De heer LANGE: De pers heeft onder embargo het
concept-bestemmingsplan gekregen; de leden van de
commissie hadden het daarvoor al gekregen en de
raadsleden hebben de stukken een week van te voren
in huis gekregen, met de begeleidende brief. Ik kan mij
niet voorstellen dat de pers het embargo heeft doorbro
ken en actiegroepen inzage heeft gegeven in de stukken,
zodat ik niet anders kan doen dan aannemen dat dit
vanuit de raad is gebeurd. Ik had dan ook verwacht
dat de heer Visser - hij heeft immers gezegd vandaag
iets te zullen bewijzen - vandaag zou gaan mededelen
dat hij degene is geweest die de actiegroep Zuidereng-
Nee de stukken een week van te voren ter bestude
ring heeft overhandigd. Het bewijs is echter niet gele
verd; de heer Visser heeft alleen iets gesteld op dit
punt, maar zonder dit verder toe te lichten, ik vraag
mij af of wij dit bewijs nu alsnog kunnen verwachten.
Wij betreuren het dat op deze manier met gedeelten
van de Soester bevolking, die door de wijze waarop zij
werken en zich betrokken voelen bij de problematiek,
er blijk van geven dat zij grote belangstelling hebben
voor de ontwikkelingen, niet tot een gesprek te ko
men is en dat een en ander nu moet worden uitge
vochten via bezwaarschriften tegen het concept-be
stemmingsplan. Ik hoop dat in dat kader nog gesprek
ken mogelijk zullen zijn en dat dan de nare polarise
rende trant van discussiëren zal worden verlaten, op
dat wij gezamenlijk iets kunnen realiseren dat voor
een aantal mensen noodzakelijk is. Ik hoop dat er geen
vervelende nasleep zal komen, ook al zullen de verkie
zingen tegen die tijd achter de rug zijn.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Onze fractie staat geheel afkeurend tegenover de door
de heer Visser gestelde vragen, met name vraag num
mer 6. De woordkeus in die vragen lijkt nergens op.
Ik ben het volledig eens met het betoog van de heer
De Wilde. Ook mij heeft het bijzonder verbaasd dat
de heer Visser nu zeven vragen heeft gesteld, waarvoor
hij toch behoorlijk wat studie zal hebben gemaakt,
naar ik aanneem en dat hij in tweede instantie totaal
geen verweer meer heeft, als hij de kans heeft om te
reageren op de door u gegeven antwoorden. Ik begrijp
hier, zakelijk gezien, niets van.
Onze fractie staat geheel achter de beantwoording die
u hebt gegeven.
De VOORZITTER: Dames en heren! Voor het colle
ge bestaat er nauwelijks aanleiding om in tweede in
stantie te reageren. De heer Visser heeft nl. geen vra
gen gesteld naar aanleiding van de beantwoording in
eerste instantie. Overigens merk ik nog op, in ant
woord op de opmerking van de heer Lange over het
vandaag in de krant verschenen artikel over de finan
ciering enz. van het Centrumplan, dat dit artikel niet
moet worden gezien als een reactie op bepaalde an
dere stukken. Dit is alleen bedoeld als een algemene
vorm van voorlichting, omdat wij meenden dat het
nuttig was om deze problematiek van de financiering
nog eens objectief naar voren te brengen.
De heer LANGE: Ik heb dit stuk ook niet gezien als
een verweer op een ander stuk, maar inderdaad als
een voorlichtend stuk, juist ook omdat in het verle
den meerdere keren is gesteld dat een en ander zou
moeten worden gerealiseerd over de ruggen van de be
lastingbetalers.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik stel thans de
heer Visser, zo hij daar behoefte aan heeft, nog in de
gelegenheid om te reageren op hetgeen door de andere
raadsleden is gezegd.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! Ik kan u
verzekeren dat mijn bestemmingsplan - het was een
soort werkplan - uitvoerig is besproken door een hele
boel achterbannen in Soest. Deze mensen hebben de
stukken bijzonder goed bestudeerd. Op de overigens
prettige informatie-avond op 5 april hebben zij niets
nieuws gehoord. Als er onvolkomenheden in de krant
hebben gestaan zal dat wel rechtgezet worden. Het
gaat daarbij niet alleen om de Eng; dat was een actie
van een aantal jaren geleden die misschien gedeeltelijk
is gelukt, hoewel ik daar ook niet zoveel hoop op heb,
omdat nog altijd een Centrumwegplan boven ons hoofd
hangt waardoor de Eng ook sterk zal worden aange
tast. Wij moeten dus nog zeker geen hoera roepen, wat
de Eng betreft.
Ik ben bijzonder teleurgesteld dat er nu allerlei punten
zijn aangevoerd om ons ervan te overtuigen dat het al
lemaal zo goed zit. Dat is echter helemaal niet waar.
De enige mogelijkheid die ons nu nog rest na een aan
taljaren, is het indienen van bezwaarschriften. Er is
tot nu toe geen enkele mogelijkheid geweest om over
leg te plegen; er is door het college overleg gepleegd
met de P.P.D., maar niet met Soester instanties. De
inspraakwerkgroep heeft een enquete gelanceerd,
waarbij u bij voorbaat een aantal vraagtekens hebt
gezet. Kortom: overleg is er bijzonder weinig geweest.
U zegt nu, nu het bestemmingsplan al gepubliceerd is,
dat er nog allerlei mogelijkheden zijn om te overleggen
en niet te polariseren en tot elkaar te komen. Ik be
twijfel dat, want het is al bijna een week geleden dat de
terinzagelegging heeft plaatsgevonden en de enige mo
gelijkheid voor Soest is nu nog om bezwaarschriften
in te dienen. Dat is een zeer trieste zaak en ik geloof
dan ook niet in de goede woorden die hier vanavond
zijn gesproken; het is nl. gewoon niet waar.
De VOORZITTER: U hebt gesproken over „mijn be
stemmingsplan". Bedoelt u daarmee dat u het door u
ontvangen bestemmingsplan, met de begeleidende
brief en het opschrift „voorlopig",als raadslid aan al
lerlei groepen hebt gegeven?
De heer VISSER: Jazeker.
De heer DE WILDE: Mevrouw de voorzitter! Ik heb
begrepen dat de heer Visser de bijeenkomst op 5 april
ook heeft bijgewoond.
De VOORZITTER: Inderdaad.
De heer DE WILDE: Heeft de heer Visser dan aan het
begin van die bijeenkomst gezegd dat u uw verhaal wel
achterwege kon laten, omdat hij zijn stukken toch al
aan de aanwezigen had verstrekt, zodat die mensen er
al alles van afwisten? Dat zou ik fatsoenlijk hebben
gevonden.
De heer VISSER: Ik had het fatsoenlijk gevonden als
een groep die wordt uitgenodigd voor overleg, eerst de
stukken had mogen bestuderen.
De heer DE WILDE: De heer Visser probeert steeds
weer om de zaak heen te draaien, maar daar zal ik hem
vanavond niet de kans voor geven. Het is mogelijk om
te stellen dat het college weliswaar heeft gevraagd om
de stukken voorlopig niet te verspreiden, maar dat het
college het verder wel kan doen, want dat men zich er
niets van aantrekt. Als dan het college een zorgvuldige
afweging maakt door eerst op 5 april de groep Zuider-
eng-Nee met de werkgroep Leefmilieu Soest uit te no
digen en daarna een vergadering van de commissie
ruimtelijke ordening te beleggen, met een dag eerder
een persconferentie en het onder embargo zenden van
de stukken aan de pers - wij kenden allemaal die pro-
98