tl in de n de n opge- epaald vaar- enlijke rt in- >et al- in het verslag van de vergadering terugvindt), nl. de vraag of het college van mening was - gezien de toe lichting die u had gegeven op het voorstel om in het vervolg niet meer de directeur van gemeentewerken, maar de gemeentesecretaris, gezien zijn coördineren de taak, de dagelijkse leiding van het grondbedrijf op te dragen - dat de gemeentesecretaris qualitate qua direc teur van het grondbedrijf moest zijn. Ik hecht hieraan, omdat het antwoord hierop - waarin nogmaals werd verwezen naar de coördinerende taak van deze func tionaris - bevestigend was. Ik hecht hieraan ook omdat hieruit duidelijk blijkt dat niet - zoals later opeens werd gesuggereerd, welke suggestie ik (en ik mag wel zeggen: net als de hele commissie) verre van mij werp - „op de man" werd gespeeld. Het ging bij de bespre kingen toch niet om de persoon? Het ging juist om de coördinerende taak van de secretaris; een taak die elke gemeentesecretaris heeft. Daarom is het ook zo vreemd, dat opeens uit de lucht kwam vallen - en werd verweten - dat op de persoon is of zou worden ge speeld. Er is alleen gesproken over de functionaris, de gemeentesecretaris en zijn coördinerende taak en niet over de persoon die deze functie vervult. Zakelijke mo tieven en geen persoonlijke lagen ten grondslag aan de discussie in de commissie. Ik ga - in dit kader - voorbij aan de kwestie van de ti tulatuur, die eveneens ter sprake is geweest, maar ik wil duidelijk vaststellen, dat de vraag is besproken of de directeur gemeentewerken dan wel de gemeente secretaris, gezien zijn functie als coördinator, moest worden aangewezen als directeur van het grondbedrijf. Op grond van zijn coördinerende taak is die vraag door de commissie - conform het voorstel van het college - bevestigend beantwoord. De commissie is ook niet om meer gevraagd. De commissie mocht daarom verwach ten, dat het voorstel van het college alleen hierover - dus over een aanwijzing, niet over een procedure waar bij burgemeester en wethouders zouden worden inge schakeld - zou handelen. Ik kom nu terug op de behandeling van het voorstel zoals aangeboden in de raadsvergadering van 15 fe bruari jl. Ik kan daarover kort zijn. Het voorstel werd op mijn verzoek aangehouden. Mijn motieven waren, afgezien van de titulatuur, dat in de commissie noch het woord „delegatie" noch het woord „benoeming" of het woord „aanwijzing" door burgemeester en wet houders (of welke instantie dan ook) ter sprake was ge weest en eerst toen te dien aanzien in de bijlage bij het voorstel het een en ander kon worden gesignaleerd. Nogmaals: in de commissie was gesproken over de vraag of de directeur van gemeentewerken dan wel de gemeentesecretaris moest worden aangewezen als di recteur van het grondbedrijf. Dat was ook logisch, want het huidige artikel 4, lid 1, luidt: De directeur van het bedrijf gemeentewerken wordt aangewezen als directeur van het grondbedrijf. De wijziging was dus: De secretaris wordt aangewezen als directeur van het grondbedrijf. Ik heb daarom gevraagd het voorstel - uit egards tegenover de commissie financiën en grondbe drijf, waarin het, althans van mijn kant, zo niet was besproken - terug te nemen en het opnieuw in de com missie financiën en grondbedrijf te brengen, waardoor dan eventueel het college de gelegenheid zou krijgen de commissie nader te informeren en ervan te overtui gen, dat niet de raad een functionaris, maar het colle ge een persoon zou aanwijzen. In de daarop volgende vergadering van de commissie financiën en grondbedrijf, gehouden op 22 februari jl., kwam dit onderwerp weer ter sprake. Toen - terecht, want het gaat om een functie die een functionaris ver vult - in het openbaar. Bij die gelegenheid heb ik nog maals uiteengezet wat in de vorige commissievergade ring was besproken en wat niet. Bij die gelegenheid is echter niet, in tegenstelling met de indruk die nu min of meer suggestief in de door mij gewraakte passage van het voorstel wordt gewekt, de wijziging van arti kel 4 van de verordening middelpunt van de bespre king geweest. Ik zou haast zeggen: Weer niet. Neen, integendeel. De hele zaak werd toegespitst op twee punten die werden ingebracht, te weten: 1. de suggestie alsof op de man zou zijn gespeeld (een suggestie die volstrekt onterecht en zelfs een beetje onbegrijpelijk voor de commissie was) en 2. de mededeling van de voorzitter van de commissie, dat de gemeentesecretaris al duidelijk te kennen had gegeven er niets meer voor te voelen, met als climax: dat zij overigens niet wist wie er nog directeur van het grondbedrijf zou willen worden. Je zou kunnen zeggen dat de storm wat luwde toen bleek dat a. deze suggestie volstrekt ongegrond was en b. het antwoord op de vraag of de gemeentesecretaris moest worden belast met de dagelijkse leiding van het grondbedrijf niet door de commissie (want die was niet van standpunt veranderd), maar door de gemeen tesecretaris moest worden gegeven. Dit zo zijnde op dat moment, bestond er mijnerzijds evenmin behoefte om over de omstreden delegatie - met andere woorden: over de wijziging van artikel 4 van de verordening - te spreken. In de vorige vergade ring van de commissie was immers duidelijk gespro ken over (leest u het verslag maar na) een qualitate qua aanwijzing. En zoals nu de verordening (in artikel 4, lid 1) zegt: „De directeur van het bedrijf gemeente werken worden aangewezen als directeur van het grondbedrijf' (een verordening die door de raad wordt vastgesteld en gewijzigd), kan door de raad worden be sloten (en dan is er geen sprake van delegatie) de veror dening te wijzigen in die zin, dat de gemeentesecretaris wordt aangewezen als directeur van het grondbedrijf. Heel eenvoudig is dat. Het is bovendien in overeen stemming met de motieven waarop het voorstel berust, nl. functionele motieven en niet persoonlijke; motie ven gebaseerd op een goede taakuitoefening van een functionaris. Juist langs deze weg - en niet langs de weg zoals die nu door het college wordt voorgesteld - worden functie en persoon gescheiden en wordt in dit geval de moeilijkheid van de delegatie omzeild. Als je nu de gang van zaken zoals ik die heb geschetst overziet, wrijf je toch je ogen uit wanneer je in het voorstel van het college leest: „De commissie ging ook nu met het concept-besluit akkoord." Komt zo de behandeling van de zaak in de commissie tot haar recht? De vraag stellen is haar beantwoorden. Nu op deze wijze door het college wordt gereageerd, komen er natuurlijk vragen zoals: Heeft de secretaris al antwoord gegeven op de kwestie zoals die in de laatstgehouden commissievergadering speelde? Zo ja, hoe luidt het antwoord? Waarom wordt, als de secretaris op grond van zijn coördinerende taak als secretaris de aangewezen man is om met de dagelijkse leiding van het grondbedrijf te 57

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 110