Nr. 11 Soest, 10 december 1979. NOTULEN van het verhandelde in de openbare vergadering van de raad der gemeente Soest op maandag 10 december 1979 te 19.30 uur. VOORZITTER de burgemeester, mevrouw mr. J.M. Corver-van Haaften. SECRETARIS de heer mr. J.M. Kruitwagen. Tegenwoordig de leden: mevrouw J. Allard-Knol, W.A. Blaauw, G. Beijen, mevrouw A. Blommers-Biezeno, A. Bolhuis, J.J. van den Brakel, J.J. Ebbers, mevrouw J.W.D.P. van Gelder-Cornelissen, H. Gerth, H.J. Goote, me vrouw J. Greefhorst-Van Overdam, D. Hoekstra, H.M. Jon ker, mevrouw E. Korthuis-Elion, R.A. van Logtenstein, J.L. Menne, J.G. Nuijten, G.H. Oldenboom, A. Onderde- linden, G.A.W.G.A. Plomp, J.R. van Poppelen, G. Stam, P.L.J.M. Storimans, mevrouw M.F. van Stiphout-Croonen- berg, mevrouw A.D. Tomassen-Holsheimer, C. Verheus en J. Visser. De VOORZITTER opent de vergadering en stelt aan de orde: 198. Algemene beschouwingen met betrekking tot de begroting takken van dienst en der gemeente voor het jaar 1980. Mevrouw GREEFHORST-VAN OVERDAM: Me vrouw de voorzitter! In deze algemene beschouwin gen bij de begroting 1980 bepalen wij ons tot de hoofdlijn. In de achter ons liggende maanden, bij de vaststelling van het welzijns- en beleidsplan en in no vember bij de prioriteitenstelling hebben wij duide lijk onze CDA-visie weergegeven. Onontbeerlijk voor de verwezenlijking van alle plan nen is een goed financieel beleid. Het is mede hier door dat wij ons tot de financiële kant bepalen. Door deze raad zijn de eerste stappen gezet op de weg naar integrale planning. Uitdrukkelijk zeg ik „de eerste stappen", want planning is een voortgaand pro ces. Telkens zal ons beleidsplan moeten worden ge toetst aan de dynamische ontwikkeling die onze maatschappij kenmerkt. Daarom zal, zoals afgespro ken, elk jaar in het voorjaar een heroverweging en een aanpassing van het plan plaatsvinden. Daarbij mag ik u herinneren aan hetgeen u verleden jaar terecht hebt gezegd: Beleidsplanning is een zaak van lange adem en beleidsplanning is iets dat met vallen en opstaan moet worden geleerd. Als hest gewenste beleid is en wordt opgenomen in het beleidsplan, zijn wij er nog niet. Wij komen dan aan het punt van de uitvoering van het beleidsplan. Hoe kunnen en zullen, in de tijd en financieel gezien, onze plannen worden uitgevoerd? De uitvoering van het beleidsplan wordt immers, financieel en in de tijd gezien, bepaald door de financiële en personele mogelijkheden van de gemeente. Die financiële moge lijkheden en onmogelijkheden komen tot uitdruk king in de gemeentebegroting. Daarom is het noodza kelijk dat bij beleidsplanning een meerjarenbegroting wordt gevoegd, die inzicht geeft in de financiële mo gelijkheden van een planning die eenmaal ingezet niet alleen gevolgen heeft voor een periode van twaalf maanden, maar voor een reeks van jaren. Een meerja renbegroting ook die de financiële grenzen zal aange ven. Het is nu eenmaal een feit dat de beschikbare middelen beperkt zijn en dat de gemeentelijke wensen vele zijn. Wij zien daarom de toegezegde meerjaren begroting met grote belangstelling tegemoet. Wij ver wachten een ontwerp hiertoe op korte termijn, om dat deze behoort bij onze beleidsplanning. Betekent dit nu dat de jaarlijkse begroting aan waarde heeft ingeboet? In zeker opzicht is dat het geval. Anderzijds is en blijft de gemeentebegroting belang rijk, omdat zij - en dat niet alleen voor 1980 - financië le mogelijkheden aangeeft, bepaalt waaraan wij