van het college, waarbij er geen sprake is van een interpretatie, maar van stelligheid, nl. dat met honorering van de aanvraag de raad zijn eigen voornemens zou tegenwer ken. De heer JONKER: Mijnheer de voorzitter! Ik moet constateren dat op hetgeen ik heb opgemerkt in eerste termijn, niet is ingegaan door de heer Menne. Aange zien ik misschien niet duidelijk genoeg ben geweest, zal ik er nu opnieuw op ingaan. Ik heb nadere infor matie toegezonden gekregen - en ik niet alleen - van de heer Van Dam, waaruit blijkt dat er een eerder plan is geweest met vergroting van het bouwvolume, waarop burgemeester en wethouders op 25 januari 1977 een bouwvergunning hebben verleend. Met deze bouw is inmiddels aangevangen en hiermee wordt een vergro te winkel- c.q. showroomoppervlakte verkregen, met een vergroot kantoor. In dit geval zal er dus méér moe ten worden gesloopt te zijner tijd en zullen er door de gemeente straks hogere bedragen moeten worden be taald; er wordt bijvoorbeeld gesproken over een rende ment van f. 60.000,-- per jaar, waarschijnlijk als een 38

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 245