trekken wij dan de conclusie dat aan doorlichting van het bestaande, aan een herziening van het huidige uit- gavenpakket, niet kan worden ontkomen? Wij pleiten voor het scheppen van ruimte voor nieuw beleid. Met het oog daarop zal het college onzes inziens de doorlich ting van „lopende posten" als een vast element in de be grotingsprocedure moeten inbouwen. Als dat niet ge- gebeurt of als dat niets oplevert, zullen wij binnen de kortste keren geen enkele prioriteitenlijst, met financië le gevolgen, meer behoeven vast te stellen, omdat dan geen enkele speling in ons budget meer aanwezig zal blijken te zijn. Men versta ons goed. Wij zijn er niet op uit, ons huidige voorzieningenpeil aan te tasten; wij zijn geen bezuini gingsmaniakken. Maar wij pleiten voor een financieel beleid, dat het mogelijk maakt ruimte te scheppen voor nieuwe, meer eigentijdse taken en voorzieningen, een ruimte die nodig is, wil er iets van ons beleidsplan te recht komen. Natuurlijk - dat weten wij ook wel - ont moet het college weerstanden als opdracht wordt gege ven om lopende posten door te lichten. Dat mag echter geen vrijbrief zijn om dit achterwege te laten. De vraag of altijd wel de nodige efficiency wordt betracht, of het nodige kostenbesef wel aanwezig is, moet telkens weer worden gesteld, niet om overschotten te kweken, maar om de kosten van andere noodzakelijke voorzieningen te kunnen financieren. In dit verband is ook de kredietbewaking een belangrijke zaak. Met belangstelling zien wij het toegezegde ont werp hiervoor tegemoet. Sprekende over de financiële positie van de gemeente en erkennende dat er aan de inkomstenkant een financiële grens is, zullen wij onze ogen evenmin mogen sluiten voor het feit dat voor verschillende onderdelen van de gemeentelijke huishouding belangrijke stijgingen van de uitgaven vallen te verwachten. Ik denk hierbij niet alleen aan de reinigingsdienst, maar meer aan uitgaven op het gehele terrein van de milieuhygiëne. Een aantal wetten verplicht de gemeenten tot het intensiveren van reeds bestaande taken of het aanpakken van geheel nieuwe ta ken, bijvoorbeeld ingevolge de wet geluidhinder, de wet verontreiniging oppervlaktewater, de afvalstoffenwet, de wet chemische afvalstoffen en de hinderwet. Op die ter reinen valt derhalve een belangrijke toeneming van de uitgaven van de gemeente te verwachten. Ook deze stij ging van onze uitgaven zal moeten worden opgevangen. Deze stijging van onze uitgaven zal, in de naaste toe komst, onze keuzemogelijkheden bij nieuwe activiteiten nog verder beperken. Een reden te meer, menen wij, om te pleiten voor doorlichting van de bestaande uitgaven. Voor het voeren van een goed financieel beleid is een helder inzicht noodzakelijk in de financiële positie van onze gemeente. Wat zijn de financiële mogelijkheden en onmogelijkheden, hoe staan wij er eigenlijk bij? Hebben wij een goed inzicht bij deze begroting gekregen van de financiële ruimte die er is of die er zal komen? Het zal u uit deze vragen duidelijk zijn, dat wij geneigd zijn vraag tekens te zetten. Met deze vragen zijn wij er echter nog niet; er zijn nog meer vraagtekens te plaatsen. Zo moeten wij bijvoorbeeld een vraagteken zetten bij de uitkomsten van de gemeenterekening over 1977. De cijfers van deze rekening zijn ons nog niet ter voorlopige vaststelling aangeboden. Wij hebben begrip voor de reden hiervoor; deze is gelegen in het persoonlijke personele vlak. Maar toch moeten wij - evenals het vorige jaar - er op blijven aandringen dat de jaarrekeningen snel worden aangeboden, dit zowel uit een controle-oogpunt als voor een zo goed mogelijke raming van de uitgaven voor volgende jaren. Wij weten, nu