vinden, zullen wij indien het college dit middel niet opneemt, hierover een motie indienen. De VOORZITTER: Ik moet u eerlijk zeggen, dames en heren, dat ik het leven hier soms echt moeilijk vind. De raad heeft, naar ik meen drie maanden geleden, nadat u van ons een notitie gekregen had in overgrote meerderheid besloten geen burgers in commissies op te nemen. Natuurlijk kan niemand een raadslid het recht ontzeggen om daarover op dit moment een mo tie in te dienen, maar ik kan u wel voorspellen wat de uitslag van de stemming over zo'n motie zal zijn. Ik kan, gegeven het feit dat wij in de afgelopen drie maanden niet iets hebben beleefd waardoor ik nu het vermoeden zou kunnen hebben dat iedereen thans burgers in de commissies wil hebben, mij nl. niet voorstellen, dat de m otie van mevrouw Allard enige kans van slagen maakt. Mevrouw ALLARD-KNOL: Er is in januari inderdaad een besluit over genomen, mevrouw de voorzitter, maar wij waren daar pertinent tegen, evenals Progres sief Soest. Wij vinden het deelnemen van burgers/niet- raadsleden aan het werk van de vaste commissies van advies en bijstand essentieel. Wij zullen dan ook elke gelegenheid aangrijpen om het te bevorderen. Dat doen wij thans met name omdat het hier nu over be leid gaat. U kunt het van ons blijven verwachten. De VOORZITTER: Dat is uitstekend. U heeft alle rechten. U mag de motie bij dezen indienen en ik wil haar ook best op dit moment in stemming brengen, tenzij u haar eerst nog wilt adstrueren. Mevrouw ALLARD-KNOL: Ik zou de motie nu graag laten ronddelen en willen voorlezen. De VOORZITTER: U hoeft haar niet eerst rond te delen. Als u haar even voorleest en dan aan mij geeft, zijn wij klaar. De heer VISSER: Het is toch wel leuk als men de tekst voor zich heeft, mevrouw de voorzitter. Dan kan men zien hoe in de motie eigenlijk alle partijen in deze raad worden geconfronteerd met hun eigen verkiezingsprogrogramma. De VOORZITTER: Ik vind het prima. De heer VISSER: Mevrouw Allard heeft gelijk met haar opmerking dat het nu gaat over een beleid voor vier jaar. De VOORZITTER: Ik vind het best dat de motie nu wordt rondgedeeld, mevrouw Allard. Ik wist niet dat de service zo ver ging dat u al 27 exemplaren heeft. Mevrouw ALLARD-KNOL dient hierna, mede namens de heren Jonker, Gerth en Visser, de volgende motie in: „De Raad van de gemeente Soest in vergadering bij een op donderdag 16 augustus '79. Overwegende: - dat in de Beleidsnota 1979 onder sektor I, Alge meen Beheer, punt 1 Bestuurlijke aangelegenheden, mede gelet op de subdoelstellingen 1.10.02, 1.10.03 en 1.10.04, een belangrijk middel c.q. activiteit ont breekt om deze doelstellingen te kunnen verwezenlij ken, te weten, de mogelijkheid die de wet ook de ge meente Soest sedert 9 juli 1964 biedt, om burgers niet- raadsleden aan commissies van advies en bijstand deel te laten nemen; dat vrijwel alle politieke partijen hier in de Raad aan wezig in hun verkiezingsprogramma van 1978 een pas sage hebben gewijd aan het doen deelnemen van niet- raadsleden aan voornoemde commissies; citaten; C.D.A. De burgers moeten zoveel mogelijk kunnen bijdragen aan het bestuur van hun gemeente. Even tueel niet-raadsleden opnemen in door de raad inge stelde commissies. V.V.D. Als een der éérste taken van de nieuwe raad moet worden onderzocht bij welke commissies nog meerburgers/niet-raadsleden betrokken kunnen wor den. P.S. De vertegenwoordigende democratie lijdt nog te veel aan het euvel dat er over de burger heen beslist wordt. Dit kan men voorkomen door de burgers te la ten meebeslissen. Participatiedemocratie. D'66 Het is gewenst meer gebruik te maken van de in de gemeentewet geopende mogelijkheid niet-raads leden in commissies op te nemen ex art. 61 gemeen tewet. Verzoekt het college; aan de activiteiten- en middelen kant bij doelstelling 1.10, blz. 6 van de Beleidsnota 1979 toe te voegen: ,het doen deelnemen van burgers niet-raadsleden aan het werk van de vaste commissies van advies en bij stand' en gaat over tot de orde van de dag." De heer GOOTE: Mevrouw de voorzitter! Het zal dui delijk zijn, dat wij ons standpunt handhaven zoals wij het in het verleden hebben uitgesproken. Ik heb er geen behoefte aan dat weer uitgebreid uit de doeken te doen. Ik heb de indruk dat wij anders, om in schaaktermen te spreken, in herhaling van zetten ver vallen of in een herdersmatje trappen. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Dit is een punt dat al eens aan de orde is geweest. Toen heb ik opgemerkt, dat als in het C.D.A.- programma staat, dat eventueel niet-raadsleden worden opgenomen in door de raad ingestelde commissies, dat niet hetzelfde be hoeft te betekenen als het opnemen van niet-raadsle den in het werk van de vaste commissies van advies en bijstand. Ik maak D'66 erop attent dat als in haar programma staat dat zij de mogelijkheid wil openen om niet-raadsleden op te nemen in commissies ex arti kel 61 van de gemeentewet, zij het over andere com missies dan de commissies van advies en bijstand heeft. Mevrouw ALLARD-KNOL: Dat is helemaal juist, mijnheer Bolhuis. Artikel 62 spreekt over commissies van advies en bij stand en in ons programma spreken wij inderdaad over artikel 61, omdat hier vaak wordt gesproken over artikel 61. Maar wij bedoelen daar evengoed artikel 62 mee. De heer BOLHUIS: Dat is nu net precies het verschil. De heer OLDENBOOM: Zegt u dan meteen wat u be doelt. De heer ONDERDELINDEN: De V.V.D.-fractie heeft geen behoefte aan herkauwen, mevrouw de voorzit ter. Wij willen wel opmerken dat het onderzoek dat de V.V.D. van de nieuwe raad heeft gevraagd, op bevredi gende wijze heeft plaats gehad. De motie wordt in stemming gebracht en verworpen met 19 tegen 6 stemmen. Tegen stemmen de leden: Ebbers, mevrouw Greef- horst-Van Overdam, mevrouw Van Stiphout-Croonen- berg, Stam, Van den Brakel, Van Poppelen, Olden- boom, mevrouw Korthuis-Elion, mevrouw Blommers- Biezeno, Menne, Goote, mevrouw Van Gelder-Corne- lissen, Verheus, Beijen, Bolhuis, Van Logtenstein, Storimans, Onderdelinden en Plomp. 153

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 206