Gelet op het voiengestelde stel ik voor om in ieder geval
de tweede alinea te schrappen en de vierde alinea te ver
vangen door de volgende tekst:
„In het algemeen gesteld is het weliswaar niet geheel on
gebruikelijk, dat wanneer de vorige particuliere eigenaar
de woning onafgebroken is blijven bewonen, deze als
eerste in de gelegenheid wordt gesteld in voorkomend ge
val de woning te kopen. Niettemin heeft het feit dat een
oplossing moest worden gevonden in een bijzonder geval,
het gemeentebestuur ertoe doen besluiten Uw verzoek,
c.q. dat van Uw vader zijnde de vorige eigenaar, af te wij
zen.
Het zou plezieriger zijn geweest wanneer u, mevrouw de
voorzitter, tegen de heer Wildenburg meteen had gezegd
wat er met het huis aan de hand is. Ik vind het ook onte
recht, dat u in de besloten vergadering van de commissie
voor de financiën en het grondbedrijf een en ander niet
hebt verteld, zodat wij alleen maar wisten wat het colle
ge van plan was met het huis, maar niet dat er ook nog
een mijnheer Wildenburg bestond die het huis best had
willen terugkopen.
De VOORZITTER: Dames en heren! Ik heb langzamer
hand wel gemerkt dat iemand graag mee naar huis neemt
die gevoelens die hij graag mee naar huis wil nemen. In
de brief van de heer Wildenburg wordt eigenlijk min of
meer gesteld dat de burgemeester het een beetje zag zit
ten, dat hij in dat huis zou terugkomen. Ik heb mijn aan
tekening erop nageslagen en daaruit is mij het tegendeel
gebleken. Mij is tijdens dat gesprek gebleken dat de fami
lie Wildenburg de laatste tijd helemaal niet in dat huis
h eeft gewoond. De ouders van de heer Wildenburg heb
ben de woning verlaten en zij zijn een andere kant opge
gaan, De heer Wildenburg jr woont in een ander huis.
Het is dan ook niet zo dat deze familie het huis pas nu
heeft verlaten. De familie heeft het huis jaren geleden
verlaten: de zoon heeft niet zelfstandig in het huis ge
woond.
De vorige particuliere eigenaar heeft de woning niet onaf
gebroken bewoond. De familie Wildenburg heeft het huis
verlaten en zij heeft er niet tot nu toe in gewoond. In het
huis hebben andere mensen gewoond.
De heer VISSER: Maar de familie Wildenburg moest er
uit, omdat de gemeente het huis wilde kopen. Dan moe
ten de bewoners eruit.
De VOORZITTER: In een aantal gevallen heeft de ge
meente het huis van de bewoners gekocht. In sommige ge
vallen is de vorige eigenaar als gebruiker in het huis blij-
v en wonen. Wanneer achteraf blijkt dat de gemeente het
huis niet nodig heeft, is het mogelijk dat de vorige eige
naar - deze bewoont het huis dan nog steeds - het huis te
rugkoopt, Dat is voor wat het perceel Eigendomweg 41
betreft niet het geval, want er wonen inmiddels heel an
dere mensen in dat huis. De vader en moeder van de
heer Wildenburg (de vroegere bewoners) hadden geen
enkele belangstelling voor het huis; de zoon wil uit senti
mentsoverwegingen graag in het huis gaan wonen.
Ik kan de raad garanderen dat ik de heer Wildenburg jr.
vanaf het eerste moment heb gezegd dat ik honorering
van zijn verzoek niet zo erg zag zitten.
Persoonlijk heb ik, hoewel ik het college niet heb kun
nen raadplegen, niet zo verschrikkelijk veel moeite met
de door de heer Visser voorgestelde alternatieve tekst
van de vierde alinea. In dit geval kan niet worden gespro
ken van een vorige particuliere eigenaar die de woning
onafgebroken is blijven bewonen, waardoor hij als eerste
in de gelegenheid moet worden gesteld de woning terug
te kopen.
De heer VISSER: Stel dat de door het college voorgeno
men transactie niet doorgaat. Is het college dan bereid de
heer Wildenburg alsnog als de volgende gegadigde te be
schouwen?
De VOORZITTER: Neen. Wij hebben een heel regiment
gegadigden voor dit huis; de heer Wildenburg zal worden
aangemerkt als één van de gegadigden.
Thans resteert de vraag of wij onze tekst nemen of de
door de heer Visser voorgestelde tekst. De heer Visser
stelt voor om de vierde alinea als volgt te doen luiden:
„In het algemeen gesteld is het weliswaar niet geheel
ongebruikelijk, dat wanneer de vorige particuliere eige
naar de woning onafgebroken is blijven bewonen, deze
als eerste in de gelegenheid wordt gesteld in voorkomend
geval de woning te kopen. Niettemin heeft het feit, dat
een oplossing moest worden gevonden in een bijzonder
geval, het gemeentebestuur ertoe doen besluiten Uw ver
zoek, c.q. dat van Uw vader zijnde de vorige eigenaar, af
te wijzen."
Na herlezing vind ik toch, dat het college niet akkoord
kan gaan met het tweede gedeelte van de door de heer
Visser voorgestelde wijziging. Ik geloof dan ook dat het
beste de door het college voorgestelde tekst kan worden
gehandhaafd. De tweede alinea wordt wel geschrapt.
Met betrekking tot het stuk wordt hierna, met inachtne
ming van de aangebrachte wijziging, besloten overeen
komstig hetgeen daaromtrent door burgemeester en
wethouders is voorgesteld.
j. Brief van 13 november 1978 van de A-kring Utrecht-c
bescherming bevolking, waarbij de begroting van 1977
wordt toegezonden.
Dit stuk wordt aangenomen voor kennisgeving,
k. Brief d d. 27 december 1978 van de Werkgroep Leef
milieu Soest, houdende een kritisch commentaar op de
Verkeers- en Voervoersstudie 1978 van het Samenwer
kingsorgaan Eemland (ing. 29 december 1978).
Dit stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en
wethouders om advies.
1. Brief d.d. 5 januari 1979 van R.N. Westbroek inzake
het beschikbaar stellen van woonruimte na de brand op
2 januari in de woning Burg. Grothestraat 36 (ing. 8 ja
nuari 1979).
De VOORZITTER: Het college merkt hierbij op dat de
heer Westbroek en zijn echtgenote sedert enkele weken
in een gedeelte van het perceel Burg. Grothestraat 36
woonachtig waren. Een woonvergunning hiervoor is niet
gevraagd en dus ook niet verleend. Het huwelijk van be
trokkenen werd op 18 augustus 1978 gesloten; hierbij
werd als toekomstig adres opgegeven Kerkpad N.Z. 69.
De tijd van inschrijving is nog te kort om betrokkene
woonruimte toe te wijzen.
Het college wil de heer Westbroek in vorenbedoelde zin
antwoorden, zodat deze niet nog een maand op antwoord
behoeft te wachten.
Dit stuk wordt gesteld in handen van burgemeester en
wethouders ter afdoening.
De heer VAN POPPELEN: Mevrouw de voorzitter! Nor
maal begint u de eerste vergadering van het jaar altijd met
een nieuwjaarsrede, maar dat is ditmaal niet gebeurd. Wat
is daarvan de reden'
De VOORZITTER: De meeste burgemeesters in Neder
land houden al geen nieuwjaarsrede meer en ik heb beslo
ten om met ingang van heden ook geen nieuwjaarspraatje
meer te houden. Ik kan daarvoor een paar argumenten
aanvoeren. Pas kort geleden hebben wij de begroting be-