zonder overleg met het AWOS, dit een aantasting van
de geloofwaardigheid van het gemeentebestuur van
Soest betekent. Uit de inspraakprocedure die het
AWOS heeft gevolgd, is gebleken hoe gelukkig de ge
meente was met vooral het hoofdstuk algemeen, waar
bij allerlei zaken werden betrokken, zoals het woon-
milieu, de woning, het verkeer, de speelgelegenheden,
de groenvoorzieningen, de volkstuinen, het openbaar
vervoer en de bewonersorganisaties. Als het gemeente
bestuur dit nu wil terugdraaien, staat dat lijnrecht te
genover bijvoorbeeld de welzijnskrant die destijds is
verschenen en waarin wij hoog van de toren bliezen dat
wij méér wilden doen voor Soest dan het ministerie
voorschreef.
Met het oog hierop dien ik de volgende motie in:
„De Raad van de Gemeente Soest
gelezen het voorstel van het college van B W d.d.
3-12-1979 inzake de Nota Welzijnsplanning
overwegende, dat sedert eind 1973 een ontwikke
ling aan de gang is om te komen tot een integraal
welzijnsbeleid voor de gemeente Soest;
dat in het kader van die ontwikkeling door de raad
in juni 1977 is vastgesteld het Ontwikkelingsplan
Soest 1977, waarin opgenomen - in deel III - de
doelstellingennota's „Laten we welzijn" en „Jeugd-
welzijnsbeleid";
dat vervolgens door het college van B W een in
terdisciplinaire werkgroep - het Algemeen Welzijns-
Overleg Soest - is ingesteld met als opdracht een
concept welzijnsplan op te stellen;
dat op basis van genoemde doelstellingennota's het
AWOS breed was samengesteld;
dat tijdens de inspraakprocedure, door het AWOS
georganiseerd, bleek, dat de meeste reacties vanuit
de bevolking betrekking hadden op het deel „Alge
meen" van het onderdeel „Algemeen/Milieu" van
„Welzijnsplan in wording";
dat tijdens de vergadering van de gemeenteraad op
20-9-1979 door alle fracties en het college van B
W complimenten aan het adres van het AWOS zijn
gemaakt voor het vele en goede werk dat was ver
richt;
dat de ontwikkeling sedert eind 1973 een continu
proces is, welke los staat van de decentralisatiepoli-
tiek van het Ministerie van CRM.;
dat dat decentralisatie van het welzijnsbeleid tot op
heden is ingepast in de Soester ontwikkelingen en
ook in de toekomst ingepast kan blijven;
dat tijdens de raadsvergadering van 15-8-1979 bij
de behandeling van het Beleidsplan is opgemerkt,
dat er een einde moet komen aan het voeren van
een ad hoc-beleid en dat het vast te stellen Beleids
plan, alsmede het vast te stellen Welzijnsplan, daar
toe de aangewezen middelen zijn;
dat het voorstel van het college van B W ten aan
zien van de door de in te stellen commissie welzijns
planning te bestrijken beleidsterreinen derhalve
een inconsequentie bevat;
gelet op de door de raad vastgelegde beleidsuitgangs
punten in Beleids- en W elzijnsplan;
gelezen de brief van het AWOS d.d. 5-12-1979;
verzoekt het college van B W:
het beleidsterrein „Algemeen", zoals omschreven
in Hoofdstuk IV van het onderdeel „Algemeen/
Milieu" van „Welzijnsplan in wording", alsnog
toe te voegen aan de beleidsterreinen waartoe de
nieuwe commissie ex artikel 61 gemeentewet
voor de welzijnsplanning wordt ingesteld."
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! In algemene zin kunnen wij ons wel vinden in de
inhoud van de nota welzijnsplanning. Twee aspecten
willen wij nog graag kort nadere aandacht geven. In de
eerste plaats betreft dat de tekstwijziging die ook ver
vat is in de motie-Visser. De motie is voor mij nu niet
noodzakelijk, omdat deze tekstwijziging ook zonder
aanvaarding van de motie kan worden doorgevoerd.
Het tweede aspect betreft een opmerking op blz. 11
van de nota, waarin staat dat indien beroepskrachten
worden benoemd, zich de situatie voor kan doen dat
zij moeten adviseren over bepaalde zaken waarbij hun
persoonlijke belangen gemoeid zijn. Wij vinden dit ook
een ongewenste situatie en wij bevelen het college dan
ook aan die situatie zoveel mogelijk te vermijden.
Mevrouw BLOMMERS-BIEZENO: Mevrouw de voor
zitter! Ook wij kunnen ons verenigen met deze nota
welzijnsplanning, waarbij wij ervan uitgaan dat de in
de commissie gemaakte opmerkingen nog nader aan
de orde zullen komen bij het maken van de verorde
ning, samen met alle betrokkenen. Het gaat daarbij
vooral over zaken als het tijdstip van vergaderen,waar
door aan een grote openbaarheid tegemoet kan wor
den gekomen, problemen die kunnen ontstaan als men
moet spreken over de eigen persoonlijke belangen, enz.
Die zaken behoren onzes inziens in de op te stellen
verordening te worden geregeld.
In de motie van de heer Visser wordt gesproken over
een brief van het AWOS die onze fractie echter niet
heeft bereikt. Dat is wat vervelend, zeker nu de brief
kennelijk op 5 december jl. is verzonden. Tijdens de
behandeling in de commissie hebben wij begrepen dat
dit punt inderdaad niet in het overleg met het AWOS
aan de orde is gekomen. Ik wacht eerst de reactie van
de andere fracties af, alvorens hierover een mening
kenbaar te maken. Overigens is in de commissie al wel
afgesproken dat er een zeer duidelijke taakafbakening
zal komen tussen de commissies van advies en deze
nieuwe commissie. Het is dus heel wel mogelijk dat wij
tot de conclusie komen dat deze motie overbodig is.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELIS SENMevrouw
de voorzitter! Wij kunnen ons in grote lijnen verenigen
met de inhoud van de nota. In de commissie voor
maatschappelijke dienstverlening heb ik gevraagd naar
de relatie van deze commissie ex artikel 61 met de an
dere commissies. Toegezegd is toen dat dit punt na
der zou worden verduidelijkt in een ter inzage te leg
gen stuk, maar ik heb hierover niets kunnen vinden.
Ik zal er dan ook graag nadere mededelingen over krij
gen.
In de commissie is ook uitvoerig gesproken over de
inhoud van de algemene aspecten van milieu. Wij be
treuren het dat de wijziging is doorgevoerd nadat het
gesprek heeft plaats gevonden met de coördinatie
groep van het AWOS. Ik kan mij nl. van alles voorstel
len bij het begrip „algemene aspecten van het milieu",
zoals bijvoorbeeld het woonmilieu, een zaak die in de
brief van het AWOS aan de leden van de gemeenteraad
ook is genoemd. Ik kan mij ook voorstellen dat hieron
der vallen speelgelegenheden, volkstuinen, enz. Belang
rijk is dus wel wat de invulling zal worden van dit be
grip. Ik wijs er daarbij ook op dat wij wel mee kunnen
voelen met het college dat het probeert, de commissie
niet een tè brede taak te geven. Dat was wel enigszins