over een jaar een beleid is vastgesteld, kan daar ook
niet steeds zo maar doorheen worden „geschoten". In
de toekomst zal er dan ook waarschijnlijk wat minder
vergaderd behoeven te worden door de functionele
commissies, maar dat lijkt mij alleen maar een voor
deel. In hoeverre de relatie precies verandert, is op dit
ogenblik nog niet duidelijk voor ogen te stellen. De af
gelopen twee jaar was er de situatie waarin een groep
bezig was met een inspraakprocedure en met adviezen
kwam. Ook in de toekomst komen er adviezen die de
raad en de raadscommissies, naar ik aanneem, ter harte
zullen nemen, maar het blijven altijd adviezen, niet
méér. De fracties c.q. de commissies of de raad nemen
vervolgens op grond van eigen politieke doelstellingen
de uiteindelijke besluiten. In die zin zal de functie van
de commissies niet veranderen. Het lijkt mij echter
goed om een jaar functioneren van de artikel 61-com-
missies af te wachten en vervolgens concreet na te
gaan op welke wijze de functie van de culturele com
missie is veranderd. Deze commissie hield zich tot nu
toe het meest duidelijk bezig met advisering aan bur
gemeester en wethouders, daarin gesteund door bur
ger-deskundigen in de commissie. Het valt op dit
ogenblik echter niet precies aan te geven, waar veran
deringen zullen komen. Wij moeten eerst maar eens
een jaar werken en daarna nagaan wat er precies is
veranderd en welke conclusies wij daaruit moeten
trekken voor sommige commissies.
Ik kom vervolgens tot de vraag hoe er duidelijkheid
moet komen ten aanzien van de algemene milieuza
ken. Aangezien de raad heeft besloten om een milieu
commissie in het leven te roepen, zal er met deze com
missie overleg moeten worden gepleegd over de taak
afbakening, zodra deze commissie er is. Dit betekent
in ieder geval al wel dat de algemene juridische aspec
ten van de advisering van de milieucommissie en de
commissie ruimtelijke ordening nooit door deze arti
kel 6 1-commissie kunnen worden behandeld. Die za
ken staan dus los van deze artikel 61-commissie, die
zich alleen bezig zal kunnen houden met algemene aan
bevelingen. De expliciete uitwerking van het beleid
op het punt van het milieu c.q. de ruimtelijke orde
ning hoort nl. thuis bij de milieucommissie en de com
missie ruimtelijke ordening. Wij moeten de nieuwe
milieucommissie ook de kans geven, in overleg af te
spreken hoe de taakafbakening precies dient te verlo
pen. De raad kan hierover best ideeën hebben, maar
het zal toch in goed overleg met deze commissie zelf
moeten worden bepaald.
De heer Visser heeft een motie ingediend waaraan wij
geen behoefte hebben. Wij vinden zeer principieel dat
er duidelijkheid moet zijn over de taakvelden en dat
het beleid op het vlak van de ruimtelijke ordening of
op het vlak van de bewonersparticipatie in de woning
bouwcorporatie niet moet worden doorkruist. Men
heeft het recht om op die velden een eigen beleid te
voeren. Bovendien geven wij de artikel 61-commissie
toch de ruimte om een breed welzijnsveld te bestrij
ken; er is zeker geen beperking tot alleen de specifie
ke welzijnsterreinen, want het gaat ook over gezond
heidszorg en algemene milieu-aspecten. De commissie
zal dan ook zeker werk genoeg hebben.
Mevrouw Van Gelder heeft nog gesproken over het
planningschema. Het eerste jaar zal dit een moeilijk
punt zijn. Op de langere duur zal de situatie zo moe
ten zijn dat, wanneer aan het eind van het jaar de arti
kel 61-commissie haar advies uitbrengt, dit in de loop
van de maand januari door het college wordt bespro
ken en dat een pre-advies voor de raad moet vaststel
len. In februari krijgen de raadscommissies een en an
der en in het voorjaar kan de raad het dan meenemen
bij de prioriteitstelling voor het beleidsplan. In die zin
is er mijns inziens zeker sprake van een goed plan
ningschema, waarbij er overigens natuurlijk steeds min
der mogelijkheden zijn om tussendoor nog ad hoc-be-
slissingen te nemen. Dat is echter juist het grote goed
van beleidsplanning.
