waarin wordt aangetoond dat een atletiekaccommoda-
tie door allerlei groeperingen zal worden gebruikt, door
scholen, voor conditietraining voor allerlei andere
sporten, terwijl zelfs militairen, de invalidensportbond
en de politie worden genoemd. Is het juist dat voor
een overdekt zwembad annex sporthal, als zoiets er in
Soest ooit komt en het draagvlak groot genoeg is, er zo
veel meer gebruikers zullen zijn dan voor een atletiek-
accommodatie? Er is ook een nieuwe bijlage bij deze
brief gevoegd over de kosten van een atletiekaccommo-
datie die aanzienlijk lager uitkomen dan in het ontwik
kelingsplan is genoemd.
Het college wappert vervolgens weer met Bestek '81,
een dalend inwonertal en financiële mogelijkheden,
welke argumenten ik bij andere uitgaven en begrotings
posten nog helemaal niet gehoord heb. Op blz. 3 van
de brief vraagt het college zich louter af of een sport
hal/zwembad niet urgenter is. In de sportnota komt
dat echter weer helemaal niet voor.
Kortom'. Als wij de brief van het college van 12 de
cember jl. doorlezen en zien dat het college op blz. 3
zegt:
„Wij mogen er voorts uw aandacht op vestigen dat
wij op blz. 20 van de aanbiedingsbrief duidelijk laten
uitkomen dat de raad binnen de voor lasten van nieuwe
investeringen beschikbare financiële ruimte andere
prioriteiten kan stellen",
dan is het misschien wel verstandig om vandaag nog
een beslissing te nemen en wellicht niet de hele nota
aanleg sportvoorzieningen te honoreren, maar toch
wel voor een belangrijk deel tegemoet te komen aan de
wensen van de sportwereld.
De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter.' De opwin
ding die binnen de georganiseerde sport de laatste
maanden is ontstaan, is onzes inziens niet helemaal on
terecht. In februari heeft deze raad de nota aanleg
sportvoorzieningen behandeld en daarbij is besloten
om te samen met een overzicht van andere nodige
voorzieningen op andere beleidsterreinen ook de wen
selijkheden van de sport bij de begroting voor 1979 te
behandelen. Op zichzelf is het logisch om niet de wen
selijkheden van de sport uit het totaal van andere wen
sen te tillen, maar de zaken te samen te behandelen,
teneinde de prioriteiten op de juiste wijze te kunnen
leggen. Het heeft ons dan ook verbaasd dat het college
nu kennelijk wel de zaken van de sport uit het totaal
heeft gelicht, bijvoorbeeld gezien de opmerking op blz.
24 van de nota van aanbieding:
„Wij kunnen niet anders concluderen dan dat een at-
letiekaccommodatie voor onze gemeente alleen een
niet haalbare zaak is."
Dat is onzes inziens een conclusie die niet alleen zou
gelden voor het komende begrotingsjaar, maar een al
gemene conclusie van het college. Zo is het althans ge
formuleerd. Hierna zegt het college op blz. 24 dat men
zich moet afvragen of de totstandkoming van een
overdekt zwembad en/of sporthal niet een aanzienlijk
hogere prioriteit moet hebben, waaraan wordt toege
voegd dat het sportpark Bosstraat-Oost als één accom
modatie moet worden gezien met het sportpark Bos
straat-West.
Uit dit alles proeven wij toch wel een wat andere op
stelling van het college. In de aanbiedingsbrief licht
het college de zaken van de sport uit het totaal van de
wensen en zaken die noodzakelijk zijn. In de nota aan
leg sportvoorzieningen is ten aanzien van de Bosstraat
uitgegaan van twee complexen, terwijl het college nu
van één complex uitgaat. De vrijheid van de verenigin
gen is hierbij zonder meer in het geding. In de nota
aanleg sportvoorzieningen is ook van een bepaalde
prioriteit uitgegaan, terwijl het college er nu met name
de aanleg van een overdekt zwembad en/of sporthal
tussen schuift. Mijns inziens is er daarbij duidelijk
sprake van wijzigingen ten opzichte van de opstelling
die in februari jl. naar voren is gebracht. Al deze za
ken zijn bovendien niet in goed vooroverleg met de
georganiseerde sport besproken. Pas toen de begro
tingsstukken naar buiten kwamen, brak het rumoer
los en is er ook een gesprek op gang gekomen. Dat
lijkt mij geen goede wijze van werken. De sportstich
ting heeft toen een boze brief geschreven en het colle
ge heeft hierop geantwoord met de brief van 12 de
cember jl. Ik heb de indruk dat het college daarin
weer enigszins bijbuigt door te benadrukken dat het
eigenlijk alleen over 1979 gaat; voor dat jaar zouden
geen beslissingen worden genomen. Inzake de priori
teitstelling wordt vastgehouden aan de oorspronke
lijk gestelde prioriteiten, waarbij wordt aangegeven dat
de zin over het overdekte zwembad in de nota van
aanbieding als een min of meer losse opmerking moet
worden gezien.
Ons standpunt is - het is ook in de algemene beschou
wingen al naar voren gekomen - dat sport een inte
graal onderdeel van welzijn is en eigenlijk in het
AWOS zou moeten worden ondergebracht. Wij be
treuren het dat dit niet is gebeurd Op zichzelf vin
den wij het juist om nu geen ingrijpende beslissingen
inzake de sport te nemen en steunen derhalve ook niet
het denkbeeld van Progressief Soest om nu al voor be
paalde zaken minder of meer geld beschikbaar te stel
len. Wij menen dat bij het beleidsplan ook de wense
lijkheden op sportgebied aan de orde moeten komen
en dat wij op dat moment beslissingen moeten nemen.
In de commissie financiën heb ik erop aangedrongen
om te komen tot een gesprek met de sportverenigingen
over verhoging van de eigen bijdrage. In de brief van
13 november jl. heeft de sportstichting daartoe ook
een opening geboden; men heeft zich daartoe nl. be
reid verklaard. Het college zegt hierover nu dat de
eventuele verhoging van de eigen bijdrage wel heel ri
goureus zou moeten zijn om enig effect te sorteren.
Daaruit blijkt eigenlijk dat het college het aanbod van
de georganiseerde sport om over verhoging van de
eigen bijdrage te spreken, niet erg serieus neemt; de
opmerking geeft immers aan dat naar het oordeel van
het college verhoging van de eigen bijdrage die de sport
zou kunnen opbrengen, toch niet veel om het lijf zal
hebben. Het lijkt mij zeer onverstandig om vóórdat
hierover met de georganiseerde sport wordt gesproken,
al dit soort gedachten in deze vorm op tafel te leggen.
Door de roerselen van de laatste tijd zijn wij weer met
de neus erop gedrukt dat de organisatiestructuur met
de sportstichting een weinig gelukkige is, niet alleen
voor raadsleden, maar ook voor de wethouder die niet
te benijden is als portefeuillehouder en tevens voorzit
ter van de sportstichting. Zo'n dubbelfunctie geeft al
lerlei rolconflicten, hetgeen wij ook hebben kunnen
zien. Wellicht kan het college hierover nog iets zeggen.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! In onze algemene beschouwingen hebben wij al
uitvoerig aandacht gegeven aan de sport en daarbij on
der andere gezegd dat wij het zeer positief vinden wat
er allemaal binnen de sportverenigingen gebeurt, zo
wel wat de financiële bereidheid als wat het vrijwilli
gerswerk betreft. Op dit ogenblik zien wij echter niet