Ik vind dat de raad die uitspraak zou moeten doen op
het moment waarop duidelijk is wat de gevolgen zijn
van de inspraakprocedure die nu tot een eind is geko
men en hoe de raad zich voorstelt verder te handelen
met de aanbevelingen die nu ook door het AWOS zijn
gemaakt. De raad zal het welzij nsplan binnenkort ont
vangen en dan is het in de naaste toekomst misschien
de tijd om eens heel afgewogen na te gaan wat de bes
te manier is om het sociaal-culturele werk van een
goed adviescollege te voorzien. Maar ik denk dat er
toch echt nog een tijd goed en behoorlijk zal kunnen
worden gewerkt met de commissie culturele zaken zo
als die na aanneming van ons voorstel zal zijn.
De heer VISSER: Mijnheer de voorzitter! Het onder
zoek waarover zoeven door so mmige woordvoerders
is gesproken en dat in de commissie algemene be
stuurszaken is besproken, gold de zin dat er onder
zocht dient te worden of er in commissies wel burgers
moeten worden opgenomen, maar hetgeen ik heb ge
citeerd uit notulen is niet of wij het zullen onderzoe
ken - het is nl. al zo vaak onderzocht en in een hele
boel gemeenten is gebleken dat het goed werkt; en
ook wat de commissie culturele zaken in Soest betreft
blijkt, dat de burgers daar helemaal niet kunnen wor
den gemist - maar dat onderzocht dient te worden in
welke commissies burgers kunnen worden opgenomen.
Dat was ook de intentie van de afspraken die wij des
tijds hebben gemaakt en die de fractievoorzitter van
het C.D.A. dan ook prima heeft begrepen. Zij heeft
op haar eigen manier misschien de woordkeuze gewij
zigd, maar de intentie was destijds om toch te onder
zoeken in welke commissies naast de bos- en culture
le commissie burgers zouden kunnen worden opgeno
men en niet of wij het wel zouden doen. Wij handha
ven dus ons voorstel.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Mijnheer de voorzitter!
Het college kan mij niet overtuigen met zijn argumen
tatie omtrent de bijzondere taakstelling van de com
missie culturele zaken.
Met betrekking tot het argument dat ze het vijfjaar
lang al zo goed doen denk ik: Als men andere com
missies ook die gelegenheid geeft, doen zij het wellicht
ook goed.
In artikel 61 van de gemeentewet staat dat de ge
meenteraad bevoegd is om commissies in te stellen en
daaraan bevoegdheden te geven. De gemeenteraad kan
daarmede vrij ver gaan. Het ligt dus helemaal aan de
gemeenteraad welke bevoegdheden hij wil geven. De
van de kant van het college gehanteerde argumenten
slaan nergens op.
In het voorstel staat onder meer:
„Wel achten wij het van belang dat naast een zestal
burgers ook alle in de raad vertegenwoordigde fracties
in de commissie kunnen participeren, zodat de besluit
vorming door een zo breed mogelijk democratisch ka
der gedragen wordt."
Hiermede ben ik het volstrekt eens. Zo is het inder
daad. Maar waarom dan niet voor alle andere commis
sies?
Mevrouw KORTHUIS-ELION: Mijnheer de voorzit
ter! Ik wil alleen nog onderstrepen dat wij inderdaad
de commissie culturele zaken op den duur graag tot
een culturele raad uitgebouwd zouden zien. Dit is ook
al vaker gezegd. Wij hebben zelfs ook in ons verkie
zingsprogramma staan, dat onderzocht moet worden
of deze commissie kan uitgroeien tot een culturele
raad. Ook in de toelichting bij de indertijd in de raad
vastgestelde verordening staat, dat er sprake was van
een exeperimentele vorm en dat wij hoopten dat er tot
een uitbouw zou worden gekomen. Op dit ogenblik
menen wij dat de tijd daar nog niet rijp voor is. Wij
hopen wel dat er in de loop van deze zittingsperiode
van de raad wat meer zicht op komt. Wij betwijfelen
of het een sociaal-culturele raad zal worden, want wij
menen dat zo'n orgaan een zo wijd orgaan wordt dat
je er nauwelijks meer praktisch in zou kunnen werken.
Maar goed, dat is nog in nevelen gehuld. Wij hopen
echter wel dat et tegen het einde van deze raadsperio
de duidelijkheid zal zijn, zodat er in dezen wat con
cretere beslissingen zullen kunnen worden genomen.
De heer GOOTE: Mijnheer de voorzitter! Ik heb goe
de nota genomen van het feit dat door de wethouder
is gezegd dat te zijner tijd zal worden bekeken of er
tot een sociaal-culturele raad of iets dergelijks zal
moeten worden gekomen. Wanneer dat zal gebeuren
moeten wij maar eens met elkaar bespreken. Of er
dan tot een culturele raad, een sociaal-culturele raad
dan wel een ander orgaan moet worden gekomen,
dus de vraag hoe breed je het desbetreffende terrein
afbakent is iets dat naar ik meen nu niet aan de orde
is. Maar dat te zijner tijd wordt bekeken of wij tot een
culturele raad of iets dergelijks moeten komen is voor
ons toch wel het perspectief en eigenlijk ook een
voorwaarde waaronder wij toch akkoord kunnen gaan
met de onderhavige, voor ons toch wat inconsequente
zaak, waardoor wij zeggen: In deze commissie wel
burgers en in de andere commissies geen burgers.
Aan het adres van de heer Visser zou ik willen zeggen:
Wie lezen kan, leze, maar het vierde woord van de af
spraak is: „of". De eerste vier woorden daarvan zijn
nl.: „Onderzocht zal worden of'. Het ,,of' houdt
naar ik dacht juist de voorwaardelijkheid in. Dit is
onze interpretatie ervan en die wordt volstrekt ge
dekt door de tekst. En hiermede is althans wat mij
betreft niet de behoefte aanwezig om op deze
schriftlezerij ver der in te gaan.
W ethouder mevrouw VAN STIPHOUT-CROONEN-
BERG: Mijnheer de voorzitter! Terecht heeft me
vrouw Allard gezegd dat de raad de mogelijkheden
heeft om commissies ex artikel 61 der gemeentewet
de invulling te geven die hij belieft. Maar dan moet
ik toch - en dit moet mevrouw Allard als democraat
toch begrijpen - weer verwijzen naar de raadsvergade
ring van 5 september 1978, waarin de meerderheid
van de raad een besluit heeft genomen. Aan dat be
sluit heeft het college uitvoering gegeven en het resul
taat daarvan is nu aan de raad voorgelegd. Het is dan
niet aan het college om met een ander voorstel te ko
men. Als de meerderheid van de raad iets anders zou
willen, zou de meerderheid van de raad dat moeten
vertellen.
Mevrouw ALLARD-KNOL: Ik ben niet tegen het
voorstel als zodanig. Ik ben er alleen maar blij mee,
dat het zitting hebben van burgers in de commissie
culturele zaken gehandhaafd blijft. Wij zeggen: Liever
dit dan helemaal niets. Wij ageren alleen maar tegen
het sowieso niet opnemen van burgers in commissies.
De VOORZITTER: Dames en heren! De heer Visser
is met een voorstel gekomen dat mijns inziens niet
thuishoort bij het onderhavige agendapunt, luidende
als volgt:
„Voorstel tot wijziging van de Verordening, regelen
de de taak, samenstelling en werkwijze van de commis
sie culturele zaken".
Hetgeen de heer Visser in stemming wil brengen is:
„Onderzocht dient te worden in welke commissies