in de komende twaalf maanden onze inkomsten zullen be steden en tevens, omdat door de begroting aan burge meester en wethouders opdracht wordt gegeven bin nen die grenzen de voorgestelde uitgaven te doen. Met andere woorden: Hiermee wordt een beleid voor de korte periode van een jaar vastgesteld. Maar dat niet alleen. De voorliggende begroting heeft niet alleen tot doel vast te stellen welke uitgaven voor 1980 zullen worden gedaan, maar ook - niet minder - de raad in zicht te geven in de financiële situatie en in de om vang van de kosten van de gemeentelijke huishouding. Dat brengt mij ook op het punt van de financiële situa tie van de gemeente, daarom van zoveel belang omdat planning, realistisch gezien, niet zinvol kan geschieden los van de financiële mogelijkheden van de gemeente. Welke financiële mogelijkheden hebben wij nu? Als ik begin aan de inkomstenzijde, moet ik allereerst con stateren dat de invloed van de gemeente op de om vang van die inkomsten gering is. Immers, het leeuwenaandeel van onze inkomsten wordt gevormd door de rijksuitkeringen - doeluitkeringen politie, on derwijs e.d. - en uit het gemeentefonds. Over deze uitkeringen kunnen wij, gezien de economische situa tie waarin ons land - en niet alleen ons land - verkeert, niet optimistisch zijn. Integendeel, wij zullen uit rea liteitszin er rekening mee moeten houden dat er de eerstvolgende jaren geen sprake zal kunnen zijn van een méér dan met het prijspeil gestegen verhoging van deze inkomsten. Als wij daarbij bedenken dat de spe cifieke uitkeringen voor politie en voor onderwijs in onze gemeente niet kostendekkend zijn en er dus voor deze doeleinden beslag wordt gelegd op een deel van de algemene middelen, is dat een reden te meer om over onze inkomstenkant bepaald niet optimis tisch te zijn. Ook onze eigen inkomsten, uit belastin gen en rechten, kunnen niet onbeperkt worden ver hoogd. Hier ligt onzes inziens de grens bij het gestegen prijspeil; meer kan niet. Wij moeten dus vaststellen dat de rek eruit is, dat de ruimte aan de inkomstenkant ontbreekt. Als wij er kennen dat aan onze inkomstenkant in de huidige si tuatie praktisch de grens is bereikt, zullen wij moeten zien of aan de uitgavenkant ruimte zit, dan wel of daar ruimte kan worden gecreëerd voor nieuw beleid. Wij hebben een groot aantal beleidsvoornemens in ons beleidsprogram als noodzakelijk bestempeld. Hoe vin den wij hiervoor de financiële ruimte, als de in komstenkant niet zal stijgen? Dan zullen wij toch ruimte moeten vinden aan de uitgavenkant. Daarom ook heeft onze fractie verleden jaar al gepleit voor de zogenaamde budgetmethode, waarbij in eerste instan tie slechts 97% van de uitgaven van het vorige jaar wordt toegewezen om langs die weg 3% droog te hou den voor nieuw beleid. Het college heeft bij deze be groting een eerste stap in deze richting gezet, maar nog niet het gewenste resultaat bereikt. Dat is niet onbegrijpelijk. Een begroting zoals die voor ons ligt, gaat immers uit van een bestaand pakket. Het krachtigste en meest overtuigende argument om voor een bepaald doel uit gaven te doen, is voor velen - ook in de ambtelijke sfeer - gelegen in de omstandigheid dat hiervoor ook in de voorgaande jaren uitgaven zijn gedaan. Nieuwe uitgaven moeten op die manier altijd uit nieuwe mid delen komen. Maar als die nieuwe middelen ontbre ken? Moeten wij dan alles maar bij het oude laten, of 257

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 318