de rekening 1977 ons nog 258 niet heeft bereikt, ook niet of uit dien hoofde onttrek king aan de saldireserve heeft plaats gevonden, dan wel een toevoeging aan deze reserve. Wij zouden graag we ten tot hoe hoog deze saldireserve nu is opgelopen. Een vraagteken zetten wij ook bij de begroting van het grondbedrijf. Uit de begroting van dat bedrijf, zo als ons aangeboden, blijkt dat rentebijschrijving plaats vindt op gronden waarvan het de vraag is of ze wel in de toekomst in waarde zullen stijgen. Deze rentebij schrijving zou reëel zijn indien de bewuste gronden op korte termijn, tegen tenminste de kostprijs, van de hand zouden worden gedaan. Als de grond onbebouwd blijft, is van waardestijging van deze grond geen sprake en behoort rentebijschrijving dus achterwege te blijven. Hoe langer hiermee wordt doorgegaan, des te groter het verlies zal worden dat bij een taxatie van de waarde zal blijken. Het gaat hier om zeer belangrijke bijdragen, dus om een belangrijke financiële kwestie die verstrek kende financiële gevolgen kan hebben. Wij kunnen hiermee niet zo doorgaan. Bovendien wordt bij voort gaande rentebijschrijving op de woningen uit het oog verloren, dat ook aan de waardestijging van deze wo ningen uit de complexen een einde komt, zodat ook aan deze rentebijschrijving een einde is. Het antwoord op de vraag „Tot hoe ver kan men blij ven doorgaan met deze rentebijschrijving?" zullen wij moeten weten voor 1981. Anders zal straks in de toe komst blijken dat wij besluiten hebben genomen die op grond van ontbrekende informatie over onze eigen lijke financiële positie niet hadden moeten worden ge nomen. Met nadruk merken wij hierbij op dat de toe komstige bestemming van deze gronden niet uit finan cieel, maar uit planologisch oogpunt bezien dient te worden. Ook daarom is het noodzakelijk dat hierover op korte termijn klaarheid wordt verkregen. Anders dreigt het gevaar dat niet de planologie, maar de ge- meentefinanciën het ruimtelijke beleid in onze ge meente gaan bepalen. De vraag kan worden gesteld of het gerechtvaardigd is - bij het ontbreken van inzicht omtrent de taxatie waarde van deze gronden en woningen - de voorliggen de begroting van het grondbedrijf te aanvaarden. Kan het college ons hierover nader inzicht verschaffen en kan het ons de zekerheid geven dat op korte termijn - bijvoorbeeld binnen een halfjaar - ons voorstellen zullen bereiken omtrent deze rentebijschrijving en het geen daarmee samenhangt? Als wij op langere termijn, via het geregeld bijstellen van onze planning en via de meerjarenbegroting, ons bestuurlijk handelen beter vorm willen geven, zullen wij op dit punt eerst vol strekte duidelijkheid moeten hebben gekregen. In deze beschouwing hebben wij ons bepaald tot de financiële kant van de voorliggende begroting. Eén be langrijk punt dient nog te worden toegevoegd. Onze gemeente kent een aantal knelpunten op het gebied van de ruimtelijke ordening. Het probleem van de wo ning-nood in de gemeente Soest is dermate groot dat wij het in deze algemene beschouwingen aan moeten roeren. Er zijn ongeveer 2.000 woningzoekenden. Overhees 2, tweede fase, komt het eerst aan bod. Laat men zich niet te veel laten afleiden door andere problemen, laat het gehele college zich hiervoor inzet ten. Het is niet zo dat de procedures geheel buiten on ze invloedssfeer liggen. Bij de hoofdstuksgewijze be handeling van deze begroting komen wij op dit punt en andere onderdelen nog nader terug. Ik wil mijn betoog niet beëindigen, mevrouw de voor zitter, zonder te memoreren dat dit de laatste keer zal zijn dat wij een begroting behandelen onder uw

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 319