let
id.
rs
vil-
Ln
;en
wordt dat het college deze brief afdoet. Heeft het col
lege dan al enig idee op welke manier dat wordt afge
daan.
De VOORZITTER: Dit onderwerp komt eerst in de
ambtelijke verkeerscommissie en aan de hand van een
advies van deze commissie zullen wij dan bekijken wat
er moet gebeuren.
u. Brief d.d. 29 november 1978 van een aantal inwo
ners, als vervolg op de brief van 12 oktober 1978 die
in de gemeenteraad is behandeld op 16 november
1978, betreffende het pand Bosstraat 2.
Dit stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en
wethouders om advies.
71 Voorstel tot ingebruikgeving van gemeentegrond en
verlening van recht van weg over gemeentegrond nabij
de Zandlaan aan de heer S.G.M. de Koning.
Dit voorstel wordt zonder discussie en zonder hoofde
lijke stemming aangenomen.
72 Voorstel tot het vaststellen van een reglement van orde
voor de vergaderingen van de gemeenteraad.
Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Mevrouw
de voorzitter! Lang is gewerkt aan het nieuwe regle
ment van orde. Het resultaat is ernaar. Het is beknopt,
overzichtelijk en goed leesbaar. Toch kan onze fractie
niet tevreden zijn. Een duidelijk gemis in het vast te
stellen nieuwe reglement is voor de C.D.A.-fractie, met
inbegrip van de twee C.D. A.-wethouders - terwijl het
gezien de ingekomen stukken ook voor andere groepe
ringen geldt - dat het gebed na de opening van de
raadsvergadering niet is opgenomen. Wij betreuren dit
ten zeerste en verzoeken de raad dit alsnog op te ne
men. Dat wij voor opneming van een artikel, inhouden
de opening met gebed, pleiten, berust op de vaste over
tuiging dat wij in al ons werk en zeer zeker in dit werk
voor de gemeente onze afhankelijkheid van de Heer
dienen uit te spreken en Zijn zegen dienen te vragen
over onze arbeid in dienst aan en van onze gemeente.
Indien de meerderheid van de raad bereid is het ambts
gebed te handhaven, maar wijziging van de redactie
van dit gebed wenst, gaan wij daarin graag mee.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! In de commissie algemene bestuursza
ken is uitgebreid over dit stuk gesproken. Alle daar
voorgestelde wijzigingen zijn ook opgenomen in het
uiteindelijke concept. Ik ben blij dat er over dit regle
ment van orde, buiten dan de kwestie van het ambts
gebed, zo'n grote eenstemmigheid bestaat.
Wij zijn het eens met het weglaten van het ambtsge
bed. Wij zien geen verband tussen het gebed en de
raadsvergadering. Het gebed vinden wij een persoon
lijke zaak. Wij hebben er overigens begrip voor dat
anderen hier anders over denken en respecteren dat
ook, maar delen deze visie niet.
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mevrouw de voorzit
ter! Ik wil nogmaals, nadat ik dat ook in de commis
sie algemene bestuurszaken heb gedaan, mijn lof uit
spreken voor de opstellers van dit stuk. Het is een mo
dern stuk geworden waarmee wij zeker goed zullen
kunnen werken. In de fractie hebben wij uitvoerig
gesproken over het vervallen van het ambtsgebed.
Daarbij hebben wij overwogen dat bij het aantreden
van de nieuwe raad, in september jl., is gebleken dat
nog maar ongeveer de helft van de leden - of zelfs
minder dan de helft - de eed heeft afgelegd, terwijl
de anderen de belofte hebben afgelegd. Dat zegt nog
niet alles, maar het is wel een indicatie dat de verhou
dingen nu anders zijn komen te liggen in de raad. Nu
hieruit blijkt dat de meerderheid van de raad niet kan
staan achter het ambtsgebed, lijkt het ons onjuist om
het ambtsgebed toch te handhaven. Sommigen in on
ze fractie vinden dat wel een verarming, maar dat ligt
dan niet zozeer aan het al dan niet handhaven van het
ambtsgebed, maar aan het feit dat veel mensen het
niet meer als zodanig voelen. Wij blijven het overigens
een goede zaak vinden dat wij ons bezinnen op het
geen waarmee wij in de raad bezig zijn. Als dat nog op
enigerlei wijze kan worden gerealiseerd, zouden wij
daarmee bijzonder blij zijn. Daar gaat het in feite ook
om.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Wij zijn
blij met het voorstel dat voor ons ligt; het is een goed
reglement geworden. Wij zijn er niet voor om het
ambtsgebed te handhaven. Er is nog wel een klein
foutje blijven staan in het ontwerp-reglement, nl. bij
artikel 1, onder d (initiatiefvoorstellen). In artikel 21
staat nl. - althans het blijkt eruit - dat initiatiefvoorstel
len niet behoeven te worden ondersteund door de
handtekening van twee andere raadsleden, terwijl dat
nog wel in artikel 1 is opgenomen.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! In de com
missie algemene bestuurszaken is het reglement al uit
voerig besproken. Het is een prima reglement geworden
en wij zijn het er van harte mee eens. Het ambtsgebed
kan, wat ons betreft, vervallen, om dezelfde redenen
die mevrouw Van Gelder heeft genoemd.
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Visser
heeft gelijk dat in artikel 1 nog de zinsnede die slaat
op de ondersteuning door andere raadsleden, moet
worden geschrapt. Die wijziging zal dan ook worden
aangebracht.
Wat het ambtsgebed betreft, is uit het stuk duidelijk
geworden dat het college daarover verdeeld is. In het
college is hierover uitgebreid gediscussieerd en de
meerderheid van het college staat op het standpunt
dat, wanneer het ambtsgebed niet meer door iedereen
als zodanig wordt aangevoeld, het dan niet langer
moet worden gehandhaafd. Toevallig heb ik verleden
week, bij een diner van de brandweer in Soesterberg,
hierover nog even kunnen spreken met mijn ambts
voorganger die mij vertelde dat, toen in het voorjaar
van 1972 het reglement van orde werd gewijzigd,
daarbij ook de wijze van uitspreken van het ambtsge
bed is gewijzigd. Vroeger stond nl. de gehele raad op
bij het uitspreken van het ambtsgebed, terwijl nu de
raadsleden blijven zitten bij het uitspreken van het
ambtsgebed en alleen de voorzitter staat. Dat bleek al
te zijn gewijzigd omdat ook in het voorjaar van 1972
niet meer alle raadsleden wilden opstaan bij het uit
spreken van het ambtsgebed, hetgeen toch al het
ambtsgebed mijns inziens minder noodzakelijk maakte
en misschien ook wel minder gewenst.
Kortom, de meerderheid van het college heeft ge
meend het ambtsgebed niet meer te moeten handha
ven. De twee wethouders die behoren tot de C.D.A.-
fractie beleven dit op een andere wijze, hetgeen wij
overigens geheel respecteren. Zij menen dat alle werk
dat wordt gedaan, ook in de raad, afhankelijk is van
de Heer. Een aantal leden van andere fracties zullen
dit ongetwijfeld ook zo aanvoelen, maar zullen daarbij
niet de noodzaak voelen om dit te demonstreren door
de raadsvergaderingen te laten beginnen met een
ambtsgebed.
De voorzitter schorst hierna op verzoek van mevrouw
Greefhorst voor enkele minuten de vergadering.
157