men tot directeur grondbedrijf. Maar in het desbetref fende ontwerp-besluit stond gewoon: Het college van burgemeester en wethouders wijst de directeur grond bedrijf aan. Wij willen dit graag in de beheersverorde- ning hebben staan. Dan hebben wij het over een gang van zaken die overeenkomt met het benoemen van an dere gemeentelijke bedrijfsdirecteuren. De discussie in de raad op 15 februari jl. heeft op het gehele college toch ergens een onaangename indruk gemaakt. Ik was door die discussie helemaal verrast, want ik wist niet beter dan dat iedereen het ontwerp-besluit had gele zen. Ik was werkelijk helemaal niet verdacht op die discussie. Wij hadden in de commissie gesproken over de woorden „hoofd" en „directeur". In ons oorspron kelijke voorstel stond, dat de commissie financiën en grondbedrijf zich heeft afgevraagd of de titel „direc teur" niet te zwaar is, maar dat wij vanwege de uni formiteit de raad toch voorstellen deze titel te gebrui ken. Wij zijn dus duidelijk ingegaan op hetgeen in de commissie aan de orde is geweest. Ik heb in de com missievergadering van februari de woorden „op de man spelen" niet gebruikt. De heer VISSER: Jawel. De VOORZITTER: Ze zijn wel in die vergadering ge vallen, maar ik heb alleen gezegd dat ik bijzonder ver rast was en dat ook degene over wie wij nu eigenlijk praten, op dat moment inderdaad heeft gezegd: Voor mij hoeft het zo helemaal niet. Wij kunnen ons deze opmerking van hem heel goed voorstellen. Ik heb de desbetreffende notulen voor mij liggen. Ik maak ze niet en bemoei mij er verder niet mee, maar er staat duidelijk in, dat wij erover hebben gesproken. Ik lees daarin bijvoorbeeld dat de heer Onderdelinden heeft gezegd, dat de directie van het grondbedrijf een deel functie is en dat er sprake is van de benoeming van een persoon die ook reeds een andere functie heeft, alsme de dat de heer Onderdelinden heeft gevraagd of er dan mogelijk incomptabiliteiten bestaan. Er staat ook, dat wij het erover hebben gehad dat in ons voorstel duidelijk stond, dat wij van plan zijn de gemeente secretaris te benoemen, maar dat wij de raad vragen of wij als burgemeester en wethouders de directeur grond bedrijf mogen benoemen. Ik meen dat het nu niet het moment is om de secre taris te vragen om te antwoorden op de vraag of hij wel of niet directeur van het grondbedrijf wil worden. Dat zal nl. een zaak zijn die door het college met de secretaris zal worden besproken. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! In feite brengt u dingen ter sprake die in de commissie inder daad besproken zijn, maar naar ik denk niet het punt waarover ik heb gesproken, aangezien ik in de commis sie De VOORZITTER: U heeft over de delegatie gespro ken. De heer BOLHUIS: Ik heb over de delegatie gespro ken in de raadsvergadering. U heeft nu gesteld dat ik dat beter niet had kunnen doen. Gezien het verloop van de vergadering betwijfel ik of ik dat achterwege had kunnen laten. Ik heb toen in eerste instantie al leen maar gevraagd om aanhouding van het voorstel. Daarop is er een discussie gevolgd. Toen moest ik dui delijker worden. Ik heb toen ook getracht over te brengen, dat wij niet spreken over een persoon, maar spreken over een functionaris. Daarbij heb ik gezegd dat de hele moeilijkheid van de delegatie zou worden omzeild als de verordening zou blijven zoals ze is, met dien verstande, dat de woorden „directeur ge meentewerken" worden vervangen door: gemeente secretaris. Ik zeg nu nogmaals dat u op dit punt niet ingaat. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik persoonlijk vind eerlijk gezegd deze discussie niet prettig. Er is, zoals de heer Bolhuis heeft gesteld, duidelijk wel gesproken over het spelen op de man. Maar u heeft ook duidelijk de procedure uiteengezet die de vorige keer met de fractievoorzitters is afgesproken, nl. be treffende het vormen van commissies die elk een voor stel voorbereiden. De eerlijkheid gebiedt mij ook te zeggen dat u op een gegeven moment misschien wel wat emotioneel aan de gang was, zodanig dat wij dachten dat u inderdaad te veel op de man speelde, terwijl dat beslist niet onze bedoeling was. Ik heb toen een correctie aangebracht door te zeggen, dat wij duidelijk over de functie en niet over personen spraken. Ik meen overigens dat alle leden van de commissie financiën en grondbedrijf menen dat wij in de commissie niet over een bepaalde persoon, maar over een bepaalde functie hebben ge sproken. Ik persoonlijk kan akkoord gaan met het voorstel. De heer ONDERDELINDEN: Mevrouw de voorzitter! Ook ik kan akkoord gaan met het voorstel, met dien verstande, dat het vanzelfsprekend mag worden ge acht, dat er altijd beraad plaats vindt wanneer er spra ke is van de aanwijzing van een ander dan de functio naris over wie wij het nu hebben. De VOORZITTER: Dames en heren! Ik zou om te beginnen nader willen ingaan op hetgeen de heer On derdelinden naar voren heeft gebracht. Wij spreken in ons voorstel over de gemeentesecretaris. Bij ons voor stel hebben wij een ontwerp-besluit gevoegd waarin staat, dat de directeur van het grondbedrijf wordt aangewezen door burgemeester en wethouders. Ik zou willen zeggen dat het vanzelfsprekend is dat als wij een andere functionaris willen aanwijzen, er, zoals vroeger dikwijls is gebeurd, overleg wordt gepleegd met de fractievoorzitters en/of door de fractievoor zitters aangewezenen. Het spijt mij dat de heer Bolhuis en ik op dit moment niet zo erg nader tot elkaar komen. Ik meen dat ik in eerste instantie wel heb gezegd waarom wij de voor gestelde delegatie wensen. Het gaat in dezen om een delegatie die ook ten aanzien van alle andere gemeente lijke bedrijfsdirecteuren geldt. Wij hebben duidelijk gezegd, dat wij ons op dit moment voorstellen de ge meentesecretaris tot directeur van het grondbedrijf te benoemen, maar dat er best eens een moment zou kun nen komen dat wij terzake een andere visie krijgen en dat wij er dan graag over zullen overleggen wie de functie in kwestie zou moeten vervullen. Het lijkt mij het beste dat er nu hoofdelijk wordt ge stemd. De heer VISSER: Als u een vergelijking met directeu ren van andere bedrijven trekt, volhoudt dat u het doet zoals u het nu doet en ons dus niet een voor dracht van meer personen voorlegt, zijn wij tegen het voorstel. De VOORZITTER: Wij moeten twee dingen goed uit elkaar houden, dames en heren. Wij stellen u nu voor te besluiten, dat de directeur van het grondbedrijf wordt benoemd door burgemeester en wethouders. U

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 112