De VOORZITTER: Neen. De heer GOOTE: Die indruk maakt het althans. In elk geval kan ik als raadslid nog niet goed de conse quenties ervan overzien als wij dit staande de vergade ring zouden doen. In dit geval zou een tussenvoorstel mogelijk zijn dat de wethouder dit eens even in de commissie bepraat en dan de volgende maand of over twee maanden met dat voorstel komt. Als het college dit staande de vergadering wil doorzetten, ben ik ge neigd om overeenkomstig mijn oorspronkelijke stand punt mee te gaan met het voorstel van de commissie voor de beroepschriften tot het verlenen van de ge vraagde vergunning. De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit ter! De intentie van het voorstel van de wethouder komt overeen met hetgeen door de commissie voor de beroepschriften naar voren is gebracht. Het betreft hier een gebouw waaraan de naam „zomerhuisje" is gegeven (ik persoonlijk zou er in dit land geen zomer in willen doorbrengen), doch dat op dit moment wordt gebruikt als garage en berging; het ligt vol met spulletjes en er staat een auto achter onder een deel van het huisje. Ik hoop dat de raadsleden die vanavond over de zaak beslissen, ter plekke zijn gaan kijken. Als zij dat niet hebben gedaan, zou ik hun aanraden dat achteraf alsnog te gaan doen. Het zou nergens op lij ken, het zou pure waanzin zijn als wij het voorstel om de gevraagde bouwvergunning te verlenen zouden af wijzen. Wij hebben het over een perceel grond waarop een de laatste tijd redelijk gerenoveerd huis staat en waar geen berging bij is anders dan vanouds een oud landelijk stookhuis van 2x3 meter waar vroeger het fornuis in stond. Misschien gaat dat stookhuis nog wel weg, want het zou best eens in de weg kunnen blijken te staan. Nu wil de heer Renes het eerder be doelde zomerhuisje, dat wordt gebruikt als garage/ber ging, vernieuwen tot een redelijke, normale garage van normale afmetingen, waarop in mijn ogen elke woning volledig recht heeft. Dat recht laten wij ook gelden, aangezien wij het in de bestemmingsplannen opnemen wanneer wij aangeven wat er bij elk woonhuis behoort. Welnu, bij het onderhavige woonhuis behoort hetzelf de. Ik zou tenslotte een opmerking willen maken die met de aan de orde zijnde zaak helemaal niets heeft te ma ken. Het betreft hier het bestemmingsplan Landelijk Gebied. Misschien zouden wij de heer Renes kunnen verzoeken zijn perceel, waar nogal wat oudere auto's staan, wat op te knappen, waardoor een wat redelijker gedachte aan het bestemmingsplan Landelijk Gebied zou worden gegeven. De VOORZITTER: Ik denk, dames en heren, dat de heer Menne hierop wil antwoorden met de exacte ma ten voor zich. Dan zal blijken dat wij niet meer spre ken over 48 m2 met de andere bijgebouwen, want wij hebben het over 7 x 8 is 56 m2 en dus niet over een normale garage. Wethouder MENNE: Mevrouw de voorzitter! Wat hier gevraagd wordt is in feite een nieuw bijgebouw van ruim 52 m2. Wij hebben de richtlijn dat als de totali teit van het onbebouwde gedeelte van het perceel het toelaat, er maximaal 2 x 24 is 48 m2 berging/gara ge gerealiseerd mag worden. Het college vindt dat een woning recht heeft op een berging/garage, maar dan wel met een totale oppervlakte van maximaal 48 m2 a 50 m2. De VOORZITTER: In dit geval is het achterstuk van het huis een bijgebouw. Verder is er een klein gebouw tje van ongeveer 6 m2. Als dat kleine gebouwtje ver dwijnt, zou er naar de mening van het college door de heer Renes wellicht een nieuwe aanvraag kunnen wor den gedaan om een garage met een oppervlakte van 24 m2. Dat is het exacte voorstel, omdat er al een be paald percentage aan bijgebouwen staat en de nu ge vraagde garage met een oppervlakte van 56 m2 toch in elk geval de normen van normale garages ook echt overschrijdt. De heer VAN LOGTENSTEIN: U heeft natuurlijk ge deeltelijk wel gelijk, mevrouw de voorzitter. Aan de andere kant is het zo, dat wij het in dit geval over ge deeltelijk vernieuwen hebben. Het grondoppervlak van de huidige bijgebouwen bedraagt nu eenmaal 52 m2 en dat is de reden waarom men die oppervlakte als uitgangspunt heeft gekozen. Welnu, in alle andere gevallen waarin wij uitgaan van de vorm en het grond plan van een bijgebouw en over gedeeltelijke ver nieuwing praten, gaan wij uit van hetzelfde grondplan. Dat is in dit stuk ook aangehouden, hetzelfde grond plan en De VOORZITTER: Neen, dat is niet waar. De heer VAN LOGTENSTEIN: Wat is niet waar? De VOORZITTER: Wat u nu zegt is gewoon niet waar. Wij moeten uitgaan van de oorspronkelijke be stemming, ongeacht of iemand het wel of niet als berging gebruikt. Op de foto's kun je zien wat het ge weest is. Het is nooit gebouwd als garage. U kunt na tuurlijk niet volhouden, dat het hier een gedeeltelijke vernieuwing betreft. Er zijn twee dingen, nl. de ge deeltelijke vernieuwing en de bestemming. Als iemand op het onderhavige bouwsel een kap gaat zetten, er garagedeuren in gaat maken en er zijramen in gaat maken, kan geen zinnig mens zeggen dat het hier een gedeeltelijke vernieuwing betreft. Dit is het eerste punt. Het tweede punt is dan datje zegt: Je kunt een zomerhuis niet zo maar veranderen in een garage, want dat is een bestemmingswijziging. De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Ik heb het idee dat wij nog een hele tijd kunnen dis cussiëren over het onderhavige punt. Wethouder Men ne heeft een voorstel gedaan. Ik ben het er met de heren Goote en Ebbers over eens, dat wij toch wel even de consequenties moeten kunnen overzien van wat hier nu aldus ineens losjes in de vergadering wordt gebracht en dat wij toch wel moeten weten of het in derdaad gerealiseerd kan worden. Het voorstel lijkt mij overigens zeer goed, want wij moeten geen subjec tief beleid voeren, maar totale richtlijnen hebben. Zou het nu niet verstandig zijn als het voorstel dat wethouder Menne in de discussie heeft gebracht, in de commissie ruimtelijke ordening werd besproken met de bedoeling dat wordt getoetst of het voorgestelde mag en als het voorstel van de commissie voor de beroep schriften nu werd aangehouden? De VOORZITTER: In de commissie ruimtelijke orde ning? De heer VAN POPPELEN: Hoeft dat niet? De VOORZITTER: Neen. De heer VAN POPPELEN: Dan zijn we makkelijk klaar. Laten we het voorstel dan maar gewoon aanhou den tot de volgende keer, opdat kan worden nagegaan wat wel kan en wat niet kan, zodat we er tenminste een lijn in hebben zitten. Wethouder MENNE: Deze zaak is nu alleen vanwege het beroep in de raad gekomen. Normaal komen zulke 128

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 181