collega verdwijnt u. Eerder dan wij hebben verwacht en in
ieder geval eerder dan wij met elkaar als collega's hoopten.
Hoewel wij het in politiek opzicht meestal niet zo heel erg
met elkaar eens waren, wij hadden aan mevrouw Corver een
buitengewoon goed collega. Hartelijk, altijd tot gedachten-
wisseling bereid, levendig en alert. Met haar man samen een
stel mensen die wij erg hebben gewaardeerd. Ik ben mij er
echter, mevrouw Corver, van bewust dat zo'n liefdesbetui
ging nauwelijks thuishoort in een openbare vergadering.
Maar de voorzitter van onze kring heeft mij vanmorgen
nog - toen ik naast hem zat op een andere plaats in Den
Haag - bezworen dat ik vandaag toch nog even die dank
zou brengen.
En nu een kleinigheid over Eemland. Vorige week heb ik
tegen u, mevrouw de voorzitter, als voorzitter van het da
gelijks bestuur in onze kleine kring het een en ander gezegd
en daarvan wil ik graag hier in het openbaar iets herhalen.
Mevrouw Corver was lid van ons dagelijks bestuur van Eem
land en zij was voor ons een bijzonder toegewijd lid. Bijna
altijd aanwezig, zij het terecht in heel kritische zin. In dat
betrekkelijk zwakke samenwerkingsverband heeft zij altijd
geprobeerd om dat toch maximaal te gebruiken en dat kan
niet van iedereen worden gezegd. Er zijn in dergelijke sa
menwerkingsverbanden nogal eens mensen die overal be
zwaren in zien. Zij heeft echter steeds geprobeerd om de
betrekkelijk geringe marge die er in dat samenwerkingsver
band zit, steeds maximaal te gebruiken. Zij heeft ook ove
rigens in allerlei gespecialiseerde samenwerkingen (in regio
naal of in wat ruimer verband) volop haar aandeel geleverd;
bij voorbeeld politieschool en B.B. om er enkele te noemen
van de vele waarin zij in de loop der jaren zitting heeft ge
had. Zij had daarin altijd een heel goede inbreng. Mevrouw
Corver was in onze vergaderingen altijd duidelijk aanwezig;
niet op een vervelende of drammerige manier, maar altijd
heel attent en met een heel goede inbreng en zeer ter zake.
Daarvoor zijn wij haar dankbaar.
Mevrouw Corver. Wij hebben elkaar persoonlijk in de vijf
tiger jaren in de Tweede Kamer veel ontmoet en wij hebben
elkaar in deze jaren hier ontmoet. Wij wensen u en uw man
heel veel goede jaren. Wanneer u tijd hebt, ga dan eens terug
naar ons gemeenschappelijke uitgangspunt: De Betuwe, Est
en Opijnen en Tiel; het gebied waaraan wij zulke goede her
inneringen hebben!
(Applaus.)
De VOORZITTER: Mijnheer de commissaris der Koningin,
mijnheer de loco-burgemeester, dames en heren raadsleden,
dames en heren! Er is inderdaad sprake van een buitenge
wone raadsvergadering en vandaar dan ook dat wij ons van
daag op een heel andere wijze in deze Borg hebben opge
steld en vandaar dat wij vandaag vanaf het katheder praten.
Wij zijn vandaag niet in de ons zo langzamerhand zeer ver
trouwde omgeving van het instructielokaal van de brand
weerkazerne, waarin wij altijd vergaderen. Wij zijn hier in
De Borg. De loco-burgemeester heeft gezegd dat De Borg
een echt goede omgeving is voor een passend afscheid, ik
beschouw De Borg - en ik denk dat dat onze vrouwelijke
wethouder, voorzitter van de stichting tot 1 januari aan
staande, goed zal doen - toch als een burg; de vertaling van
burg is stad en zo kun je zeggen, dat het woord burgemees
ter daarvan toch is afgeleid.
Misschien kunt u, leden van de raad, deze vergadering ook
gebruiken om nog eens een test te doen. U hebt deze zaal
reeds eerder getest en die test is niet zo goed uitgevallen,
maar wellicht valt deze test beter uit en vindt u deze omge
ving toch beter dan het instructielokaal van de brandweer
kazerne tot het moment waarop Soest in het bezit is van
een nieuw gemeentehuis. Ik hoop het zelf nog te beleven
dat Soest daarover zal kunnen beschikken. Er is vanmiddag
een lading vriendelijke woorden over mij uitgestort. Natuur
lijk doet dat een mens goed, maar ik blijf mij bewust van
een heleboel tekortkomingen en ik blijf mij bewust van een
heleboel vergissingen. Laat dus niemand bang zijn dat ik
dat zal vergeten.
