I
dat een verhoging van de eigen bijdrage veel zou bete
kenen, gezien de bedragen waar het vandaag de dag
om gaat. Bovendien hebben wij gezegd dat wij nog
steeds bereid zijn, evenals wij in februari jl. naar voren
hebben gebracht, om het toen genoemde bedrag ter
beschikking te stellen. Wij willen hierover nu nog
geen definitieve beslissingen nemen wat de bestem
ming van dit bedrag van f. 1,2 miljoen betreft; het
zelfde hebben wij in februari jl. naar voren gebracht.
Wij hebben hierbij vooral het oog op het feit dat aan
leg van de gewenste atletiekaccommodatie een zware
last zou leggen op dit geheel en op de sportverenigin
gen. Wij willen hierover eerst nog eens duidelijk met
betrokkenen van gedachten wisselen.
Overigens zien wij niet dat de sport nu als enige in
eens onder Bestek '81 gebukt zou gaan, hetgeen van
daag wel enigszins is gesteld. Immers, 14% van de op
de lijst genoemde f. 6 miljoen is bestemd voor de
sport. Dat is toch een behoorlijk aandeel, terwijl het
bij de lange termijnnota die in het voorjaar zal komen,
bijna 50% zal zijn. Men zal dat percentage zeker niet
halen, maar de sport zal ook hier toch wel weer een
belangrijk aandeel krijgen. Wij ontkennen derhalve dat
op dit ogenblik van enige druk op de sport sprake zou
zijn.
Ik meen dat het nu niet het moment is om te discus
siëren over de vraag waar in de toekomst wel beper
kingen zouden moeten worden gelegd, bijvoorbeeld
inzake een overdekt zwembad óf een atletiekaccom
modatie. Wij hebben daarvoor nu immers niet de stuk
ken op tafel; de discussie hierover moet in het komen
de voorjaar worden gevoerd, als wij de lange termijn
voornemens gaan bespreken. De raad zal dan beslissen
of wij al dan niet een nieuw overdekt zwembad of
een atletiekaccommodatie willen hebben. Daaraan
voorafgaand zullen wij eerst nog met de sport moeten
spreken.
De heer Goote betreurt het dat de sport niet in het
welzij nsoverleg is vertegenwoordigd. Op zichzelf kan
ik mij dat voorstellen, omdat sport zonder meer een
facet van het welzijn is; dat zal iedereen onderschrij
ven. Echter, als men toch ziet welke grote verschillen
er zijn tussen de sport en andere welzijnszaken die wel
in het AWOS zijn vertegenwoordigd, zoals op het
punt van de professionalisering, de structuur en de fi
nancieringswijzen, kan ik mij wel voorstellen dat de
sportwereld er op dit ogenblik om vooral praktische
redenen de voorkeur aan geeft, buiten het welzijns-
overleg te blijven.
De heer GERTH: Mevrouw de voorzitter! Onze frac
tie ondersteunt volledig de woorden van de heer Goo
te, met name zijn laatste commentaar inzake de orga
nisatiestructuur van de sportstichting.
Wethouder PLOMP: Mevrouw de voorzitter! Al eer
der tijdens deze begrotingsbehandeling heb ik erop ge
wezen dat het stellen van prioriteiten een bijzonder
moeilijke zaak is. Wij willen allemaal steeds het beste
voor een ieder in Soest. Als het college dan bezig is
met het opstellen van de begroting, heeft het daarbij te
maken met enerzijds een groot pakket aan wensen en
anderzijds de financiële mogelijkheden waarvan het af
hangt of aan deze wensen tegemoet kan worden geko
men. Het is ook een moeilijke zaak om bij de voorbe
reiding van de eventuele uitvoering van wensen priori
teiten te stellen; daarmee zal iedereen het eens zijn.
Het is echter nu eenmaal de taak van het college om
zaken voor te bereiden en daarbij weet men bij voor
baat dat sommige mensen wel tevreden kunnen wor
den gesteld en andere mensen niet of voorlopig niet.
