voor de laatste commissievergadering financiën, waar zij helaas niet aanwezig konden zijn. Wel is mevrouw Korthuis toen nog in de commissievergadering geko men, na een andere vergadering. In die vergadering is zoveel mogelijk duidelijkheid verschaft en ik meen dat toen ook duidelijk is gemaakt hoe de situatie vroeger was en hoe een en ander is gegroeid, terwijl ik daar naast ook wil onderstrepen dat bestuursleden - niet al leen raadsleden, maar ook de wethouder - bijzonder hard gewerkt hebben. De school is echter enorm uit gegroeid, terwijl er ook bijzonder veel parttime leer krachten zijn die bij ziekte voor elkaar moeten inval len. Als dan de administratie bijzonder onderbemand is, begrijp ik wel dat men komt tot uitbetalingen zon der dat er formele aanstellingspapieren tegenover staan. Dan mag men niemand van kwade trouw verden ken, of van het achteroverdrukken van geld. De heer OLDENBOOM: Mevrouw de voorzitter! Ik heb voorgesteld dat het verslag wordt aangehouden. De VOORZITTER: Maar wat schieten wij daarmee op? De heer OLDENBOOM: Ik wil eerst een uiteenzetting wat er inmiddels aan gedaan is. De VOORZITTER: Dat is medegedeeld in de commis sie. De heer OLDENBOOM: Maar in de stukken was hier over niets te vinden. Bovendien is het voorstel nogal voorzichtig geformuleerd, nl. dat wordt verwacht dat aan de opmerking van de accountant wordt voldaan. Ja, dat verwachten wij natuurlijk allemaal. Wethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN- BERG: Kunt u akkoord gaan met mijn aanbod om de financiële leden van het bestuur uit te nodigen in de commissie financiën? De VOORZITTER: Ja, maar wij moeten nu akkoord gaan met deze jaarrekening. Achterafkan dan in de commissie financiën opnieuw worden uiteengezet hoe een en ander is gekomen. Met betrekking tot het stuk wordt hierna besloten overeenkomstig hetgeen daaromtrent door burgemees ter en wethouders is voorgesteld, i. Rapport van de heren W.C.J. Scholten en A.J.R. Toonstra inzake het functioneren van de centrale ver warming in de 850 etagewoningen van het gemeente lijk woningbedrijf in het Smitsveen, met het voorstel te antwoorden overeenkomstig de ter inzage gelegde ontwerp-brief. De heer NUIJTEN: Mevrouw de voorzitter! De ont werp-brief is behandeld in de commissie openbare werken op 27 november jl. Tot mijn teleurstelling en ontevredenheid moet ik zeggen dat de nu voorgelegde ontwerp-brief vrijwel overeenkomt met de in de com missie besproken versie. Toegevoegd is nu de zin: „Zo dra net onderzoek gereed is, zal over het resultaat hiervan een nader gesprek met u plaatsvinden". Dat vinden wij uiterst mager. Toegezegd was nl. in de com missie dat aan de toen behandelde ontwerp-brief zou worden toegevoegd: „Het overleg zal worden voortge zet, ook als het onderzoek naar de technische moge lijkheid van het plaatsen van thermostaatkranen nega tief zou uitvallen". Ik had dit daarom bedongen om dat voor iedereen die lezen wil, uit de ter inzage liggen de stukken duidelijk blijkt dat weliswaar over de vast stelling van de rendementsverliezen overeenstemming is bereikt, maar allerminst over de toe te passen diffe rentiatie van aansluitwaarden, dit in flagrante tegen stelling tot hetgeen door het college nu in de ontwerp- brief wordt gesuggereerd en het college ook de raad in de mond dreigt te leggen, hetgeen wij eigenlijk nog kwalijker vinden. Hiermee bewijst het college zichzelf toch wel een bijzonder slechte dienst, waar het erop uit zegt te zijn het vertrouwen van de raad te winnen, respectievelijk te herwinnen. Om nu niet in een impasse te geraken, stellen wij voor, de ontwerp-brief op twee plaatsen aan te passen. In de eerste plaats willen wij de zinsnede over de toe te pas sen differentiatie van aansluitwaarden laten vervallen. Daarnaast willen wij de al door mij genoemde zin „Zo dra het onderzoek plaatsvinden" wijzigen in: „Het overleg zal worden voortgezet, ook als het onderzoek naar de technische mogelijkheid van het plaatsen van thermostaatkranen negatief zou uitvallen". Alleen als die wijzigingen worden aangebracht, kunnen wij met de antwoordbrief instemmen. Inmiddels blijven wij zitten met een aantal vragen die wij beantwoord willen zien, concreet met cijfers on derbouwd. Hoe is de Smitshofflat aan het verwarmings- net van de 850 woningen in het Smitsveen gekoppeld? Welke kosten en afspraken zijn er gemaakt met de eigenaar van dat gebouw? Wie heeft de radiatorafme tingen in de 850 woningen berekend en zijn deze be rekeningen juist? Heeft de S.S.W. deze gegevens al ver zameld? De VOORZITTER: Ik meen toch, mijnheer Nuijten, dat u nu buiten de orde begint te raken, want het gaat nu om de voorgelegde antwoordbrief. Ik geef de wet houder dan ook het advies om op deze vragen niet in te gaan. Hij dient mijns inziens alleen in te gaan op de door u voorgestelde wijzigingen van de antwoordbrief. De vragen moet u op een andere manier aan de orde stellen, bijvoorbeeld door middel van schriftelijke vra gen. De heer NUIJTEN: Dan zal ik alsnog schriftelijke vra gen stellen, want in de commissie is een en ander niet boven water gekomen. De VOORZITTER: Goed, u kunt zoveel schriftelijke vragen stellen als u wilt, maar nu zijn deze vragen niet aan de orde. De heer VAN DEN BRAKEL: Mevrouw de voorzitter! Ik kan het in grote lijnen wel eens zijn met de ontwerp- brief. De heer Nuijten vraagt allerlei zaken, terwijl het onderzoek van de materie nog helemaal niet is afge rond. De instanties die hierbij betrokken zijn, moeten eerst in de gelegenheid zijn om volledig na te gaan waar de oneffenheden in feite aanwezig zijn. Het is mijns inziens van groot belang dat dit grondig wordt uitge zocht. Het is wel jammer dat na de vergadering van de commissie openbare werken, waarin deze materie heel duidelijk is besproken, plotseling een artikel in de krant is verschenen, waarin de wethouder en de betreffende ambtenaar van de dienst gemeentewerken van handje klap worden beschuldigd. Als men in een onderhande lingspositie is met het college, moet men dergelijke stukken niet in de krant schrijven. Wethouder HOEKSTRA: Mevrouw de voorzitter! Ik begrijp helemaal niet waarom de heer Nuijten hierop is teruggekomen. Hij heeft in de commissie gevraagd of de heren Scholten en Toonstra verder bij de besprekingen worden betrokken en ik heb daarop geantwoord dat het gesprek met deze heren voortgang zal vinden. Daarom is ook de door de heer Nuijten genoemde zin over het nadere gesprek toegevoegd en dit slaat op alles dat bij deze zaak is betrokken. Overigens is in het laatste ge sprek met de heren Scholten en Toonstra gebleken dat zij tevreden waren, zodat ik mét de heer Van den Brakel uiterst verbaasd ben over het later verschenen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1978 | | pagina 360