U, mijnheer de loco-burgemeester, hebt de rij geopend en u
hebt mij, wanneer ik het goed heb begrepen, vergeleken met
een heleboel beesten. U hebt mij vergeleken met bijen die
ijverig zijn en die wel eens prikken. Daardoor is een klein
stukje van die heel vriendelijke woorden weer weggenomen.
Ik heb mij afgevraagd wat wij met al die bijen, postduiven
en sierduiven moeten. In dat verband heb ik aan de eng ge
dacht (de nestor kan ik reeds zeggen, dat ik niet te veel aan
de Eng denk). Wellicht hebben wij nu een heel goede be
stemming voor de Eng, Wij kunnen al die beesten te zamen
brengen op de Eng. Een heleboel bijen zijn er al. Wij zouden
daar natuurlijk prachtige hokken kunnen bouwen voor de
postduiven. Vroeger heb ik in mijn onschuld gedacht dat
duivenhokken heel kleine zaken waren, maar in Soest heb
ik geleerd, dat postduiven in heel grote kastelen (soms 7 m
hoog) verblijven. Ik denk dat vooral de heer Van den Brakel
dit een goed idee zal vinden.
Ik denk dat ik toch maar niet te lang bij de dieren zal stil
staan; ik vond de vergelijking met de postduiven een beetje
té charmant. Ik wil de loco-burgemeester en de gehele raad
bijzonder hartelijk danken voor het feit, dat zij mij de gou
den penning van de gemeente hebben willen toekennen.
Ik vind het bijna te veel eer voor werk dat iemand maar
zeven jaar en zeven maanden in een gemeente heeft gedaan.
Ik ben ook bijzonder blij met het schilderij van Ton Tieland
dat er zo fleurig uitziet. Het zal een goede plaats krijgen in
ons nieuwe tehuis in Zeist.
Mijnheer de nestor van de raad, u hebt gesproken over be
stemmingsplannen, u hebt gesproken over wegen en u hebt
eigenlijk gezegd dat wij nog wat meer touwtjes aan elkaar
moeten knopen. Ik heb ook wel eens nagedacht over be
stemmingsplannen en dan heb ik net als Heine gedacht
"Denk ich an Deutschland in dei Nacht, dann bin ich um
den Schlaf gebracht"; een dood enkele keer heb ik het ge
had, dat ik aan Soest dacht in de nacht en dan verrees die
weg over de Eng. En dan verrezen er vier versies van het
Centrumplan dat niet links mocht liggen, dat niet rechts
mocht liggen, dat niet in het midden mocht liggen, dat niet
boven mocht, dat niet beneden mocht, dat niet gelijkvloers
mocht, dat niet groot mocht zijn, dat niet klein mocht zijn,
dat niet steeds mocht zijn, dat niet dorps mocht zijn, dat
niet klassiek mocht zijn, dat niet modern mocht zijn en dat
er dan uiteindelijk ook niet kwam. Voor mij kwamen er
dan 80.000 Soestenaren op mij af, want ik zag u allemaal
dubbel; zij zeiden op alles neen: dit plan niet, dat plan niet,
het andere plan niet en morgen moet er weer een nieuw
plan op tafel liggen. Ik voel mij, mijnheer de nestor, op
het ogenblik toch geweldig verwant met u, want ik heb het
gevoel dat u er eigenlijk net zo over denkt. Het is niet ge
lukt. Wij hebben nu een heel andere visie op Soest. Ik hoop
dat die visie veel succes zal hebben en ik hoop dat wij de
resultaten daarvan in de toekomst kunnen zien. Ik heb
echter goed begrepen dat ook u, mijneer de nestor, bent
voor verkeer over de weg, verkeer dat niet verstopt is.
Mijnheer de commissaris der Koningin. U hebt heel vriende
lijke woorden aan mij gewijd en u hebt geconstateerd dat
ik vandaag in zekere zin als gevolg van een bepaalde functie
uw superieur ben. Anjerfonds is dan maar een klein Anjer
fonds en het Prins Bernhardfonds is groter (het verheugt
mij zeer dat vertegenwoordigers van het Prins Bernhard
fonds in de zaal aanwezig zijn), maar wanneer de Anjer
fondsen er niet waren, zou het Prins Bernhardfonds niet
kunnen functioneren.
U hebt, mijnheer de commissaris der Koningin, gesproken
over de verschillende politieke organen waarin wij elkaar
260