(De heer Oldenboom verlaat, te 21.34 uur, de verga dering). Blijkens de desbetreffende, inmiddels door de raad goedgekeurde notulen is in de raadsvergadering van 5 september door de voorzitter van het C.D.A. gezegd: „Onderzocht dient te worden in welke commissies naast de bos- en culturele commissie en op welke wij ze burgers kunnen worden opgenomen." Ik stel de raad thans voor dienovereenkomstig te be sluiten, om aan Soest duidelijk te maken, dat wij hier afspraken hebben gemaakt die gehonoreerd moeten worden en opdat wij vanavond duidelijk kunnen mer ken welke partijen zich niet aan de bedoelde afspraak houden en welke partijen zich er wel aan houden. Mevrouw ALLARJD-KNOL: Mijnheer de voorzitter! Wij zijn het eens met hetgeen de heer Visser net heeft gezegd. Het voorstel zoals het nu voor ons ligt om de burgers in de commissie culturele zaken te handhaven en deze commissie nog uit te breiden met raadsleden vinden wij prima. Wij zijn het echter volstrekt oneens met de stelling dat dit alleen tot de commissie culture le zaken moet worden beperkt. Ik vraag mij dan af waarom deze commissie een uitzondering op de regel is. Het college zegt dat er van een uitzondering sprake is vanwege de bijzondere taakstelling van deze com missie. ik zou graag vernemen wat het college onder bijzondere taakstelling van deze commissie ten op zichte van de taakstellingen van andere commissies verstaat. Mevrouw KORTHU1S-ELION: Mijnheer de voorzit ter! Het voorstel is besproken in onder andere de com missie algemene bestuurszaken. Daar zijn wij ermede akkoord gegaan, dat er vijf raadsleden zitting zullen hebben in de commissie culturele zaken, te meer daar door het aanwezig zijn van zes burgers in deze com missie de burgers de overhand houden. Het heeft ons dan ook zeer verbaasd, dat nu in het voorstel staat: „tenminste 5 raadsleden". Ik verzoek om schrapping van het woord „tenminste", omdat het niet is afge sproken. Als het „tenminste" zou worden gehand haafd, zouden er naar mijn mening ook „tenminste" zes burgers in de commissie moeten worden opgeno men, want ik zou de verhouding waarbij de burgers in deze commissie in de meerderheid zijn wel graag ge handhaafd zien. Ik wil protest aantekenen tegen de aantijging van de heer Visser dat afspraken binnen de raad niet gehono reerd zijn. Er is integendeel wel onderzocht en dat heeft uitgemond in een nota die is behandeld in de commissie algemene bestuurszaken. Het kan zijn dat de heer Visser het niet eens is met wat de uitslag van het onderzoek is geweest, maar dat is een andere kwes tie. Naar aanleiding van hetgeen mevrouw Allard naar vo ren heeft gebracht wil ik benadrukken, dat met betrek king tot de commissie culturele zaken voor onze frac tie een overwegend extra in vergelijking met de ande re commissies is, dat juist in de commissie culturele zaken niet steeds een klaar of bijna klaar pakje op ta fel wordt gelegd, maar juist veelal de initiatieven uit gaan van de burgers en wat dat betreft het werk in de ze commissie een ander accent heeft dan het werk in de andere commissies. De heer GOOTE: Mijnheer de voorzitter! Ik heb in de krant gezien dat de heer Visser kennelijk heeft ge zegd dat de drie grote partijen een afspraak schenden. Ik voel mij daardoor aangesproken en beschouw het als een aantijging. Het in het voorstel van de heer Vis ser bedoelde onderzoek is geschied, het heeft geresul teerd in een nota, er zijn standpunten uit voortge vloeid en een en ander is besproken in de commissie algemene bestuurszaken. Dat de heer Visser het met het meerderheidsbesluit niet eens is, soit, maar dat betekent nog niet dat er van schending van een af spraak sprake is. Ik vind dan ook dat de aantijging vol strekt onterecht is. Het lijkt langzamerhand alsof het zitting hebben van burgers in commissies een doel op zich zelf is gewor den. Dit proef ik zowel bij D'66 als bij Progressief Soest, die het als het ware doen voorkomen dat alle zegen van boven komt als er maar burgers in commis sies zitten. De heer VISSER: Alle zegen komt van onder af als je burgers in commissies opneemt. De heer GOOTE: Goed. Akkoord. Het verandert niets aan de strekking van mijn opmerking, mijnheer de voorzitter. Waar het om gaat is: hoe kun je een stuk bestuur democratiseren, hoe kun je de burgerij in haar algemeenheid beter bij het bestuur betrekken? Wanneer je dit als doelstelling hebt, is het in een commissie be trekken van een of twee burgers die geen enkele verant woordelijkheid hebben af te leggen tegenover wie dan ook, voor ons niet de juiste wijze om het achterliggen de doel te bereiken. Dat is in a nutshell de strekking van ons verhaal. En dan daarom vinden wij het ook niet noodzakelijk, zelfs helemaal niet gewenst, dat burgers in commissies zitting hebben. Wel vinden wij het uiterst noodzakelijk dat er wordt voortgegaan met de inmiddels geïntroduceerde vorm van spreekrecht. Het voorstel van het college verbaast ons enigszins (ik heb dit ook in de commissie algemene bestuurszaken tot uitdrukking gebracht), omdat het ook mij niet zo goed duidelijk is wat het verschil is tussen de structuur van de commissie culturele zaken en die van de andere commissies. Je zou dus het standpunt zoals ik het net heb vertolkt, moeten doortrekken. Dat doen wij dan ook. De situatie zou volgens ons ideaal zijn wanneer we een uit raadsleden bestaande commissie van advies en bij stand hadden die zich met name over het cultuurbeleid buigt en daarnaast een soort sociaal-culturele raad had den die adviserende taken heeft op het stuk van de cultuur en die daarnaast beheerstaken heeft. Dat is naar ons gevoel eigenlijk het beste perspectief. Die situatie zal naar ons gevoel echter pas mogelijk zijn wanneer op een bepaald moment de hele welzijnsplan ning beter uit de grondverf is gekomen dan op het ogenblik nog het geval is, waarbij dan rekening zij te houden met de kaderwet die komende is. Op dit mo ment gaan wij, ons standpunt voor de lange termijn handhavende, akkoord met de overgangsregeling waarover het thans gaat, maar wij willen dan wel, dat er over een of twee jaar wordt gediscussieerd over de gedachte om ook wat de cultuur betreft over te gaan tot het vormen van een gewone commissie ex ar tikel 12 der gemeentewet en van een sociaal-culturele raad. De heer BOLHUIS: Mijnheer de voorzitter! Ook wij achten het belangrijk burgers bij het bestuur te betrek ken. Dat wordt soms ten onrechte participatie ge noemd, alsof wij de bevoegdheid van de raad zouden uitschakelen en alsof de burgers dan ook een beslis singsbevoegdheid zouden krijgen. Laten wij duidelijk zijn: als wij zeggen dat wij burgers bij het bestuur wil len betrekken, behoeft dat niet te betekenen, dat de burgers het dan ook voor het zeggen krijgen. Ik krijg wel eens de indruk dat het van andere zijde wel zo wordt gezien. Wij denken evenwel aan allerlei vormen

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 158