Als het college dan komt met een voorstel, waarin een
aantal prioriteiten is vermeld, zoals in de nota van
aanbieding is opgenomen, moet gezegd worden dat de
ze prioriteitstelling na een moeilijke afweging tot stand
is gekomen. Mocht de raad van mening zijn dat het
college zich hierin heeft vergist en dat bepaalde priori
teiten anders moeten worden gelegd, dan zal het colle
ge dat graag van de raad vernemen. Het college is nu
eenmaal in eerste instantie, met het oog op zijn voor
bereidende taak, gedwongen om in de ogen van sommi
gen onsympathieke zaken op papier te zetten, met na
me onsympathiek als het erom gaat, bepaalde zaken
géén doorgang te laten vinden of op de lange termijn te
schuiven. Als de raad het daarmee niet eens is, horen
wij dat wel. De raad kan de voorbereidingen van het
college bijsturen, maar kan ook de prioriteitstelling
van het college onderschrijven. De sportwereld zal dat
aan het eind van deze begrotingsbehandeling weten.
Als bepaalde zaken dan toch geen doorgang vinden,
mag dat niet alleen het college verweten worden. De
raad beslist immers hierover. Ik vind het op zichzelf
bijzonder vervelend dat ons als college steeds wordt
verweten dat wij de sport niet aan zijn trekken laten
komen, waarmee men de Zwarte Piet bij het college
legt. Het college wil die Zwarte Piet niet hebben, maar
moet wél, gezien zijn voorbereidende taak, nu een
maal bepaalde zaken op papier zetten. De raad neemt
echter de uiteindelijke beslissingen.
Van CDA-zijde is gesteld dat de kosten en belastingen
voor de sport hoog zijn. Uiteraard is dat juist; het is
ook een ieder bekend. Zelfs kan gezegd worden dat
de kosten voor de sport in relatie tot andere velden
van welzijn wel eens extra hoog moeten worden ge
noemd. Met name het feit dat er in de sport veel tech
nisch en bestuurlijk kader is dat op geen enkele wijze
wordt gehonoreerd zoals dat elders het geval is, maakt
dat de sport nogal duur is. Er zijn ook op landelijk
niveau nu allerlei besprekingen gaande om de onge
lijkheid tussen sport als welzijnsvoorziening en andere
welzijnsvoorzieningen weg te nemen, hetgeen de sport
nog duurder zou kunnen maken.
Gesteld is ook dat het college de sportparken Bos
straat-Oost en Bosstraat-West niet als één accommo
datie moet zien en dat iedere club haar eigen karakter
moet kunnen behouden. Dat lijkt mij zeer reëel; iedere
club heeft haar eigen karakter en sfeer en die zaken
moeten natuurlijk zoveel mogelijk behouden blijven.
Anderzijds zou, als er sprake is van een zeer moeilijke
situatie, toch wel kunnen worden overwogen om el
kaar op bepaalde momenten ruimte te bieden en daar
door elkaar te helpen. Ook in het familieleven komt
dat wel voor; wij wonen graag apart in een huis, maar
er zijn ook omstandigheden waardoor men een huis
met z'n tweeën moet delen. Uiteraard moet die situa
tie dan wel zo kort mogelijk duren en dat geldt ook
voor de sport. Ook hier bepaalt overigens de raad weer
hoe lang die situatie eventueel zou kunnen gaan duren.
De stelling is voorts naar voren gebracht dat er in het
verleden de nodige dingen zouden zijn gezegd die door
de sportwereld zouden kunnen worden opgevat als toe
zeggingen. Sinds ik wethouder ben, heb ik altijd gezegd
dat ik er niets voor voel om toezeggingen te doen. Het
is een eenvoudige manier om mensen voor een korte
tijd tevreden te stellen; het is een soort verdoving die
men mensen kan toedienen, maar later komt de kater
als blijkt dat de toezegging niet gestand kan worden
gedaan. Het vragen en doen van toezeggingen zou dan
118