niet op 14 juni 1978, ook niet in gesprekken tussen
14 juni 1978 en 1 januari 1979. De heer Van Poppe-
len heeft terecht opgemerkt, dat een pachtcontract
zoals wij dat met de heer Peters hebben gesloten, op
het gebied van de landbouw gebruikelijk is. Maar als
zo iemand iets kan vatten dat uitsluitend in het voor
deel van zijn eigen onroerend goed is, waar vele men
sen in Soest natuurlijk naar verlangen, dan is het na
tuurlijk heel logisch, dat hij alles vat wat hij krijgen
kan. Het betreft hier eigenlijk een symptoom. Wij zijn
goedgeefs. Het college heeft op een gegeven moment
iets gegeven. Nu zien wij, dat dat wordt gebruikt als
een argument om alles te krijgen. Ik heb in deze raad
toen ik nog niet achter de collegetafel zat een aantal
malen gezegd, dat een welgelegen strookje grond bij
een tuin vaak heel veel waard is. Ook in het onderha
vige geval zou de vergroting van de waarde van het on
roerend goed in zijn totaliteit een groot veelvoud zijn
van de prijs van het strookje grond in kwestie. Make
laars kunnen heel goed uitleggen wat in een geval als
het onderhavige een strookje grond extra waard is. Ik
geef de betrokkene geen ongelijk dat hij er zijn
uiterste best voor doet en al zijn kwaliteiten aanwendt
om via het verkrijgen van een strookje grond wat te
verdienen, maar ik mag hem niet op grond van zijn
welbespraaktheid en zijn volhouden een voorrecht ge
ven ten opzichte van andere inwoners van de gemeen
te Soest.
Er is inderdaad een aantal jaren overleg met de heer
Peters geweest en in dat kader is er door een ambte
naar inderdaad gezegd: Er is een kans. In het advies
van dezelfde ambtenaar aan het college staat, dat er is
gezegd, dat na onderzoek eens zou worden bekeken
of er misschien iets zou overschieten. Aldus heeft be
trokkene enig perspectief gehad. Maar een gesprek
met een ambtenaar mag geen basis van beleid in deze
gemeente zijn.
Wij hebben in dezen van de kant van het college één
keer het woord „vooralsnog" gebruikt. Als dat het
houvast zou moeten zijn voor een verkoop, zou ik
dat geen goed beleid vinden.
De zaak waarop punt 11 (67) van de agenda voor deze
vergadering betrekking heeft, is van een geheel andere
orde dan de onderhavige. Daarbij gaat het erom dat
de betrokkene het stukje grond in kwestie per se no
dig heeft. Hij heeft het niet nodig om uit zijn auto te
kunnen stappen. Wij kunnen allemaal uitstappen. Ook
de heer Peters. In het nog altijd in ontwikkeling zijnde
plan Overhees moeten wij eerst afwachten of iedereen
aan weerszijden wil kunnen uitstappen. Ik persoonlijk
kan maar aan één kant uitstappen. Dat komt in onze
gemeente heel veel voor.
Ten aanzien van hetgeen de heer Goote heeft gezegd
over het algemeen belang moet ik zeggen dat er inder
daad niet een uitvoerig verslag is. De heer Peters heeft
het perceel in kwestie van 14 juni 1978 tot 1 januari
1979 in pacht gekregen. In dat verband is duidelijk en
steeds opnieuw gezegd: Jongen, let op, het is bijna
1 januari en dan zal het afgelopen wezen. Dat heeft hij
ook tijdig gehoord. En inderdaad heeft hij tijdig een
brief in de bus gekregen (het wil in deze gemeente niet
altijd lukken dat wij tijdig zijn met brieven) waarin
stond: 1 januari is het schluss. De heer Peters heeft
het keer op keer te horen gekregen, maar hij blijft vol
houden. Ook na de brief van december 1978 is hij te
ruggekomen. Dat wordt dan wel overleg genoemd,
maar het is eenzijdig volhouden. Wij noemden dit
vroeger vechten tegen de bierkaai. Ik noem het geen
overleg. De heer Jonker sprak terzake van voorge
schiedenis. Ik vind dat geen argument om tot verkoop
over te gaan ondanks het algemeen belang dat in dezen
een rol speelt.
Het algemeen belang, dat weliswaar niet in een rapport
is samengevat, maar wel vastligt in een brief van het
college, betreft het parkeren. Ik persoonlijk ben eind
vorig jaar samen met de wethouder van verkeerszaken
eens per bus van Tensen op de betrokken plek gaan
kijken. Ik heb toen gezien dat de bus in de Van der
Weijdenstraat nauwelijks kan draaien. De chauffeur
heeft mij toen een aantal plekken aangewezen waar
hij, met name op zondagmorgen, altijd moeite heeft
om met de bus door de Van der Weijdenstraat te ko
men doordat er auto's geparkeerd staan. De bus
chauffeur moet op zondagmorgen Soester inwoners
uit hun bed bellen om het voor elkaar te krijgen, dat
hij met de bus kan komen waar hij wezen moet.
Het parkeerveldje dat wij op het oog hebben en dat
ten algemenen nutte moet strekken, zal onvoldoende
zijn om alle auto's op te vangen die nu in de Van der
Weijdenstraat in de weg staan. Ik hoop echter dat het
wel een bijdrage zal leveren ten algemenen nutte, zo
wel wat het parkeren betreft als wat het openbaar ver
voer betreft.
De heer JONKER: Mevrouw de voorzitter! Ik zou,
gehoord zijn welbespraaktheid, het advies van de wet
houder van ruimtelijke ordening dat je de welbe-
spraakten niet hun zin moet geven toch wel letterlijk
willen opvolgen. Het is duidelijk dat ik mijn amende
ment handhaaf.
Gehoord het antwoord van de wethouder, moet ik
zeggen dat de zaak toch wel een beetje op een presti-
geslag lijkt.
Het niet verkopen van een strookje grond ter breed
te van 1 a 2 meter aan de heer Peters betekent nog
twee auto's meer in de bocht van de Van der Weij
denstraat, dus kennelijk nog meer problemen voor de
bus om er doorheen te komen. Dat is toch ook niet
de bedoeling van de wethouder.
Ik meen dat er inhoudelijk nauwelijks iets is toege
voegd aan de argumentatie zoals die al in de concept
antwoordbrief en andere stukken te vinden was. Ik
zie geen overwegingen van algemeen belang die zich
verzetten tegen de door mij voorgestelde verkoop.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter!
Wat moet ik nu op zo'n welbespraakt antwoord van
de wethouder zeggen?
De VOORZITTER: U merkt hoe inspirerend de ruim
te werkt waarin wij nu aan het vergaderen zijn.
De heer VAN POPPELEN: Ja, wat dat betreft zitten
wij in een goed huis.
Ik ben niet van plan nog uitvoerig op de zaak in te
gaan. Wat het pachtcontract betreft, is de vergelijking
gewoon waanzin. Je gaat geen heesters planten op ba
sis van een pachtcontract voor een jaar. Als je grond
verpacht aan iemand die daarop heesters wil planten,
ligt daarin opgesloten, dat de pacht voor meerdere ja
ren geldt.
Er is geen enkel steekhoudend verkeerstechnisch argu
ment aangevoerd. Van zo'n argument zou sprake kun
nen zijn als het gehele perceel in kwestie aan de heer
Peters werd verkocht. Er zou geen sprake van zijn als
hem een strook ter breedte van 1 meter werd ver
kocht. Te dien aanzien heb ik van de wethouder in
het geheel geen argumenten gehoord.