De heer VISSER: Mevrouw de voorzitter! De wethou
der heeft gesproken over verwarring en onoverzichte
lijkheid. Die woorden worden nu in feite het eerst ge
bruikt in de jarenlange discussie over het welzijnsplan.
Dat is een heel nieuw aspect waarvan ik niet overtuigd
ben en hetzelfde zal waarschijnlijk voor het AWOS
gelden. Ook de opmerkingen over een grote vergaarbak
wijzen wij af, omdat het AWOS zelfheeft ervaren hoe
belangrijk het is om, als men over milieuzaken spreekt
en adviseert, daarbij ook te letten op woonmilieu,
verkeer en allerlei andere zaken. Het AWOS was dan
ook blij dat die zaken waren begrepen in de taakstel
ling, maar het college moest zo nodig deze zaken
schrappen.
Het gaat er ook niet om dat de nieuwe commissie wel
werk genoeg zal hebben, zoals de wethouder zegt. Dat
is een oneigenlijk argument. Natuurlijk zal die com
missie werk genoeg hebben, maar het gaat erom dat
men bij veel zaken niet er omheen kan dat daarbij ook
andere terreinen worden betrokken. Het AWOS wil
dat graag zelf, aan de hand van de ervaringen bij de
maandenlange besprekingen en het opstellen van de
plannen. Het is onzin om dit nu ineens te beperken.
Gesproken is ook over het mogelijk doorkruisen van
het werk van andere commissies, zoals de commissie
culturele zaken, maar datzelfde geldt natuurlijk ook
voor de commissie voor gezondheidszorg. Het is ook
niet relevant om op te merken dat de bewonersorga
nisaties hun eigen platform hebben. Het gaat erom
dat bij het adviseren over bepaalde zaken ook andere
gebieden aan de orde moeten kunnen komen. Boven
dien blijft het een adviescommissie en wat maakt het
dan uit als deze commissie bijvoorbeeld ook over
volkstuinen adviseert? De raad of de commissies be
slissen immers uiteindelijk toch. De nieuwe commis
sie moet echter mijns inziens wel de armslag krijgen die
men zelf zo graag wil bij het doen van haar werk. Wij
handhaven dan ook onze motie.
De heer VAN LOGTENSTEIN: Mevrouw de voorzit
ter! De toelichting van de wethouder is bijzonder re
delijk geweest en wij kunnen ons vinden in het voor
stel. Nadat de milieucommissie en deze nieuwe com
missie enige tijd hebben gefunctioneerd, willen wij de
zaak opnieuw bezien en nagaan of eventueel aanpas
singen nodig zijn.
Mevrouw BLOMMERS-BIEZENO: Mevrouw de voor
zitter! Na de toelichting van de wethouder hebben wij
geen behoefte aan de motie van de heer Visser. Ook wij
menen dat wij eerst enige ervaring moeten opdoen.
Mevrouw VAN GELDER-CORNELISSEN: Mevrouw
de voorzitter! Ik heb van de wethouder begrepen dat
de invulling van het begrip „algemene aspecten van
het milieu" plaats vindt in overleg met de nieuwe com
missie en de commissie voor milieuzaken. Dat wachten
wij dan nu af. Wij zijn in ieder geval voorstanders van
een inperking met name ten aanzien van de terreinen
die ik in eerste instantie heb genoemd, zoals wonen,
verkeer en vervoer en bewonerscommissies. De andere
punten vinden wij randgevallen. Onzes inziens moet er
gepraat kunnen worden over de vraag of die punten al
dan niet onder dat begrip zouden moeten vallen.
315