paste permanente woningen. Wat is er in dit opzicht
ondernomen door het college? Ook in de pers is aan
dacht besteed aan het experiment in Deurne. Helmond
is gevolgd. Wij hebben begrepen dat door de provincie
Utrecht een onderzoek is ingesteld naar onder andere
de animo voor vestiging in permanente huizen bij woon
wagenbewoners. Kan gezegd worden wat de uitkomsten
hiervan zijn geweest? Wij hebben ook vernomen dat in
Amersfoort dat onderzoek nog niet is ingesteld. De re
den hiervan zou zijn - ik zeg het met enige voorzichtig
heid - de sterke tegenstand van de maatschappelijk wer
kers van het woonwagenkamp in Amersfoort. Hun ar
gumenten, met name het argument dat een te groot
beroep op het voorstellingsvermogen van de woonwagen
bewoners zou worden gedaan, spreken ons niet aan.
Graag geven wij het college dan ook in overweging, een
meer actief beleid in dezen te voeren. Hierbij is uitdrukke
lijk, naast uiteraard een inpassing van de woonwagenbe
woners in ons normale bestel, mede gewenst een ver
mindering van het aantal standplaatsen in Soest. Wij
menen dat het de bedoeling is om niet woonwagens in
Soest te hebben, maar om woonwagenbewoners te
helpen. Dat moet in ieder geval het uitgangspunt zijn
bij het benaderen van het vraagstuk van het aantal per
manente standplaatsen in Soest, in combinatie met
woningen.
De problematiek van de woonwagenbewoners in Amers
foort dringt ook de ruimtelijke ordening van Soest bin
nen. Uit persberichten hebben wij begrepen dat een
tijdelijk woonwagenkamp in Isselt zal komen, met aan
de overkant een sloopterrein. Dat heeft nogal wat reac
ties opgeroepen: er zijn onder andere bezwaren bij de
agrarische bedrijven. Gaarne vernemen wij van het col
lege zijn standpunt in deze. Hoe denkt het college op
de bezwaren van deze agrariërs te reageren?
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Reeds in 1974 stelde onze vorige frac
tievoorzitter dat er een achterstand was in het opstel
len van bestemmingsplannen. Wij zijn blij dat het col
lege nu de post voor de ontwikkeling van bestem
mingsplannen en het vragen van adviezen hierover
heeft vergroot. W ij willen ook graag, als mocht blijken
dat de vaart toch nog niet snel genoeg is bij het opstel
len van bestemmingsplannen, mét het college nagaan
of de post nog verhoogd dient te worden.
Eén van de centrale doelstellingen is een gefaseerde en
evenwichtige afronding van de bebouwing in Soest.
Hierin dient onzes inziens naast Overhees derde en
vierde fase als eerste een bestemmingsplan ontwikkeld
te worden voor de open plekken in Soest. Daarnaast
willen wij aan het woonwagenkamp een hoge priori
teit geven, omdat dan pas goed de inspraak op gang
kan komen, aan de hand van een concreet plan. Het is
dringend gewenst dat hiervoor een oplossing op kor
te termijn wordt geboden, gezien de hoge nood in
Amersfoort.
Toegezegd is dat de prioriteitenlijst inzake bestem
mingsplannen nog eens zal worden besproken in de
commissie ruimtelijke ordening. Dat lijkt mij een
goede zaak en wij zullen er dan nader op terugkomen,
hetgeen wij nu met het oog op de tijd niet zullen doen.
De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! Gisteren
hebben wij in het kader van de ruimtelijke ordening ge
sproken over de ambtelijke adviesgroep op dit punt.
Daarbij hebben wij geconstateerd dat een welzij ns-
ambtenaar niet als permanent lid van deze adviesgroep
optreedt. Als enige argument hierover hebben wij gis
teren te horen gekregen dat het de nodige tijd zou kos
ten als een welzijnsambtenaar wél permanent in de
adviesgroep vertegenwoordigd zou zijn, maar dat geldt
ook voor alle andere leden van de adviesgroep. Het is
voor ons nog steeds de vraag waarom allerlei andere
ambtenaren wel permanent zitting moeten hebben in
de adviesgroep, terwijl de welzijnsambtenaar er alleen
zo nu en dan bij mag komen.
Wij blijven er dan ook voor pleiten dat permanent een
welzijnsambtenaar aan het overleg van deze ambtelij
ke adviesgroep deelneemt en wij zullen hiervoor een
motie indienen.
De heer BEIJEN: Mevrouw de voorzitter! Bij de alge
mene beschouwingen heeft onze fractievoorzitter al
erop aangedrongen om, in afwachting van het bijge
werkte procedurevoorstel, alvast de materiële zaken
aan te pakken en deze niet in de la te laten liggen. Wij
denken hierbij met name aan bestemmingsplannen die
noodzakelijk moeten worden opgesteld en vastgesteld.
Toch hebben wij gisteren kunnen horen dat Overhees
II, tweede fase, nu is vertraagd, terwijl wij ook van de
wethouder hebben gehoord dat hij verwacht in de ko
mende vier jaar 200 woningen per jaar te kunnen rea
liseren. Ik zal daar toch graag een nadere uitleg over
horen. Met name wat het eerste jaar betreft zal ik graag
horen of hij alleen denkt aan woningbouw in Soester-
berg, dan wel óók aan woningbouw in Soest. Juist nu
Overhees II, tweede fase, is vertraagd, lijkt het mij een
goede zaak om tegelijkertijd ook Overhees derde fase
aan te pakken.
Bij het opstellen van de bestemmingsplannen willen
wij graag extra aandacht voor de problemen van de al
leenstaanden, onvolledige gezinnen, bejaarden en ge
handicapten en kennelijk nu ook de politie-ambtena-
ren! De huisvestingsproblemen worden in deze ge
meente vaak als erger beschouwd dan de winkelproble
men. Wij krijgen graag wat meer inzicht in de verhou
dingen tussen woningwetwoningen, premiewoningen
en koopwoningen die bij de planning worden gehan
teerd, terwijl wij voorts graag aan willen haken op de
ontwikkelingen in de beschutte sector. Dat is van
groot belang, mede ook voor de bezitsvorming.
Wanneer er kavels kunnen worden uitgegeven door de
gemeente, is er steeds een zeer grote belangstelling bij
de Soester burgers voor die kavels, waarop dan een
eigen huis kan worden gebouwd. Wij zullen graag zien
dat in nieuwe bestemmingsplannen hieraan grote aan
dacht wordt besteed.
In de vergadering van de commissie ruimtelijke ordening
heb ik al gewezen op mogelijkheden van vooroverleg
met de toetsende instantie, in dit geval de provincie,
teneinde daardoor plannen sneller tot stand te kunnen
brengen. Dit klemt temeer nu te verwachten is dat het
aantal artikel 19-procedures toch groter zal moeten
zijn dan tot nu toe werd gedacht. Het lijkt nuttig om
te voren met de provincie te overleggen over de vraag
of dergelijke procedures grote kans van slagen zouden
hebben.
Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
gisteren inderdaad gesproken over de bouw van zo'n
200 woningen per jaar, in de komende vier jaren. Na
tuurlijk kan niet precies gezegd worden hoeveel wo
ningen er in de jaren 1979, 1980, 1981 en 1982 ge
bouwd zullen worden. Wel kunnen wij onder bepaal
de voorwaarden - waarbij ik overigens wel een zekere
voorzichtigheid in acht moet nemen - zeggen dat in
1979 nog ruim 100 woningen gerealiseerd zullen wor-
134