Eigendomweg wat wordt „opgepept" en om het fiets- verkeer desnoods apart te bekijken. Dat wordt nu dan ook gedaan. Mevrouw Allard en ik hebben elkaar mijns inziens wel goed begrepen. Wat de heer Nuijten betreft, moet ik toch zeggen dat hij een vorige keer zijn kans enigszins heeft gemist. In een vorige vergadering heb ik over dit onderwerp ge sproken en ook de heer Ebbers heeft dat gedaan, maar de heer Nuijten was toen min of meer afwezig. Het verwonderde mij toen al dat hij daarop toen niet meer terugkwam. Ik heb mij toen even terughoudend opgesteld als ik nu heb gedaan en ik wil er best nog eens in de commissie nader over spreken, maar het is wel enorm gevaarlijk om te handelen zoals de heer Nuijten nu voorstelt. Dat betekent dat wij in augustus publiekelijk bekend maken welke wegen er het vol gendejaar onderhanden zullen worden genomen, ter wijl wij dan in maart - na de winterperiode - misschien weer voor een groot deel zouden moeten terugkrabbe len. Overigens hangt dit punt ook samen met de norm stelling, waarover mevrouw Allard heeft gesproken. De heer NUIJTEN: Een aantal vergaderingen terug was ik zeker niet min of meer geestelijk afwezig toen de heer Ebbers zijn opmerkingen maakte. Ik ben er verder niet meer op ingegaan omdat ik de indruk had dat het college, door het aanvaarden van het amende ment, in feite ervoor zorgde dat de interventie van de heer Ebbers kwam als mosterd na de maaltijd. De begroting van het bedrijf gemeentewerken wordt zonder hoofdelijke stemming voorlopig vastgesteld. Het grondbedrijf. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! In het overzicht van de tijdens de behandeling van de begro ting en de bedrijfsbegrotingen door de raadscommis sies gestelde vragen komt ook een vraag voor inzake de rentebijschrijving op de gronden. Ik moet consta teren dat de beantwoording van deze vraag wat opti mistischer van toon is dan u zoëven bij de algemene beschouwingen was. Immers, in de schriftelijke beant woording staat dat door de rentebijschrijving de boek waarde van deze gronden jaarlijks hoger wordt en dat de kans dat zij nog eens rendabel kunnen worden geëxploiteerd, kleiner wordt. Dat klinkt wat vriende lijker dan uw toonzetting zojuist bij de algemene be schouwingen, toen u sprak over een ongezellig avond je dat de raad tegemoet zou kunnen zien. Nu, ik ben het volstrekt met u eens; dat zeer ongezellige avondje komt er zeker aan. Dat wordt veroorzaakt doordat rentebijschrijving plaats vindt op gronden waarvan het de vraag is of deze in de toekomst nog in waarde zul len stijgen. U hebt nu gezegd dat eerst de vraag moet worden beantwoord, welke gronden wel en welke gronden niet in de toekomst in waarde zullen stijgen. Op zichzelf hebt u daar gelijk in, maar voor een goed inzicht in de financiële positie van de gemeente en dus ook in die van het grondbedrijf is het toch wel bijzonder noodzakelijk dat wij op korte termijn weten waar wij aan toe zijn. Wij hebben in de algemene be schouwingen erop willen aandringen dat wij dit inzicht inderdaad op korte termijn krijgen. In dit verband vraag ik mij af of het wellicht mogelijk is, alvast die complexen eruit te lichten waarvan dui delijk is dat die gronden in ieder geval niet zullen worden bebouwd en ten aanzien daarvan alvast met een voorstel te komen over eventuele bevriezing van rentebijschrijving voor een aantal jaren, of eventueel uit het grondbedrijf lichten en overbrengen naar de al gemene dienst, zonder dat daarmee de algemene dienst wordt bezwaard. Mevrouw ALLARD-KNOL: Mevrouw de voorzitter! Ik sluit mij graag aan bij de vraag van de heer Bolhuis om op korte termijn met een voorstel hierover te ko men. Mede gezien het voornemen om een meeijarenbe- groting op te stellen is het van het allergrootste belang dat wij zo snel mogelijk de financiële consequenties van deze operatie kennen. Nu kunnen wij die conse quenties niet overzien. Wel weten wij dat deze com plexen, waarbij wij weten dat de indertijd gedachte be stemming niet zal worden gerealiseerd, ons per maand een dikke f. 100.000,- aan rente kosten. Die rente wordt voor een deel ten laste van de algemene dienst gebracht en voor een deel bijgeboekt op de boekwaar de. Dit begint zo langzamerhand een uiterst kwalijke zaak te worden. Naar mijn mening is de operatie grondbedrijf nu hét financiële knelpunt van Soest. Ik vraag u graag, mevrouw de voorzitter, om verlos sende woorden te spreken en aan te geven hoe wij dit gaan aanpakken. De VOORZITTER: Dames en heren! Wij komen bij na in een herhaling van de algemene beschouwingen terecht, waarbij al erop is gewezen dat wij eerst zullen moeten nagaan welke gronden nog wel en welke niet meer in waarde zullen kunnen stijgen. De heer Bol huis en mevrouw Allard hebben erop aangedrongen dat hierover op korte termijn inzicht wordt verschaft, maar wij moeten dan toch echt eerst bezien, wat wij planologisch aan moeten of aan kunnen met de ver schillende gronden. Ik ben het wel ermee eens dat wij alvast enige complexen eruit zouden kunnen lichten waarvan gesteld kan worden dat er 100% zekerheid bestaat dat die nooit bebouwd zullen worden voor enig doel. Die gronden zouden wij dan alvast kunnen verkopen en hetgeen wij dan tekort komen vergele ken bij de boekwaarde, zullen wij dan moeten over brengen naar de algemene dienst. Ik heb daarbij niet goed begrepen van de heer Bolhuis hoe hij die opera tie zou willen verrichten zónder de algemene dienst daarmee te b elasten. Wij zullen dus toch eerst de planologische visie op de verschillende gronden moeten hebben. Voor een aan tal gronden zal die visie niet zo moeilijk te geven zijn, maar voor een aantal andere gronden wél. Ik ben het echter ermee eens dat een en ander zo spoedig moge lijk moet gebeuren en wij zijn het er kennelijk ook over eens - behalve dan wellicht de heer Onderdelin- den - dat het dan geen vrolijk avondje zal worden. Ik durf geen termijn op dit punt te noemen. De heer BOLHUIS: Mevrouw de voorzitter! Hoe lan ger nog doorgegaan wordt met bijschrijven van rente op gronden die in de toekomst zullen moeten worden afgestoten, des te hoger wordt de onwerkelijke boek waarde en des te ongezelliger wordt het avondje dat u ons in het vooruitzicht hebt gesteld. De VOORZITTER: Dat is zeker juist. De heer BOLHUIS: Ik blijf daarom wat bevreesd als steeds weer wordt gezegd dat geen termijn kan worden genoemd. U hebt ook gevraagd hoe ik deze operatie zou willen verrichten zonder de algemene dienst daarmee te be zwaren. Daarvoor zijn er verschillende mogelijkheden die ik overigens niet verder wil uitwerken, omdat de uitwerking van de kant van het college moet komen en niet kan worden verwacht van een eenvoudig raads- 273

Historische kranten - Archief Eemland

Notulen Raad Soest | 1979 | | pagina 334