worden belast en nu artikel 4 luidt: „De directeur van het bedrijf gemeentewerken wordt aangewezen als di recteur van het grondbedrijf', niet aan de raad in over weging gegeven de verordening te wijzigen als volgt: „De gemeentesecretaris wordt aangewezen als direc teur van het grondbedrijf'? Dit is conform het be sprokene in de commissie financiën en grondbedrijf. Dit is zuiver functioneel handelen. Dan gaat het niet over de aanwijzing door burgemeester en wethouders van een persoon, met daaruit voortvloeiend de delega tiekwestie, maar over de functionaris en neemt de raad dat besluit. Als de secretaris meent (om welke reden dan ook), dat hij deze taak niet op zich kan nemen, zal dan toch tot wijziging van de onderhavige verordening moeten wor den besloten? Indien u deze laatste vraag bevestigend beantwoordt, stelt u zich dan voor een benoemingsprocedure te vol gen zoals met de fractievoorzitters indertijd is afge sproken ten aanzien van de benoeming van diensthoof den - dus met een zekere inspraak? Voorlopig wil ik het hierbij laten. Met belangstelling wacht ik het antwoord van het college af. De heer ONDERDELINDEN: Mevrouw de voorzitter! Ik hecht eraan mij geheel aan het betoog van de heer Bolhuis te conformeren. De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter Ook ons is de manier waarop het is gegaan helemaal in het verkeer de keelgat geschoten. Als u zegt dat wij op de man spe len en als u met zwaar geschut komt door uit te spre ken, dat de secretaris er helemaal geen zin meer in heeft, hoeft het voor ons niet meer en stellen wij voor, dat de directeur van het grondbedrijf gewoon wordt aangewezen door de gemeenteraad. Dan komt het col lege met een voordracht met drie namen, dan praten wij niet meer over personen en dan zullen wij wel zeg gen wie van de drie wordt aangewezen. De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! In de com missie financiën en grondbedrijf is onzerzijds door mij gezegd dat wij niet het gevoel hadden, dat op de per soon is gespeeld. Wij kunnen akkoord gaan met het voorstel, dus met het stuk delegatie dat bij aanneming hiervan aan bur gemeester en wethouders wordt gegeven. Wij dachten dat de zaak van het benoemen van functionarissen door de raad en het delegeren van desbetreffende be voegdheden van de raad aan het college misschien eens ten principale moet worden besproken, maar niet ad hoe bij de onderhavige aangelegenheid zou dienen te worden gewijzigd. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik moet u zeg gen dat ik het jammer vind, dat deze discussie moet worden gevoerd. Ik zou nu toch ook nog even van mijn kant de verschillende vergaderingen de revue wil len laten passeren. Wij hebben inderdaad op 11 januari jl. gesproken over de onderhavige aangelegenheid. Er was toen een voorstel van het college. Ik moet hierbij toch wel stel len dat het desbetreffende ontwerp-besluit daarbij ter inzage heeft gelegen. Het is natuurlijk altijd jammer als bepaalde leden door de een of andere oorzaak het ontwerp-besluit niet gelezen hebben. Ik zal dan ook de volgende keer eventueel vragen of men alle stukken heeft gezien. Maar wanneer wij gaan discussiëren over een bepaalde zaak, ga ik ervan uit dat de desbetreffen de stukken gelezen zijn. Op 11 januari jl. ging het in de commissie financiën en grondbedrijf over een voorstelletje van het college waarbij hetzelfde ontwerp-besluit lag als het vanavond ter tafel liggende ontwerp-besluit. Wij hebben er toen over gediscussieerd waarom wij vinden dat op dit mo ment beter een andere functionaris dan de directeur gemeentewerken de functie van directeur grondbedrijf zou kunnen hebben. In het oorspronkelijke voorstel stond duidelijk, dat wij er op dit moment over denken de dagelijkse leiding van de desbetreffende werkzaam heden op te dragen aan de functionaris die reeds uit anderen hoofde belast is met het coördineren, in casu de gemeentesecretaris. Volgens ons is, gelet op het feit dat ook andere directeuren van bedrijven gewoon door het college worden benoemd, daarmede niet in strijd het feit dat wij in het bij het bedoelde voorstel ter in zage gelegde ontwerp-besluit hebben gezet: Het colle ge van burgemeester en wethouders wijst de directeur van het grondbedrijf aan. Op het ogenblik hebben wij de bedoeling om u voor te stellen dat de gemeente secretaris als directeur van het grondbedrijf wordt aangewezen, maar er zou ook een moment kunnen komen, dat wij door een andere indeling van werk of door het aantrekken van functionarissen tot de over tuiging komen, dat de functie in kwestie beter in han den zou kunnen zijn van iemand anders. Vandaar dat wij het heel normaal hebben gevonden dat de direc teur in kwestie wordt aangewezen door burgemeester en wethouders. In dit verband wijs ik erop dat wij ook de directeur van het gasbedrijf, de directeur gemeente werken enz. benoemen. Met betrekking tot het persoonlijke element waarnaar later is verwezen, wijs ik erop dat ik niet heb gespro ken van het spelen op de man. De heer VISSER: Jawel. De VOORZITTER: Ik heb die woorden niet genoemd. Ik heb gezegd dat ik verrast geweest ben over de reac ties bij de behandeling van het voorstel in de raad. Ik was nl. van oordeel dat de commissie financiën en grondbedrijf met het voorstel akkoord ging. Er is wel over gediscussieerd of de betrokken functionaris hoofd dan wel directeur zou moeten heten, maar de commis sie financiën en grondbedrijf is akkoord gegaan met het voorstel en naar mijn overtuiging dus ook met het ontwerp-besluit dat daarbij ter inzage lag. Vandaar mijn verrassing over de in de raadsvergadering van 15 fe bruari jl. gevoerde discussie. Er zijn toen op een gege ven moment ondanks het bestaan van goede verhou dingen in de raad en ondanks de aanwezigheid van bepaalde personen, opmerkingen gemaakt die in zo'n situatie naar mijn mening beter niet kunnen Worden gemaakt. Er is toen nl. onder meer opgemerkt: Stelt u zich voor dat wij de gemeentesecretaris ontslag zou den moeten verlenen; dan zou-het college van burge meester en wethouders hem theoretisch kunnen hand haven als directeur grondbedrijf en dat lijkt toch wel heel vreemd. Daarop heb ik geantwoord, dat wanneer men tot ontslag van de gemeentesecretaris besluit, er toch wel zoveel dingen aan de orde zijn (want mis schien is het drie of vier keer in Nederland vertoond), dat er over handhaving van betrokkene als directeur van het grondbedrijf niet verder behoeft te worden ge sproken. En ik blijf erbij (en het hele college staat er achter), datje dergelijke opmerkingen toch eigenlijk niet maakt in een dergelijke vergadering. Ik meen dat er door die opmerkingen zekere misverstanden of on aangename indrukken zijn gewekt. In ons oorspronkelijke voorstel stond duidelijk dat het onze intentie was de gemeentesecretaris te benoe- 58

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 111